Ministerie van Financien

Titel: VVGB-stelsel voor beurzen



WET VAN

Nr FM01-154M

houdende wijziging van de

Wet toezicht effectenverkeer 1995 in

verband met de toetsing van gekwalificeerde

deelnemingen in effectenbeurzen

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 bepalingen op te nemen betreffende de toetsing van gekwalificeerde deelnemingen in een houder van een effectenbeurs aan wie een erkenning op grond van artikel 22 is verleend;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

De Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 26 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26a

1. Het is verboden, anders dan na verkregen verklaring van geen bezwaar, een gekwalificeerde deelneming te houden, te verwerven of te vergroten in een houder van een effectenbeurs aan wie op grond van artikel 22 een erkenning is verleend, waarbij in afwijking van artikel 1, onder f, een percentage geldt van meer dan 10 procent, dan wel enige zeggenschap verbonden aan deze

gekwalificeerde deelneming uit te oefenen in een houder van een effectenbeurs als hiervoor bedoeld.


2. Onze Minister verleent, op verzoek, een verklaring van geen bezwaar voor een handeling als bedoeld in het eerste lid, tenzij


a. hij van oordeel is dat de handeling zou leiden of zou kunnen leiden tot een invloed op de betrokken houder van een effectenbeurs die in strijd is met hetgeen nodig is met het oog op een adequate functionering van die effectenbeurs of de positie van de beleggers op die effectenbeurs;


b. hij van oordeel is dat de handeling ertoe zou leiden of zou kunnen leiden dat de betrokken houder behoort of zou gaan behoren tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering zou vormen voor het adequaat uitoefenen van de controle op de naleving van de voor de effectenbeurs geldende regels.


3. Op de aanvraag wordt binnen dertien weken beslist.

4. Van het verlenen van een verklaring van geen bezwaar wordt door Onze Minister aan de betrokken houder van de effectenbeurs mededeling gedaan.


5. Aan een verklaring van geen bezwaar kunnen, op grond van de in het tweede lid genoemde overwegingen, beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.


6. Ingeval het houden, het verwerven of het vergroten van een gekwalificeerde deelneming is verricht zonder dat voor die handeling een verklaring van geen bezwaar is verkregen of de bij die verklaring gestelde beperkingen in acht zijn genomen, is de in overtreding zijnde natuurlijke persoon of rechtspersoon gehouden binnen een door Onze Minister te bepalen termijn de verrichte handeling ongedaan te maken dan wel de beperkingen alsnog in acht te nemen. Deze verplichting vervalt op het tijdstip waarop en voorzover voor de desbetreffende handeling alsnog een verklaring van geen bezwaar wordt verleend dan wel de niet in acht genomen beperkingen worden ingetrokken.


7. Ingeval het uitoefenen van enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming is geschied zonder dat voor die handeling een verklaring van geen bezwaar is verkregen of de bij die verklaring gestelde beperkingen in acht zijn genomen, is een mede door de uitgeoefende zeggenschap tot stand gekomen besluit vernietigbaar. Het besluit kan worden vernietigd op vordering van Onze Minister. Het besluit wordt in dat geval door de rechtbank, binnen welker rechtsgebied de effectenbeurs is gevestigd, vernietigd indien het besluit zonder dat de desbetreffende zeggenschap zou zijn uitgeoefend, anders zou hebben geluid dan wel niet zou zijn genomen, tenzij voor het tijdstip van de uitspraak alsnog een verklaring van geen bezwaar wordt verleend dan wel de niet in acht genomen beperkingen worden ingetrokken. De rechtbank regelt voorzover nodig de gevolgen van de vernietiging.


8. Ingeval voorschriften die zijn verbonden aan de verklaring van geen bezwaar niet worden nagekomen, kan Onze Minister een termijn vaststellen waarbinnen de in overtreding zijnde houder van de verklaring van geen bezwaar de niet nagekomen voorschriften alsnog moet vervullen.


