Titel: Reactie op het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 1999
De Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 1a
2513 AA Den Haag
Den Haag
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
30 januari 2001
DAR/2001-012M
Onderwerp
Reactie op het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 1999
1. Inleiding
De Commissie voor de Rijksuitgaven heeft op 21 november 2000 het
kabinet verzocht om een reactie op het jaarverslag van de Europese
Rekenkamer over het begrotingsjaar 1999 dat op 14 november 2000 is
gepubliceerd (Publicatieblad EG nummer 2000/C342/01). Mede namens de
Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, doe ik u hierbij deze reactie
van het kabinet toekomen.
In deze brief worden in paragraaf twee de bevindingen van de Europese
Rekenkamer over het begrotingsjaar 1999 in hoofdlijnen uiteengezet.
Voor zover betrekking hebbend op Nederland wordt eveneens ingegaan op
de meer specifieke bevindingen. In paragraaf drie en vier wordt
ingegaan op de maatregelen die de Europese Commissie respectievelijk
het kabinet heeft getroffen om het financieel beheer ten aanzien van
Europese gelden te verbeteren. Tot slot zal in paragraaf vijf kort
worden ingegaan op de dechargeprocedure.
2. Het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 1999
2.1 Inleiding
De Europese Rekenkamer moet krachtens de Verdragen aan het Europees
Parlement en de Raad een verklaring voorleggen waarin de
betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid
van de verrichtingen die aan deze rekeningen ten grondslag liggen,
worden bevestigd. Hiertoe is in het jaarverslag over het
begrotingsjaar 1999 de betrouwbaarheidsverklaring, déclaration
dassurance (DAS), opgenomen. De betrouwbaarheidsverklaring over 1999
is evenals voorgaande jaren negatief. Het foutenpercentage is
verontrustend hoog en van een verbetering ten opzichte van vorig jaar
is naar de mening van de Europese Rekenkamer geen sprake.
De Europese Rekenkamer benadrukt in haar jaarverslag dat niet alleen
verbeteringen in het financieel beheer van de Europese Commissie nodig
zijn om het algehele beheer van communautaire middelen te verbeteren,
maar dat de lidstaten zelf eveneens een belangrijke taak hebben in het
bewerkstelligen van een goed financieel beheer. De geldstromen lopen
immers grotendeels via de lidstaten. Het betreft hier tachtig procent
van de uitgaven van de EU en honderd procent van de ontvangsten van de
EU.
De Europese Rekenkamer oordeelt in de inleiding van het jaarverslag
positief over de hervormingsplannen van de Europese Commissie. De
tekortkomingen waarop de Europese Rekenkamer de afgelopen jaren in
haar verslagen herhaaldelijk heeft gewezen, kunnen mede met behulp van
de plannen worden weggewerkt. Eén van de fundamentele maatregelen
betreft de herziening van het Financieel Reglement, en meer in het
bijzonder de noodzakelijke wijziging van artikel 24 van dit reglement.
Deze wijziging betreft in hoofdlijnen de organisatorische splitsing
van ex-ante en ex-post controles bij de Commissie door de instelling
van een interne auditor. Op de inhoud van deze en andere maatregelen
die de Commissie heeft genomen, wordt in paragraaf drie uitgebreider
ingegaan. De Europese Rekenkamer spoort de Europese Commissie aan deze
voorstellen zo spoedig mogelijk door te voeren. Het
hervormingsprogramma moet voor het grootste deel nog worden
geïmplementeerd. Pas wanneer structuren en procedures zijn opgezet en
daadwerkelijk functioneren, kan worden beoordeeld of de beoogde
verbeteringen in het financieel beheer ook zijn gerealiseerd.
2.2 Uitkomsten van de controle
De Europese Rekenkamer heeft de geconsolideerde rekeningen van de
Europese Gemeenschappen voor het op 31 december 1999 afgesloten
begrotingsjaar onderzocht. Deze rekeningen omvatten de geconsolideerde
jaarrekening, de balans en de toelichtingen daarbij en vallen onder de
verantwoordelijkheid van de Europese Commissie. De Europese Rekenkamer
heeft de controle overeenkomstig haar controlerichtlijnen verricht en
is daarbij tot de volgende twee oordelen gekomen:
1. De betrouwbaarheid van de rekeningen
Behoudens enige beperkingen is zij van oordeel dat de rekeningen over
het begrotingsjaar 1999 een getrouw beeld geven van de ontvangsten en
uitgaven van de Europese Unie gedurende het jaar en van de financiële
situatie aan het einde van het jaar.
