Gemeente Ede

Rekenvoorbeelden onroerende-zaakbelastingen 2001

De Wet Waardering onroerende zaken (Wet WOZ) regelt dat voor de belangrijkste belastingen op onroerende zaken voor hetzelfde pand dezelfde waarde gehanteerd wordt. Deze waarde wordt één keer in de vier jaar vastgesteld door de gemeente.

De gemeente gebruikt deze waarde bij de heffing van onroerende-zaakbelastingen (OZB). Verder wordt de waarde gebruikt door de rijksbelastingdienst voor de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting, en door het waterschap voor de waterschapsomslag.

In 2001 wordt een nieuwe waarde vastgesteld uitgaande van de waardepeildatum 1-1-1999 voor alle onroerende zaken in de gemeente Ede. De waarde van woningen is fors gestegen ten opzichte van de vorige taxatie, gemiddeld zo'n 87%.Voor de niet-woningen bedraagt deze gemiddelde stijging 57%. Let wel, de genoemde percentages zijn gemiddelden. Het stijgingspercentage kan per type object, per wijk en zelfs per pand sterk verschillen. U kunt aan deze gemiddelde percentages dan ook geen rechten ontlenen.

Uw aanslag onroerende-zaakbelastingen komt tot stand door de waarde, gedeeld door 5000,-- gulden te vermenigvuldigen met een door de gemeenteraad vastgesteld tarief. Een hogere waarde betekent dus niet automatisch dat u ook meer belasting gaat betalen.

Zowel de aanslag als de WOZ-beschikking ontvangt u in de loop van maart.

Om te laten zien wat de nieuwe waardering daadwerkelijk betekent voor de aanslag onroerende-zaakbelastingen zijn in dit artikel rekenvoorbeelden opgenomen voor een aantal specifieke woningen in de gemeente Ede. Daarin zijn de meest voorkomende categorieën woningen vertegenwoordigd.

Hoe is het tarief tot stand gekomen?

Tot nog toe was het gebruikelijk om na een hertaxatie de OZB-tarieven vast te stellen uitgaande van eenzelfde belastingopbrengst als in het voorgaande jaar. Voor 2001 is dit anders geregeld.

In 2000 is de zogenaamde Zalmsnip niet rechtstreeks in mindering gebracht op het aanslagbiljet, maar verrekend in de tarieven. In 2001 zal de Zalmsnip wel weer direct worden uitgekeerd door middel van een korting op het aanslagbedrag.

Verder is het belangrijk om te weten dat de gemeente van het Rijk een uitkering ontvangt uit het Gemeentefonds. Die uitkering wordt gekort met de zogenaamde 'belastingcapaciteit' van de gemeente. Dit is de opbrengst van gemeentelijke belastingen die de gemeente volgens het Rijk kan behalen. Bij de berekening van de gemeentelijke belastingcapaciteit gaat het Rijk ervan uit dat de gemeenten voor de OZB een tarief van 11,21 per 5.000,-- gulden waarde bij de burgers in rekening brengt. Dit tarief wordt het Rijksrekentarief genoemd. Als de gemeenteraad een lager tarief zou vaststellen dan betekent dit in feite dat de gemeente het verschil zelf moet bijpassen. Omdat dit financieel niet verantwoord is heeft de gemeenteraad besloten vanaf 2001 de OZB-tarieven af te stemmen op het Rijksrekentarief.

Door het Rijksrekentarief als uitgangspunt te nemen ontvangt de gemeente meer dan ze uitgeeft. Daardoor, en door gebruik te maken van de aanwezige speelruimte in de Algemene Reserve, heeft de gemeente ruimte gevonden voor een extra lastenverlichting van 75,-- gulden bovenop de Zalmsnip van 100,-- gulden. Deze zal gedurende twee jaar, in 2001 en 2002, verleend worden aan gebruikers van woningen die een OZB-aanslag ontvangen. U ontvangt dus als gebruiker van een woning in elk van deze twee jaren een korting van 175,-- gulden op uw aanslag.