9. Onze Minister kan een op grond van het tweede lid verleende verklaring van geen bezwaar slechts wijzigen of intrekken dan wel daaraan nadere beperkingen stellen of nadere voorschriften verbinden:


a. op verzoek van de houder van de verklaring van geen bezwaar;

b. indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de verklaring van geen bezwaar zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;


c. indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de verklaring van geen bezwaar werd verleend zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, de verklaring van geen bezwaar zou zijn geweigerd dan wel daaraan nadere beperkingen zouden zijn gesteld of nadere voorschriften zouden zijn verbonden;


d. indien de houder van de verklaring van geen bezwaar niet meer als een houder van de gekwalificeerde deelneming kan worden aangemerkt;


e. indien de houder van de verklaring van geen bezwaar niet alsnog binnen de termijn, bedoeld in het zesde lid, eerste volzin, alle bij de verklaring van geen bezwaar gestelde beperkingen in acht neemt;


f. indien de houder van de verklaring van geen bezwaar niet meer voldoet aan bij of krachtens deze wet gestelde regels of beperkingen of gegeven voorschriften.

B

Artikel 29, onderdeel i, komt te luiden:


i. aanvragers van een verklaring van geen bezwaar;
C

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:


1. In het eerste lid wordt "26, 27," vervangen door: 26, 26a, 27,.


2. In het zesde lid worden, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een onderdeel ingevoegd, luidende:


d. een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 26a wordt verleend, gewijzigd of ingetrokken;

D

Artikel 48b wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na "24, eerste en derde lid," ingevoegd: 26a, eerste, vijfde, zesde en negende lid,.

E

Artikel 48c wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na "24, eerste en derde lid," ingevoegd: 26a, eerste, vijfde, zesde en negende lid,.

Artikel II

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht effectenverkeer 1995 na "25, tweede lid," ingevoegd: 26a, eerste, vijfde en zesde lid,.

Artikel III


1. Artikel 26a, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 blijft buiten toepassing tot de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van dat artikellid.


2. Met ingang van de in het eerste lid bedoelde dag blijft artikel 26a, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, buiten toepassing ten aanzien van degene die in de aan die dag voorafgaande periode bij Onze Minister een aanvraag heeft ingediend voor een verklaring van geen bezwaar, tot de tweede dag nadat Onze Minister zijn besluit inzake die aanvraag heeft verzonden.

Artikel IV

De Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2, eerste lid, wordt artikel 3 vervangen door: de artikelen 3 en 4.

B. Artikel 4, vijfde lid, vervalt.

Artikel V

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel VI

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

DE MINISTER VAN FINANCIEN,

Het advies van de

Raad van State wordt

niet openbaar gemaakt,

omdat het uitsluitend

opmerkingen van redactionele

aard bevat (artikel 25a, vierde

lid, onderdeel b, van de Wet

op de Raad van State)

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Het wetsvoorstel voegt een instrument toe aan het toezichtkader dat voor beurzen geldt (artikelen 22-26 Wet toezicht effectenverkeer 1995; hierna: Wte 1995), te weten de toetsing van gekwalificeerde deelnemingen1 in een houder van een ingevolge artikel 22 erkende effectenbeurs. Ingevolge het wetsvoorstel is een verklaring van geen bezwaar (kortweg: vvgb), te verlenen door Onze Minister, nodig voor:


- het houden, verwerven of vergroten van een gekwalificeerde deelneming; en/of


- het uitoefenen van zeggenschap verbonden aan zo'n gekwalificeerde deelneming.

Bij de beoordeling of een verklaring van geen bezwaar wordt verleend spelen de volgende twee overwegingen:


- zou de handeling leiden of kunnen leiden tot een invloed op de effectenbeurs-houder die in strijd is met een adequate functionering van die effectenbeurs of de positie van de beleggers op die effectenbeurs;


- zou de handeling ertoe leiden of kunnen leiden dat de effectenbeurs-houder behoort of zou gaan behoren tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering zou vormen voor het adequaat uitoefenen van de controle op de naleving van de voor de effectenbeurs geldende regels.

Voorgesteld wordt dat Onze Minister met het oog op bovenstaande overwegingen aan een verklaring van geen bezwaar beperkingen kan stellen of voorschriften kan verbinden.

De verklaring van geen bezwaar is als instrument van toezicht reeds langer bekend in de Nederlandse financiële toezichtswetgeving. De oorsprong ligt al bij de voorlopers van de huidige Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. Ook de Wte 1995 bevat dit instrument, alleen dan toegepast op gekwalificeerde deelnemingen in effecteninstellingen (vgl. artikel 16-18).