De Europese Rekenkamer merkt op dat de beperkingen betreffende de
betrouwbaarheid van de rekeningen hoofdzakelijk om dezelfde redenen
als voorgaande jaren zijn gemaakt. De beperkingen zijn voornamelijk te
wijten aan de onjuistheid of onvolledigheid van de weergave in de
financiële verantwoording van de materiële vaste activa, de
vorderingen, de kasmiddelen en de niet in de balanstelling opgenomen
verbintenissen en aan het feit dat de omvang van de voorlopige
betalingen daarin niet juist tot uiting komen.
2. De wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen
Afgezien van de eigen middelen, de andere verplichtingen en de
personeelsuitgaven van de instellingen is zij van oordeel dat ze geen
verklaring af kan geven dat de betalingen wettig en regelmatig zijn.
Het oordeel inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen is gebaseerd op het feit dat de controle een onaanvaardbaar hoog aantal materiële en formele fouten aan het licht heeft gebracht. Belangrijke materiële fouten betroffen onder andere gecofinancierde acties of kosten die volgens communautaire criteria niet subsidiabel zijn, de opgave van te grote hoeveelheden, oppervlakten of kosten voor steun van de EU, ontoereikende bewijsstukken in verband met gedeclareerde kosten en rekenfouten in betalingen door de Europese Commissie. Formele fouten betroffen voornamelijk het niet naleven van vereiste controleprocedures, het niet bijhouden van voldoende gedetailleerde documentatie over kosten of activiteiten waarvoor steun van de Europese Commissie werd verlangd en het niet correct naleven van aanbestedingsprocedures.
In paragraaf 2.3 tot en met paragraaf 2.5 worden de resultaten van de controle van de Europese Rekenkamer per beleidsterrein uiteengezet. Bij de uiteenzetting van de resultaten van de controle zal eveneens aandacht uitgaan naar de follow-up van eerdere opmerkingen van de Europese Rekenkamer. In het bijzonder de opmerkingen met betrekking tot de beleidsterreinen eigen middelen, landbouwgarantiegelden en structuurfondsgelden krijgen de aandacht. De lidstaten zijn met betrekking tot deze beleidsterreinen namelijk zelf grotendeels verantwoordelijkheid voor een goed beheer en controle van de geldstromen. Nederland wordt in het jaarverslag overigens slechts enkele malen genoemd waar het gaat om specifieke fouten.
2.3 Eigen middelen
Inzake de traditionele eigen middelen zijn de resultaten van de
controles naar de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid
en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen positief. Ook met
betrekking tot de betrouwbaarheid van het door de Europese Commissie
opgezette systeem van inning van de BTW- en BNP-middelen heeft de
Europese Rekenkamer voldoende zekerheid verkregen.
Voorts besteedt de Europese Rekenkamer onder andere wederom specifiek
aandacht aan de BTW-fraudeproblematiek. De Europese Rekenkamer is van
mening dat de Europese Commissie en de lidstaten de risicoanalyses,
gericht op het bestrijden van de BTW-fraude, moeten verbeteren. De
Europese Rekenkamer is van mening dat een dergelijke verbetering
mogelijk is door fiscale gegevens te vergelijken met statistische
gegevens uit andere bronnen, vooral statistische gegevens over de
productie van goederen en de bestemming ervan in het economisch
proces1. De doeltreffendheid van de controlestrategieën en daarmee van
de fraudebestrijding zou kunnen worden vergroot. In haar antwoord op
de bevindingen van de Europese Rekenkamer ten aanzien van de
mogelijkheid om de risicoanalyses op BTW-gebied te verbeteren, is de
Europese Commissie voorzichtig. Definitieve resultaten van de
experimenten zijn nog niet beschikbaar. Indien in de toekomst blijkt
dat het een nuttig instrument is, zal de Europese Commissie het
gebruik ervan door de lidstaten aanmoedigen. De Europese Commissie
heeft wel aangegeven dat ze in het kader van de BTW-fraudebestrijding
prioritair een versterking voor zal stellen van bestaande
communautaire rechtsinstrumenten op het gebied van administratieve
samenwerking en onderlinge bijstand.
De Europese Rekenkamer heeft vastgesteld dat van de in totaal oplegde
2,4 miljoen euro aan achterstalligheidsrente wegens de afwikkeling van
het douanevervoer slechts 0,1 miljoen geïnd is. In haar reactie stelt
de Commissie dat Nederland hiervan bijna het geheel verschuldigd is.
2.4 Landbouw EOGFL-Garantie
In 1999 bedroegen de uitgaven uit EOGFL-Garantie 39.541 miljoen euro,
ofwel ongeveer 49% van de begroting van de Europese Unie. De Europese
Rekenkamer stelt vast dat zich in het begrotingsjaar 1999 geen
noemenswaardige verbetering heeft voor gedaan wat betreft de
wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.