Daarnaast is de gebruikelijke jaarlijkse verhoging doorgevoerd voor de gestegen loon- en prijsindex van de overheidsconsumptie; dit jaar bedraagt die 4,1%.

Omdat woningen veel sterker in waarde zijn gestegen dan niet-woningen zouden eigenaren en gebruikers van woningen, bij ongewijzigd beleid, in 2001 verhoudingsgewijs een grotere bijdrage leveren aan de belastingopbrengst dan vorig jaar. Dit kan worden voorkomen door het berekenen van een hoger tarief voor niet-woningen. Om de opbrengstverhouding gelijk te houden is het verschil in tarieven tussen woningen en niet-woningen verhoogd naar 20%.

De tarieven in 2000 en 2001 zijn per 5.000,00 waarde: Eigenaar woning Gebruiker woning Totaal woning Eigenaar niet-woning Gebruiker niet-woning Totaal niet-woning
2000 8,33 6,69 15,02 9,58 7,69 17,27
2001 6,48 5,19 11,67 7,77 6,24 14,01

Wat zeggen de voorbeelden over uw aanslag?

De voorbeelden zijn willekeurig gekozen. Het betreft specifieke gevallen. Ze laten zien dat de waarde-ontwikkeling zelfs binnen één categorie woningen per pand verschillend zijn. U kunt er dus niet van uit gaan dat uw woning ook nu weer dezelfde waarde krijgt als een woning (uit dezelfde categorie) waarvan de waarde voorheen gelijk was aan die van uw woning. De waardestijging is mede afhankelijk van de ligging, de bouwaard, de ouderdom etc.

De tarieven zijn wel voor iedere woning gelijk. Een andere waarde betekent dan ook een ander aanslagbedrag.

Hoe moet u de tabel lezen?

In de eerste kolom vindt u de aanduiding van het soort pand. In de tweede en derde kolom vindt u respectievelijk de oude en de nieuwe waarde. De waarde die in 2000 nog gebruikt werd voor de aanslagoplegging was de waarde van 01-01-1994. Vanaf 2001 wordt de waarde van 01-01-1999 gebruikt bij de oplegging van de aanslagen. In kolom vier staat het percentage waarmee de waarde gestegen is ten opzichte van de oude waarde.

In de kolommen vijf tot en met zeven vindt u de belastingbedragen die in 2000 betaald werden. OZB is de afkorting van onroerende zaakbelastingen. OZBE staat voor het eigenaarsdeel, OZBG voor het gebruikersdeel van de OZB.

In de kolommen acht en negen staan de belastingbedragen voor 2001. Daarin is de korting op het gebruikersdeel van 175,-- gulden nog niet meegerekend. Die korting vindt u in kolom tien. In kolom elf kunt u zien wat een gebruiker van een pand in 2001 werkelijk gaat betalen, na aftrek van de korting. De laatste kolom vermeldt het totaal te betalen belastingbedrag.

Let op! Een huurder betaalt alleen het gebruikersgedeelte. Huurt u een woning, dan zijn de bedragen voor de eigenarenbelasting voor u dus niet van toepassing.

Voor onroerende zaken die uit een woon- en bedrijfsgedeelte bestaan betaalt u het woningtarief wanneer de waarde van de woning meer dan 70% uitmaakt van de totale waarde van de onroerende zaak. Is dit niet het geval, dan betaalt u het hogere tarief voor niet-woningen. Voor gecombineerde woon- en bedrijfspanden wordt wel de korting van 175,-- gulden korting verleend.

Vragen

Als u naar aanleiding van dit artikel of de voorbeelden nog vragen heeft kunt u contact opnemen met de afdeling Belastingen van de gemeente Ede, telefoonnummer (0318) - 68 04 16. Onze medewerkers zijn bereikbaar op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur.



Ede, 31 januari 2001