Er zijn twee (inter)nationale ontwikkelingen die aanleiding geven om dit instrument nu ook te introduceren voor effectenbeurzen. Ten eerste betreft het de omvorming van effectenbeurzen van een verenigingsstructuur naar die van een vennootschap met winstoogmerk. In Nederland is die ontwikkeling reeds in 1997 ingezet met de overgang van Vereniging voor de Effectenhandel naar Amsterdam Exchanges NV. Deze ontwikkeling wordt versterkt door de fusie van de Belgische, Franse en Nederlandse beurzen naar Euronext, zeker ook door het voornemen om de aandelen Euronext NV te noteren en dus vrij verhandelbaar te maken. Ten tweede betreft het de opkomst van allerlei initiatieven veelal gebruikmakend van de nieuwste ict-technologie om nieuwe beurzen c.q. handelsplatforms op te zetten. Veelal zitten achter de ondernemingen die dit soort initiatieven ontplooien, enkele actief meesturende grootaandeelhouders. Beide ontwikkelingen nopen ertoe het toezicht op effectenbeurzen dat nu louter aangrijpt bij de houder van de beurs uit te breiden met de mogelijkheid (groot)aandeelhou-ders te toetsen.2 Daarbij gaat het in het bijzonder om het voorkomen van een invloed op de houder van de effectenbeurs die ongewenst is met het oog op een adequate functionering van de effectenbeurs onderscheidenlijk de positie van de beleggers. De overwegingen die bij zo'n toetsing worden gehanteerd zijn ruim geformuleerd omdat flexibiliteit benodigd is om op verschillende casus en veranderende marktomstandigheden te kunnen inspelen. Twee voorbeelden illustreren situaties die dit vvgb-stelsel beoogt te voorkomen:


- een financieel niet-solide of niet-betrouwbare (groot)aandeelhouder kan het vertrouwen in de effectenbeurs en daarmee de ordelijke handel en prijsvorming op die beurs aantasten;


- een effectenbeurs kan bij de toepassing van de beursregels in een belangenconflict geraken met een (groot)aandeelhouder ook zijnde een aangesloten en/of genoteerde onderneming.

Voor de goede orde zij opgemerkt dat de toetsing met name waar het (de beperking van) het uitoefenen van zeggenschap betreft geen betrekking zal hebben op mededingingsaspecten en op de reguliere "corporate governance"-relatie tussen de aandeelhouder/belegger en de desbetreffende effectenbeurs.

Aldus wordt met het vvgb-stelsel een bijdrage geleverd aan de adequate functionering van een effectenbeurs en de positie van de beleggers op die beurs.

Met het wetsvoorstel wordt aangesloten bij de internationale standaarden voor effectenbeurzen die zijn opgesteld door het Forum of European Securities Commissions3 (FESCO). Deze standaarden gaan in op de vereisten die aan een effectenbeurs worden gesteld door de Investment Services Directive4 (ISD-richtlijn). Eén van de standaarden betreft de voorwaarden die gesteld kunnen worden aan het functioneren van de effectenbeurs, waaronder ook dat transparant moet zijn wie de (groot)aandeelhouders zijn. Deze transparantie is noodzakelijk bij die aandeelhouders die een dusdanig percentage van de aandelen in de effectenbeurs bezitten cq. verkrijgen, dat zij daardoor invloed op het beleid van de effectenbeurs (kunnen) uitoefenen. Volgens de standaarden behoort de wetgever in de diverse lidstaten te voorzien in een systeem van voorafgaande goedkeuring of in een ander systeem waardoor deze aandeelhouders in het toezicht op de effectenbeurs worden betrokken.

Bij het opstellen van dit wetsvoorstel is overleg gepleegd met zowel de Stichting Toezicht Effectenverkeer (hierna: STE) als Euronext Amsterdam NV.
Artikelsgewijs