Het percentage materiële fouten die van invloed zijn op de
wettigheid/regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen blijft
hoog. De belangrijkste formele fouten (niet-naleving van de
regelgeving veroorzaakt door tekortkomingen in de beheersystemen)
hebben betrekking op tekortkomingen in het uitvoeren van de geplande
controles. Overigens zijn bij steekproefsgewijs onderzochte
verrichtingen in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring voor 1999
door de Europese Rekenkamer in Nederland geen materiële of formele
fouten geconstateerd. De Europese Rekenkamer benadrukt in het
jaarverslag het belang van doeltreffende controles. De voltooiing van
de invoering van het geïntegreerd beheer- en controlesysteem (GBCS)
zou hiertoe in hoge mate bij kunnen dragen. Voor gemeenschappelijke
marktordeningen die niet onder het GBCS vallen, zouden vergelijkbare
maatregelen getroffen dienen te worden.
De Europese Commissie laat in haar reactie op de bevindingen weten dat
ze het oordeel van de Europese Rekenkamer niet steunt. De Europese
Commissie is van mening dat de wettigheid en regelmatigheid van de
onderliggende verrichtingen voldoende gegarandeerd is en dat de
controleregelingen behoorlijk functioneren. In een aantal gevallen is
de Europese Commissie het eens met de Europese Rekenkamer dat fouten
zijn begaan en zal ze het nodige doen om de betrokken bedragen in te
vorderen. Om de vele, kleinere fouten en onregelmatigheden in de
toekomst echter te kunnen voorkomen of aanzienlijk te verminderen zou
waarschijnlijk een veel duurder en omslachtiger controlesysteem moeten
worden opgezet. De kosteneffectiviteit van deze maatregel wordt door
de Commissie in twijfel getrokken. Dankzij het GBCS, dat continu wordt
bijgestuurd, wordt een aanzienlijke besparing geboekt.
In haar conclusie over de follow-upmaatregelen van de Europese
Commissie in de kwestie van Nieuw-Zeelandse boter en Zwitserse kaas is
de Europese Rekenkamer negatief. Niet alleen verloopt de inning van
achterstallige bedragen (door de Britse autoriteiten) traag, maar er
worden door de Europese Commissie voorts geen specifieke maatregelen
getroffen om soortgelijke overtredingen in de toekomst te voorkomen.
De Europese Rekenkamer levert tevens kritiek op Nederland in dezen.
Nederland zou naar aanleiding van een mededeling van de Europese
Rekenkamer inzake het te hoge vetgehalte van de Nieuw-Zeelandse boter
geen passende maatregelen hebben getroffen. De Europese Commissie laat
in haar reactie op deze bevinding weten dat in het kader van een
vervolginspectie op 1 maart 2000 een vervolgactie tegen Nederland (en
Spanje) is ondernomen.
2.5 Structuurfondsgelden
De Europese Rekenkamer stelt vast dat het aantal onregelmatigheden in
de uitgavendeclaraties hoog blijft. Wat betreft de aard van de
onregelmatigheden die van invloed zijn op de wettigheid en
regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen concludeert de
Europese Rekenkamer hetzelfde als voorgaande jaren. De fouten
betreffen de niet-subsidiabiliteit van de uitgaven, lidstaten die
hogere uitgaven declareren dan ze werkelijk hebben gedaan, uitgaven
die niet gedekt zijn door bewijsstukken, regels inzake openbare
aanbesteding die niet worden nageleefd, onjuiste berekeningen van
subsidiabele uitgaven en niet-toegestane verminderingen van
communautaire betalingen aan uiteindelijke begunstigden.
Het feit dat er nog een aanzienlijke hoeveelheid fouten bestaat na de
afsluiting van de operationele programmas, bevestigt volgens de
Europese Rekenkamer dat de kans op ontdekking en correctie van fouten
klein is. De Europese Rekenkamer merkt weliswaar op dat de al door de
Europese Commissie getroffen maatregelen bij de structuurfondsen nog
geen werkelijk effect hadden kunnen sorteren, maar is tevens van
mening dat meer werk gemaakt moet worden van het toezicht en de
controle op de afsluiting van programmas. Het maximaal benutten van de
samenwerkingsprotocollen met de nationale controlediensten kan hiertoe
een belangrijke bijdrage leveren. De Europese Commissie moet in de
ogen van Europese Rekenkamer daarnaast meer aandacht besteden aan de
invoering van nieuwe bepalingen voor de financiële controle
overeenkomstig Verordening nr. 2064/97, ze moet de
subsidiabiliteitsmemos herzien om de communautaire middelen
doelgerichter te kunnen besteden en ze zou passende beheerprocedures
in verband met inningsopdrachten moeten ontwikkelen. Op het niveau van
de lidstaten, zo vindt de Europese Rekenkamer, zouden de financiële
procedures moeten worden versterkt en zouden de
interne-controlesystemen moeten worden verbeterd zodat in de volgende
begrotingsjaren minder fouten voorkomen.
