Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

persbericht

Nummer:
10

Directie:
voorlichting

Publicatiedatum:
30 01 2001

Status:
informatie

Reactie op rapport Algemene Rekenkamer over onderwijsachterstanden

De bewindslieden van OCenW en VWS zien in het rekenkamerrapport over onderwijsachterstanden aanknopingspunten om de effectiviteit van het onderwijsachterstandenbeleid verder te verbeteren. Inmiddels is in het onderwijskansenbeleid een flinke stap gezet om meetbare verbeteringen te realiseren. De bewindslieden hebben onlangs aan de Tweede Kamer voorgesteld het landelijk beleidskader voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid aan te scherpen en te concretiseren. Daarin wordt een scherper onderscheid aangebracht tussen landelijke doelstellingen en middelen. Voor elke doelstelling zijn concrete succesindicatoren ontwikkeld. De inspectie zal intensiever toezien op de naleving van de wettelijke bepalingen en de accountantsdienst zal controleren of de middelen conform het lokale plan zijn uitgegeven. Binnenkort wordt over het landelijk beleidskader met de Tweede Kamer overlegd.
De bewindslieden nemen afstand van de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat 'er in de ruim 20 jaar dat er een onderwijsachterstandenbeleid in welke vorm dan ook wordt gevoerd, geen blijvende resultaten zijn geboekt'. Deze conclusie wordt in het rapport niet gestaafd. Het rapport gaat niet in op de verbeterde prestaties van leerlingen met achterstanden en doet geen recht aan de inspanning die leerlingen, leraren en gemeenten in de praktijk leveren.
Uit onderzoek blijkt dat er sprake is van zowel absolute als relatieve vooruitgang van leerlingen met achterstanden. De achterstanden zijn er nog wel, maar de tweede generatie allochtone leerlingen doet het beter dan de eerste generatie. Ook de deelname van de tweede generatie allochtone leerlingen vertoont een gunstiger patroon. In het schooljaar 1998/1999 bezocht van de eerste generatie 29 procent het ivbo, 32 procent het vbo en 39 procent het avo. Van de tweede generatie echter ging 13 procent naar het ivbo, 37 procent naar het vbo en 50 procent naar het avo.

Zie: Brief aan Tweede Kamer (29/01/2001) (33 Kb)

Zie: Schets van het landelijk beleidskader 2002-'06 (160 Kb)

Zie: samenvatting rapport Algemene Rekenkamer