Partij van de Arbeid

Den Haag, 8 februari 2001

Inbreng PvdA-fractie bij het schriftelijk overleg restitutie en recuperatie cultuurgoederen

(OCW-00-1573) en teruggave Joodse culturele eigendommen (25 839, nr. 16)




De PvdA-fractie heeft de meest recente brief van de staatssecretaris d.d. 19 december 2000 over het teruggavebeleid van cultuurgoederen die na WO II onder beheer van de staat zijn gekomen met belangstelling gelezen. De antwoorden op de vragen die de commissie na lezing van de Regeringsnotitie d.d. 14 juli 2000 aan de staatssecretaris had gesteld, hebben de PvdA-fractie bewogen tot een enkele opmerking en het stellen van enige aanvullende vragen in het kader van dit schriftelijk overleg.

De PvdA vindt het jammer dat de regering, ondanks het feit dat het onderzoek van de commissie Ekkart nog moet worden afgerond, de nu reeds toegepaste richtlijnen onvoldoende helder maakt. Zo schrijft de staatssecretaris in zijn brief van 19 december 2000 dat de Staat zal afzien van een beroep op verjaring in geval van een nieuw verzoek tot teruggave of een reeds eerder behandeld verzoek terzake waarvan nieuwe relevante feiten beschikbaar zijn gekomen. Is het afzien van beroep op verjaring door de Staat eeuwigdurend of voor bepaalde beperkt tijd? En waarvan is het loslaten van verjaring afhankelijk indien deze beleidslijn beperkte geldigheid heeft? (p. 1)

Wanneer een verzoek tot teruggave daadwerkelijk in behandeling wordt genomen zal beoordeling zo veel mogelijk plaatsvinden conform de regels van het naoorlogs rechtsherstel, schrijft de staatssecretaris. (p. 1) Vorig jaar heeft de regering 400 miljoen gulden beschikbaar gesteld (25 839, nr 13) aan joodse nabestaanden, omdat het rechtsherstel weliswaar nauwkeurig maar ook kil en onpersoonlijk was verlopen. Hoe verhoudt deze stellingname zich met het beleidsvoornemen omtrent de teruggave van cultuurgoederen? Is het niet zo dat juist de strikte doorvoering van de regels van naoorlogs rechtsherstel de oorzaak is van veel ongenoegen?

Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel aanvragen, oude en nieuwe, zijn ingediend voor welk percentage van de objecten van de NK-collectie dan wel objecten in andere openbare collecties? Kan tevens worden aangegeven hoe de teruggave momenteel verloopt, aangezien zowel voor als na de verschijning van het rapport Ekkart aanvragen in behandeling kunnen worden genomen? (p. 2) En heeft het Rijk voldoende mogelijkheden om toepassing van haar uitgangspunten door lagere overheden en particuliere organisaties te bevorderen en zonodig af te dwingen?

Unidroit-verdrag

Onder meer door de PvdA is al meermaals aangedrongen op doorzetting van de ratificatie van het Unidroit-verdrag, dat gezien het onderwerp met dit dossier verbonden is. Ontbreekt het, blijkens het antwoord van de regering op vragen van juni 1999 naar aanleiding van een overzicht van niet geratificeerde verdragen, voor afronding van de implementatie en ratificatie onmisbare toelichtend rapport van Unidroit nog altijd? Wat heeft de regering gedaan sinds de zomer van 1999 om de verschijning van dit rapport te bespoedigen of de benodigde informatie op andere wijze te verkrijgen? Zou op den duur ook oorlogsroof van kunst onder het Unidroit-verdrag kunnen worden gebracht en zo ja, op welke termijn zou dat mogelijk zijn?