De Europese Commissie is van mening dat het aantal geconstateerde
fouten geen bewijs vormt dat een deel van het Gemeenschapsgeld
verkeerd wordt gebruikt, maar toont wel aan dat de financiële
controles van de lidstaten tekortkomingen vertonen die typisch zijn
voor het beheer van elk complex programma. Het zwaartepunt van de
inspanningen moet bij het voortdurend verbeteren van het financieel
beheer en de controlemechanismen liggen.
De Europese Commissie laat weten dat ze er alles aan doet om passende
correctiemaatregelen te treffen. Voor de periode 2000-2006 werkt de
Europese Commissie dan ook aan een juridisch instrumentarium om
financiële correcties als door de Rekenkamer bedoeld te kunnen
opleggen. Deze maatregelen worden in paragraaf 3.2 verder toegelicht.
Met betrekking tot het financieel beheer van de structurele acties is
de Europese Rekenkamer op basis van haar onderzoeken tot de conclusie
gekomen dat er problemen bestaan ten aanzien van regelgeving en
uitvoeringsvoorschriften, de verhouding tussen de communautaire acties
en de evaluatie en het beheer van de maatregelen. Het omschrijven van
begrippen en regels ter uitvoering van de regelgeving en een
verbetering van de relaties tussen de acties (binnen de
structuurfondsen, tussen de fondsen en met andere instrumenten zoals
die van de EIB) zouden leiden tot een grotere doelmatigheid van de
structurele acties. Daarnaast moet gestreefd worden naar een betere
uitvoering van de evaluaties op basis van behoeftenanalyses in de
betrokken regios, toezicht op doelstellingen en indicatoren en ex-post
beoordelingen.
In haar antwoord op deze problematiek gaat de Europese Commissie in op
de door haar ontwikkelde initiatieven. Zij stelt dat de begrippen en
regels voor de tenuitvoerlegging van de bijstand van de
structuurfondsen staan toegelicht in vier Vademecums. Daarnaast is de
Europese Commissie van mening dat de verhoudingen tussen de acties van
een zelfde fonds en tussen fondsen onderling worden gehandhaafd bij de
opstelling van een communautair bestek (CB) en er wordt van gedachten
gewisseld met de EIB over op welke gebieden steun kan worden verleend
en hoe hierbij synergie tot stand kan worden gebracht. Ter afsluiting
van dit punt geeft de Europese Commissie aan dat, door nieuwe
regelgeving op het gebied van evaluaties, de evaluaties beter
uitgevoerd zullen gaan worden.
Tot slot is de Europese Rekenkamer van mening dat de Europese
Commissie moeite heeft gedaan om opmerkingen van haar kant mee te
nemen. De initiatieven van de Europese Commissie zijn echter vooral
gericht op de nieuwe programmeringsperiode van 2000-2006, hetgeen
betekent dat ze niet onmiddellijk effect kunnen sorteren. De Europese
Rekenkamer verzoekt de Europese Commissie om ook de bestaande
toezicht- en controle-instrumenten te versterken teneinde de
voorgaande programmeringsperiode af te kunnen sluiten.
De Europese Commissie geeft aan in het bijzonder in verband met de
afsluiting van voorgaande programmas momenteel de controles ter
plaatse te intensiveren, voor zover de beschikbare middelen dit
toelaten.
2.6 Intern en extern beleid en het Europees Ontwikkelingsfonds
Andermaal wees de controle op het gebied van intern beleid op een groot aantal materiële en formele fouten bij de betalingen. Bij de betalingsverplichtingen was sprake van een kleiner aantal, voornamelijk formele fouten. De meeste materiële fouten hadden betrekking op de uiteindelijke begunstigden die te hoge kosten hadden opgegeven, veelal door niet-subsidiabele uitgaven op te nemen. De Europese Rekenkamer constateert daarbij tevens dat de Commissie de declaraties slechts op formele consistentie en aannemelijkheid controleert en dat de uiteindelijke begunstigden nauwelijks enige risico lopen bij het indienen van een te hoge declaratie.
De Europese Rekenkamer concludeert dat met betrekking tot de
geselecteerde beleidsterreinen er geen significante fouten uit de
controles naar voren zijn gekomen. Wel zijn de
interne-controlesystemen van de non-gouvernementele organisaties
(NGOs) niet alle even ver ontwikkeld. Toezicht en controle door de
Europese Commissie op de medefinanciering van de uitgaven door de NGOs
is niet goed mogelijk. Met de inzet van nieuwe beheerinstrumenten en
procedures voor de tenuitvoerlegging van de medefinanciering van NGOs
moet het toezicht en de controle doeltreffender worden gemaakt.
