Ministerie van Financien

Titel: Belasting van personenauto's en motorrijwielen en



Belasting van personenauto's en motorrijwielen en motorrijtuigenbelasting en motorrijtuigenbelasting. Herstelbeleid

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling

Besluit van 30 januari 2001, nr. CPP2000/1835M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

Bij de toepassing van de Wet op de belasting van personenautos en motorrijwielen 1992 (wet BPM) kunnen zich in de praktijk situaties voordoen, waarbij de vraag kan rijzen of daarin de heffingsgevolgen waarin de wet BPM voorziet, aanstonds in volle omvang moeten intreden. Zoiets kan zich voordoen bij de beoordeling of een auto voldoet aan de inrichtingseisen die de wet BPM en de lagere regelgeving stellen aan een bestelauto en in gevallen waarin een ingezetene van Nederland gebruik van de weg maakt met een niet in Nederland geregistreerde personenauto. Daar de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 met betrekking tot het begrip personenauto aansluit bij de wet BPM, kunnen soortgelijke vragen zich eveneens voordoen ten aanzien van de heffing van deze belasting.

De Belastingdienst heeft in de praktijk met betrekking tot de BPM inmiddels ervaring opgedaan met een handelwijze waarbij genuanceerd werd opgetreden en in bepaalde gevallen eerst een mogelijkheid tot herstel werd geboden. Gezien de opgedane ervaring en het arrest van de Hoge Raad van13 oktober 1999, rolnr. 34.696, waarbij een beslissing om aan belanghebbende geen mogelijkheid tot herstel te bieden werd getoetst aan het gelijkheidsbeginsel, alsmede gelet op de inhoud van het schriftelijk overleg met de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (TK, 1998-1999, 26200 IXB, nr 27) waarin het gebruik door een ingezetene van Nederland van een niet hier te lande geregistreerde personenauto aan de orde was, heb ik het volgende besloten.

Inrichtingseisen

Wanneer een auto niet voldoet aan één of meer van de inrichtingseisen die in artikel 3 van de wet BPM en in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling BPM zijn neergelegd is sprake van een personenauto. Wanneer met een dergelijke auto gebruik wordt gemaakt van de weg is BPM verschuldigd. Op grond hiervan is het mogelijk ter zake een naheffingsaanslag op te leggen indien de belasting niet op aangifte is voldaan. Ik keur goed dat in een dergelijke situatie nog geen naheffingsaanslag wordt opgelegd indien degene op wiens naam het kenteken van de betreffende auto is geregistreerd (verder kentekenhouder) aannemelijk maakt dat hij zich heeft vergist over de juiste uitleg van de voor bestelautos geldende inrichtingseisen.

In dat geval blijft het opleggen van een naheffingsaanslag vooralsnog achterwege en wordt een informatieformulier uitgereikt. Tevens wordt de kentekenhouder daarbij in de gelegenheid gesteld binnen een door de inspecteur te stellen termijn die in beginsel niet langer zal zijn dan twee weken, de geconstateerde afwijking van de inrichtingseisen voor bestelautos op te heffen. Om te verifiëren of de auto in de staat van bestelauto is teruggebracht dient deze op de door de inspecteur daartoe aangewezen tijd en plaats te worden getoond. Indien de auto niet wordt getoond of indien de benodigde aanpassing van de auto niet heeft plaats gevonden, wordt de naheffingsaanslag opgelegd.

Van zich vergissen in de hiervoor bedoelde zin is geen sprake indien een of meer van de inrichtingseisen voor bestelautos afwijkende aanpassingen zijn aangebracht die, gezien de aard en de omvang ervan, tot de conclusie dwingen dat de kentekenhouder bewust van die inrichtingseisen heeft willen afwijken. Van geen belang hierbij is of de gebruiksmogelijkheid van de auto als bestelauto door de aanpassingen al dan niet is verminderd. Voorbeeldsgewijs kan worden gedacht aan het aanbrengen van ramen in de laadruimte waarbij dit op basis van de regelgeving niet is toegestaan in autos waarvan het kentekenbewijs deel 1 is afgegeven na 1 januari 1994, dan wel aan het plaatsen van een achterbank in de laadruimte. Verder kan worden gedacht aan het verplaatsen van de tussenwand of het schot om een comfortabeler zitpositie te bereiken op de bestuurdersplaats.

Indien de kentekenhouder bekend was of bekend behoorde te zijn met de inrichtingseisen voor bestelautos, bijvoorbeeld uit hoofde van zijn functie of de door hem ontplooide activiteiten wordt de naheffingsaanslag aanstonds opgelegd ter zake van de vaststelling van de aanvang van het weggebruik als personenauto.

Buitenlands kenteken

Belastbaar feit voor de BPM is de aanvang van het (feitelijk) gebruik van de weg in Nederland met een niet (in Nederland) geregistreerde personenauto of motorrijwiel door een inwoner van Nederland. Op grond hiervan is het mogelijk ter zake een naheffingsaanslag op te leggen indien de belasting niet is voldaan.

Ik keur goed dat met inachtneming van de hierna te noemen beperkingen ingeval van eerste constatering van het feitelijk gebruik van de weg in Nederland door een inwoner van Nederland met een niet in Nederland geregistreerde personenauto of motorrijwiel aan degene die het voertuig feitelijk tot zijn beschikking heeft niet onmiddellijk een naheffingsaanslag wordt opgelegd maar dat hij in de gelegenheid wordt gesteld de personenauto of het motorrijwiel alsnog in Nederland te registreren en de BPM te voldoen dan wel een vrijstellingsvergunning aan te vragen of het voertuig weer buiten Nederland te brengen. Hiertoe wordt hem een informatieformulier uitgereikt.

Deze goedkeuring is niet van toepassing ten aanzien van degene die het voertuig feitelijk tot zijn beschikking heeft en die uit hoofde van zijn functie of de door hem ontplooide activiteiten of omdat hem eerder een informatieformulier was uitgereikt, bekend was of behoorde te zijn met de toepassing van de wet BPM.

De goedkeuring is evenmin van toepassing ten aanzien van de persoon die beschikt over een BPM-vrijstellingsvergunning en die niet wordt voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden als genoemd in de artikelen 2 en 3 van het Uitvoeringsbesluit BPM.

Als degene aan wie een informatieformulier is uitgereikt wederom met dezelfde niet in Nederland geregistreerde personenauto op de weg wordt aangetroffen en er geen vergunning is gevraagd of de BPM niet is voldaan, wordt alsnog de naheffingsaanslag aan vorenbedoelde persoon opgelegd op grond van het eerder geconstateerde feit.

Motorrijtuigenbelasting

Het bovenstaande geldt mutatis mutandis voor de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, waar deze dezelfde criteria hanteert als de wet BPM.

Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Dit besluit treedt heden in werking. Ten aanzien van openstaande naheffingsaanslagen die betrekking hebben op autos waarbij zijruiten in de laadruimte zijn aangebracht kan (met inachtneming van de lijn uit de uitspraak van het Hof Amsterdam kenmerk P99/03285) de mogelijkheid tot herstel worden aangeboden. Op onherroepelijk vaststaande naheffingsaanslagen wordt, gelet op het bepaalde paragraaf 9 van het Besluit van 25 maart 1991, nr. DB89/735, zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij Besluit van 3 juni 1996, nr. AFZ96/1125M, niet teruggekomen.