Artikel I, onder A

Het nieuwe artikel 26a bevat de kern van het wetsvoorstel. In dit artikel zijn opgenomen: het vereiste van een verklaring van geen bezwaar, de procedure voor de vvgb-verlening, het kunnen stellen van beperkingen of het verbinden van voorschriften aan een vvgb, en de maatregelen om in te grijpen. De formulering en opzet van het artikel zijn analoog aan de bestaande artikelen 16 tot en met 18 van de Wte 1995; verwezen wordt naar de toelichting op de Wte 1995 (kamerstukken II, 1993/1994, 23 874, nr. 3). De overwegingen zijn ontleend aan: artikel 22, tweede lid, Wte 1995 voor wat betreft het tweede lid, onder a; en artikel 18a Bte 1995 (vgl. ook: artikel 24, tweede lid, onder b, Wtk 1992) voor wat betreft het tweede lid, onder b. Met betrekking tot het verbod is gekozen voor een gekwalificeerde deelneming van meer dan 10 procent, hetgeen aansluit bij de bestendige praktijk om in geval van een beurserkenning de zeggenschap van één aandeelhouder te beperken tot maximaal 15 procent. Dit betekent evenwel niet dat gekwalificeerde deelnemingen van meer dan 10 procent verboden zullen zijn. Integendeel het "ja, tenzij"-karakter van het vvgb-stelsel leidt ertoe dat indien op basis van de genoemde overwegingen geen bezwaar bestaat, de vvgb ook verleend zal worden. Het moge voor zich spreken dat die beoordeling telkens afhankelijk is van de concrete casus, mede gezien de (inter)nationale ontwikkelingen met betrekking tot effectenbeurzen.

Artikel I, onder B

In artikel 29, eerste lid, wordt onder i. de categorie (rechts)personen waar inlichtingen kunnen worden ingewonnen verruimd tot alle aanvragers van verklaringen van geen bezwaar (niet alleen die bedoeld in artikel 16, eerste lid, maar ook de aanvragers op grond van het voorgestelde artikel 26a). Op basis van het bepaalde onder h. en
i. kan dus zowel bij houders als bij aanvragers van een verklaring van geen bezwaar informatie worden opgevraagd. Dit is noodzakelijk voor een adequate beoordeling van de aanvraag.

Artikel I, onder C

Het verlenen van verklaringen van geen bezwaar wordt één van de taken en bevoegdheden van Onze Minister, omdat deze ingevolge artikel 40, eerste lid, niet aan een toezichthoudende autoriteit (in casu de STE) kunnen worden overgedragen. Reden daarvoor is dat het voorgestelde vvgb-stelsel moet worden gezien in samenhang met de taak/bevoegdheid om erkenningen aan houders van effectenbeurzen te verlenen, hetgeen ook tot de taken en bevoegdheden van Onze Minister behoort die niet overdraagbaar zijn. Aan de STE komt ingevolge de aanvulling op artikel 40, zesde lid, wel een adviserende rol toe omtrent het al dan niet verlenen/intrekken van een vvgb dan wel het stellen van beperkingen of verbinden van voorschriften aan een vvgb. Gelet op het feit dat de STE het dagelijkse toezicht op een effectenbeurs uitoefent, kunnen dergelijke beperkingen of voorschriften er mede toe dienen om, indien daartoe aanleiding bestaat, (informatie van) de vvgb-houder bij het toezicht op de desbetreffende beurs te betrekken.

Artikel I, onder D en E

Op grond van de artikelen 48b en 48c van de Wte 1995 kunnen bij overtredingen van het vvgb-stelsel geregeld in artikel 16 van de Wte 1995 een dwangsom respectievelijk een bestuurlijke boete worden opgelegd. Hierbij wordt aangesloten.

Artikel II

Artikel II voorziet erin dat schending van het bepaalde in artikel 26a, eerste, vijfde en zesde lid, van de Wte 1995 wordt aangemerkt als een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten. Hierdoor wordt aangesloten bij artikel 16 van de Wte 1995, waarvoor dezelfde strafrechtelijke sancties mogelijk zijn.

Artikel III

Dit artikel bepaalt dat de ingevolge dit wetsvoorstel ingevoegde en gewijzigde artikelen niet van toepassing zijn op het houden, verwerven of vergroten van gekwalificeerde deelnemingen in de houder van een effectenbeurs aan wie een erkenning op grond van artikel 22 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is verleend, dan wel enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming uit te oefenen, anders dan na een verkregen verklaring van geen bezwaar, gedurende de eerste twee maanden na inwerkingtreding van deze wet.

Artikel IV

Bij nota van wijziging op het voorstel van wet tot wijziging van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 (kamerstukken II, 1999-2000, 27 001, nr. 6) is het oorspronkelijk voorgestelde artikel 3, zesde lid, verplaatst naar artikel 2, eerste lid. Abusievelijk is hierbij de verwijzing in het eveneens voorgestelde artikel 4, vijfde lid, naar artikel 3, zesde lid, niet overeenkomstig aangepast. Door middel van het opnemen van een verwijzing in artikel
2, eerste lid, naar artikel 4 en het laten vervallen van artikel 4, vijfde lid, wordt dit gecorrigeerd.

De Minister van Financiën,