3. Verbeteracties door de Europese Commissie
De Europese Commissie heeft in het jaar 2000 een aantal voorstellen
gedaan c.q. maatregelen getroffen ten aanzien van het verbeteren van
het beheer en de controle van de Europese gelden. In deze paragraaf
wordt kort ingegaan op deze initiatieven.
3.1 Herziening Financieel Reglement
De Europese Commissie heeft een voorstel ingediend voor een integrale
herziening van het Financieel Reglement. Op de Ecofin-Raad van 7
november 2000 heeft de Europese Commissie hierover voor het eerst een
uiteenzetting gegeven. Ten grondslag aan het voorstel ligt het witboek
over administratieve hervormingen binnen de Europese Commissie dat
naar aanleiding van het terugtreden van de Commissie-Santer op 1 maart
2000 is gepresenteerd door Commissaris Kinnock. Daarnaast was het
Financieel Reglement aan modernisering en vereenvoudiging toe.
Belangrijke elementen in de voorstellen betreffen de voorgestelde
hervorming van de financiële planningscyclus en de voorgestelde
hervorming van het financieel beheer en de controle.
De nieuwe financiële planningscyclus moet leiden tot een betere
afstemming tussen beschikbare middelen en beleidsdoelstellingen. De
gewenste integratie van beslissingen over beleidsdoelstellingen,
activiteiten en allocatie van personele en financiële middelen wordt
gefaciliteerd door de invoering van activity based management binnen
de Europese Commissie.
De herziening op het terrein van het financiële beheer en de controle
wordt gekenmerkt door een decentralisatie in de financiële functie.
Het huidige DG Financiële Controle wordt opgeheven, conform de
aanbeveling in het eerste rapport van het comité van wijzen. De tot op
heden door het Directoraat-Generaal Financiële Controle centraal
verrichte ex-ante controles worden overgeheveld naar de
beleidsvormende en -uitvoerende directoraten-generaal. Dit leidt tot
een versterking van het integraal management op het niveau van de
directoraten-generaal. De taak tot het verrichten van ex-post
controles van het systeem gaat over naar de nieuw ingestelde Centrale
Interne Auditdienst, waardoor de noodzakelijke organisatorische
scheiding tussen ex-ante en ex-post controles heeft plaats gevonden.
Direct na de presentatie van de het witboek is de Europese Commissie
begonnen met de geleidelijke invoering van de hervormingsplannen. De
integrale herziening van het Financieel Reglement neemt veel tijd in
beslag. De Europese Commissie is bezig om enkele bepalingen door
middel van een spoedprocedure te wijzigen (wijziging artikel 24 van
het Financieel Reglement).
3.2 Conceptverordeningen structuurfondsen
De Europese Commissie heeft twee nieuwe Commissieverordeningen in
voorbereiding op het gebied van enerzijds de voorschriften voor
financieel beheer, controle en verantwoording en anderzijds het
opleggen van financiële correcties door de Commissie. Deze twee
verordeningen dienen ter nadere uitwerking van het ter zake bepaalde
in Verordening 1260/99 en zijn mede opgesteld op grond van de
positieve ervaringen die met soortgelijke bepalingen zijn opgedaan op
het terrein van de landbouwgarantie-uitgaven. Eén van de
uitgangspunten van de eerste conceptverordening (financieel beheer,
controle en verantwoording) is de scheiding van de in Verordening
1260/1999 omschreven functies van beheer- en betaalautoriteit. De
tweede conceptverordening (financiële correcties) is eveneens van
groot belang, te meer omdat de Europese Commissie heeft aangegeven
meer gebruik te willen gaan maken van de mogelijkheid die zij heeft om
een lidstaat een financiële correctie op te leggen als de beheer- en
controlesystemen niet blijken te deugen. De twee verordeningen zijn op
18 en 19 december 2000 door alle lidstaten aanvaard. De Europese
Commissie zou de verordeningen nu op korte termijn moeten vaststellen.
Daarnaast heeft de Commissie een nieuwe verordening (1685/2000)
vastgesteld ten aanzien van de subsidiabiliteit van de uitgaven. Deze
verordening vergroot het inzicht voor de subsidie-ontvangende
lidstaten welke uitgaven voor subsidie uit de structuurfondsen in
aanmerking komen.
3.3 Strategie fraudebestrijding
Inzake de fraudebestrijding heeft de Europese Commissie in een nota de
hoofdlijnen van haar strategie voor de komende jaren (2001-2005)
uiteengezet. De in de strategienota door de Commissie aangesneden
onderwerpen betreffen vier aandachtsgebieden. Het eerste
aandachtsgebied is gericht op preventie, vergemakkelijking van
informatie-uitwisseling en bevordering van de samenwerking tussen de
Commissie en de lidstaten. Het tweede aandachtsgebied gaat over
versterking van de rol van het Europese fraudebestrijdingsbureau OLAF
als centrale instantie voor het verzamelen en analyseren van gegevens
over fraude en corruptie. Derde uitdaging voor de Commissie is te
komen tot verbetering van de samenwerking tussen OLAF en de
instellingen, organen en diensten van de Gemeenschap. Het vierde
terrein ten slotte betreft versterking van de strafrechtelijke
dimensie. De Commissie geeft daarbij aan dat verschillen tussen
nationale rechtssystemen een obstakel kunnen vormen voor een
effectieve (strafrechtelijke) aanpak van fraude. De Commissie stelt in
dat verband onder meer voor om een handboek met best practices te
ontwikkelen en de liaison-functie en de juridische expertise-functie
van OLAF te versterken en uit te bouwen. De Commissie besluit haar
strategienota met enkele globale gedachten over de instelling van een
Europees aanklager voor de bescherming van de financiële belangen van
de Gemeenschap. Op 17 juli 2000 heeft de directeur van OLAF de
strategie van de Europese Commissie gepresenteerd in de Ecofin-Raad.
In algemene zin heeft de Ecofin-Raad zijn steun uitgesproken voor deze
plannen van de Commissie. De voorstellen bevatten een aantal goede
uitgangspunten voor de verbetering van de fraudebestrijding en de
verdere ontwikkeling van de activiteiten van OLAF. Wel heeft de
Ecofin-Raad gevraagd om een nadere uitwerking in de vorm van een
concreet actieplan met tijdschema.
4. Standpunt kabinet
4.1 Inzet kabinet
Het baart het kabinet zorgen dat het door de Europese Rekenkamer
geconstateerde foutenpercentage verontrustend hoog is. Het kabinet
moet daarnaast helaas opmerken dat de Europese Rekenkamer zich met
betrekking tot de betrouwbaarheidsverklaring over de begrotingsjaren
1997, 1998 en nu over 1999 slechts beperkt tot het geven van
kwalitatief beschrijvende oordelen. Evenals vorig jaar wordt in het
jaarverslag de betrouwbaarheidsverklaring wel per beleidsterrein
toegelicht.
Het kabinet is van mening dat het opnemen van kwantitatieve
foutenpercentages, per sector en (indien mogelijk) per lidstaat, in
het jaarverslag van de Europese Rekenkamer de transparantie van het
financieel beheer binnen de EU ten goede zou komen. Gekwantificeerde
foutenpercentages vormen onder andere een ondersteuning voor
respectievelijk de Raad bij het afgeven van het decharge-advies aan
het Europees Parlement en voor het Europees Parlement bij de
beslissing over de uiteindelijke dechargeverlening aan de Europese
Commissie. Tevens dragen ze bij tot een betere monitoring van de
effecten van de geïmplementeerde verbetermaatregelen.
Het kabinet is van mening dat gezien het hoge foutenpercentage een
actieve opstelling van het kabinet vereist blijft om het financieel
beheer zowel binnen de Europese Unie als binnen Nederland op orde te
brengen.
4.2 Inzet kabinet binnen de Europese Unie
Algemeen
Evenals de Europese Rekenkamer ondersteunt het kabinet de basisideeën
die ten grondslag liggen aan de voorstellen van de Europese Commissie
voor de herziening van het Financieel Reglement.
De diverse, concrete voorstellen die de Europese Commissie heeft
gedaan met betrekking tot de herziening worden door het kabinet
eveneens positief beoordeeld. Het effect van deze plannen en
maatregelen op de betrouwbaarheid van de rekeningen en wettigheid en
regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen zal, gelet op het
tijdpad van de integrale herziening van het Financieel Reglement, pas
op langere termijn zichtbaar worden. Het kabinet ondersteunt derhalve
de acties van de Europese Commissie om direct te beginnen met de
geleidelijke invoering van de nieuwe financiële planningscyclus en van
de nieuwe financiële beheer- en controlestructuur. Tevens is het
kabinet het eens met het voorstel van de Europese Commissie om enkele
bepalingen van het Financieel Reglement alvast door middel van een
spoedprocedure te wijzigen.
In algemene zin kan ook steun worden uitgesproken voor de plannen van
de Commissie ten aanzien van de strategie voor fraudebestrijding. De
voorstellen bieden een aantal goede uitgangspunten voor de verbetering
van de fraudebestrijding en de verdere ontwikkeling van de
activiteiten van OLAF in het bijzonder. De strategienota betekent weer
een stap vooruit in de bestrijding van fraude en andere activiteiten
die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden. Wel dient
daarbij zoveel mogelijk afstemming plaats te vinden met de relevante
activiteiten op basis van de derde pijler.
Eigen middelen
Het kabinet heeft met voldoening kennis genomen van het oordeel van de
Europese Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de rekeningen, de
wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de
betrouwbaarheid van het door de Europese Commissie opgezette systeem
van inning van de BTW- en BNP-middelen. Voorts onderschrijft het
kabinet ten volle de nadruk die de Europese Rekenkamer legt op het
verbeteren van de systemen van risico-analyse, gericht op het
bestrijden van BTW-fraude, door de Europese Commissie en de lidstaten.
Toezicht en controle door de Nederlandse Belastingdienst zijn al jaren
gebaseerd op een systeem van risico-analyse dat ook op het terrein van
de bestrijding van BTW-fraude tot goede resultaten heeft geleid. Dit
systeem wordt voortdurend geëvalueerd, zo nodig aangepast en verder
verfijnd.
Over het voorstel van de Europese Rekenkamer om fiscale gegevens te
vergelijken met statistische gegevens uit andere bronnen is het
kabinet, met de Europese Commissie, van oordeel dat eerst de
resultaten van op dit terrein lopende experimenten moeten worden
afgewacht. In dit verband wijst het kabinet nog op de door de
Ecofin-Raad overgenomen aanbevelingen van de door de Europese Raad
ingestelde Ad Hoc Working Party on Tax Fraud. Deze aanbevelingen zien
met name op het verbeteren van de risico-analysesystemen in de
lidstaten en het versnellen en vereenvoudigen van de procedures,
gericht op de administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand
tussen de lidstaten op het terrein van de directe en indirecte
belastingen.
Daarnaast merkt het kabinet op dat het op zich juist is dat de
Europese Commissie inzake de eigen middelen Nederland verzocht heeft
vanwege vermeende te late boekingen in verband met de afwikkeling van
het douanevervoer het genoemde bedrag aan achterstalligheidsrente ter
beschikking te stellen. Het kabinet is echter van mening dat de uitleg
die de Europese Commissie aan de wettelijke bepalingen ter zake geeft,
onjuist is. Dat betekent dan ook dat Nederland bestrijdt dat er sprake
is van laattijdige boekingen, zodat er ook geen
achterstalligheidsrente verschuldigd is. Aangezien het niet mogelijk
is gebleken dit zakelijke geschil in der minne op te lossen, zal het
Europese Hof van Justitie hierover waarschijnlijk moeten beslissen. In
afwachting van een uitspraak van het Hof en ter voorkoming van verdere
problemen in de toekomst, heeft de douane inmiddels haar werkwijze
aangepast. Van rente op rente is in het communautaire recht overigens
geen sprake. De claim kan derhalve niet verder oplopen.
Landbouw EOGFL-Garantie
Inzake het verschil van mening tussen de Europese Rekenkamer en de
Europese Commissie over de wettigheid en regelmatigheid van de
uitgaven uit de EOGFL-Garantie is het kabinet het eens met de Europese
Commissie. Met de materiële fouten is vaak een bedrag van minder dan
100 euro gemoeid. Overeenkomstig de voorschriften van het
geïntegreerde beheer- en controlesysteem (GBCS), een systeem van
preventieve en kruiscontroles, gaat het hier om kleine bedragen die
niet teruggevorderd hoeven te worden, omdat de kosten daarvan
onevenredig hoog zouden zijn. Het kabinet is van mening dat
Verordening 1593/2000, welke de lidstaten de mogelijkheid biedt eigen
systemen op te zetten voor toepassing op andere steunregelingen en
deze systemen in overeenstemming te brengen met de belangrijkste
elementen van het GBCS, bijdraagt aan een verbetering van de controle
voor de overige marktordeningen. Ook ten aanzien van de opmerking van
de Europese Rekenkamer aangaande de raming van de ontvangsten bij de
uitgaven steunt het kabinet de Europese Commissie. Het kabinet vindt
de inspanningen van Commissie om tot een snelle afronding te komen van
nog terug te vorderen bedragen van jaren geleden bovendien een goed
initiatief. De Europese Rekenkamer besteedt in haar jaarverslag
aandacht aan de problemen met de invoer van boter uit Nieuw-Zeeland.
Dergelijke boter kan onder bepaalde voorwaarden tegen een
preferentieel tarief worden ingevoerd. In het verleden hebben zich
binnen de Europese Unie enige problemen voorgedaan, aangezien de boter
in werkelijkheid niet aan de voorwaarden bleek te voldoen. Dit was ook
in Nederland het geval. De Europese Rekenkamer is van mening dat er
geen passende maatregelen zijn getroffen. De douaneautoriteiten hebben
echter vastgesteld dat het vetpercentage niet voldeed aan de
wettelijke bepalingen. Op basis hiervan is nagevorderd. Hiertegen
lopen nog procedures bij de verschillende bevoegde rechtelijke
colleges. De Europese Commissie is door het kabinet over de stand van
zaken van dit dossier ingelicht. Overigens is niet duidelijk waarop de
Europese Commissie doelt als zij spreekt over een vervolgactie tegen
onder meer Nederland. Het kabinet heeft de Europese Commissie
inmiddels verzocht aan te geven of zij nog iets van Nederland
verwacht, en zo ja, wat.
Structuurfondsgelden
Het kabinet kan de Europese Commissie steunen om te komen tot een
nadere uitwerking van verordening 1260/99, temeer omdat het financieel
beheer ten aanzien van de structuurfondsgelden binnen de lidstaten nog
niet geheel op orde is. De conceptverordeningen zoals die afgelopen
maanden zijn besproken in Brussel hebben de goedkeuring van Nederland
kunnen krijgen.
4.3 Verbeteracties binnen Nederland
Het kabinet is de mening toegedaan dat niet alleen op Europees niveau,
maar ook op nationaal niveau ruimte is voor verbetering van financieel
beheer, controle en toezicht. Het kabinet zal zich er voor blijven
inzetten dat enerzijds wordt gewerkt aan goede regelgeving op zowel
Europees als nationaal niveau en dat anderzijds vanuit de
desbetreffende vakministeries - waar nodig - de vereiste maatregelen
worden getroffen om gebleken tekortkomingen weg te nemen. Op dit
gebied zijn een aantal initiatieven ontplooid.
Mede naar aanleiding van de geconstateerde onregelmatigheden bij het
Europees Sociaal Fonds in 1999, besloot het kabinet om rijksbreed te
onderzoeken in hoeverre ook ten aanzien van de andere structuurfondsen
verbeteringen nodig zijn in beheer, controle en toezicht. De
ministeries van BZK, EZ, LNV en SZW zijn nagegaan of ten aanzien van
de hen regarderende structuurfondsen verbeteringen op dat terrein
wenselijk en mogelijk waren. Het kabinet heeft u op 20 december 2000
een rapportage gezonden waarin een overkoepelend beeld wordt gegeven
van de door de betrokken ministeries gerealiseerde verbeteringen dan
wel ingezette verbetermaatregelen.
Met het oog op de uitvoering van structuurfondsacties in de periode
2000-2006 zullen de betrokken vakministeries u tevens een brief doen
toekomen waarin een beschrijving wordt gegeven van de verdeling tussen
de diverse betrokken ministeries van de verantwoordelijkheden die op
rijksniveau bestaan voor beheer, controle en toezicht ten aanzien van
structuurfondsgeldstromen. Mede naar aanleiding van het verzoek dat de
Tweede Kamer deed tijdens de verantwoordingsdebatten over 1999 zal in
die brief tevens worden ingegaan op de wijze van informatievoorziening
aan de Tweede Kamer over de omvang van de middelen die aan
structuurfondsacties worden besteed (zowel EU-gelden als nationale
cofinanciering) en op de wijze van verstrekking van prestatiegegevens
over de besteding van die gelden en de daarmee bereikte resultaten en
effecten.
Voor een actieve betrokkenheid bij dat deel van het EU-structuurbeleid
dat regionaal wordt uitgevoerd, is het voorts nodig dat de ministers
over adequate bevoegdheden beschikken. In dat verband is het voorstel
van Wet toezicht Europese subsidies van groot belang. De
wetsvoorstellen zijn op 2 januari 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden.
5. Ten slotte
Het jaarverslag van de Europese Rekenkamer speelt een belangrijke rol
in het dechargeproces. De betrouwbaarheidsverklaring maakt, sinds de
inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999,
expliciet onderdeel uit van de dechargeprocedure. Mede op basis van
het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de uitvoering van de
begroting adviseert de Raad aan het Europees Parlement wel of niet
kwijting te verlenen.
Vorig jaar heeft het kabinet in het kader van de dechargeprocedure
over het begrotingsjaar 1998 de Europese Commissie verzocht om met een
concreet tijdpad te komen om het foutenpercentage te verlagen. De
Europese Commissie is niet op alle onderdelen ingegaan op dit verzoek.
Het kabinet heeft alles in overweging nemende, vervolgens in maart
2000 als enige niet ingestemd met een positief decharge-advies van de
Ecofin-Raad aan het Europees Parlement. Het Europees Parlement besloot
vervolgens in juli (na twee keer uitstel) wel tot een positief
kwijtingbesluit over het begrotingsjaar 1998.
Bij het vaststellen van het uiteindelijke oordeel ten aanzien van het
komende decharge-advies zal het kabinet de door de Commissie in gang
gezette verbetermaatregelen, die in de toekomst zullen moeten leiden
tot een positieve betrouwbaarheidsverklaring, meenemen. Ondersteuning
aan dit proces alsmede het geven van vertrouwen aan deze nieuwe
Commissie zijn in dit stadium van de hervormingen belangrijke
uitgangspunten voor het kabinet.
DE MINISTER VAN FINANCIËN,