Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=409028



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG directie Azië en Oceanië Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag

Datum 12 februari 2001 Behandeld DAO

Kenmerk DAO/0155-01 Telefoon (070) 348 42 14

Blad Fax (070) 348 53 23

Betreft Mijn uitgestelde reis naar China E-mail dao@minbuza.nl

Zeer geachte Voorzitter,

Met verwijzing naar Uw schrijven van 6 dezer, Uw kenmerk 201-020, waarin U mij het verzoek overbrengt van de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken om per brief te mogen worden geïnformeerd omtrent de reden van de afzegging van mijn voorgenomen reis naar China en Hongkong, heb ik de eer U het volgende te laten weten.

Op uitnodiging van mijn collega Tang Jiaxuan zou ik van 7 tot 13 februari een bezoek brengen aan China alwaar ik gesprekken zou hebben met autoriteiten in Peking en Hongkong. Doel van het bezoek was de goede bilaterale betrekkingen met China, die velerlei zijn, te bestendigen en in dat kader in Peking van gedachten te wisselen over zowel internationaal-politieke als economische onderwerpen van wederzijds belang, waaronder de veiligheidssituatie in de regio en China's toetreding tot de WTO. In Hongkong waren gesprekken voorzien over onderwerpen die krachtens het beginsel "one country, two systems" tot de autonome bevoegdheden van Hongkong behoren. Gesprekspartners in China waren in Peking naast mijn ambtgenoot, onder meer, premier Zhu Rongji en vice-premier Wen Jiabao. In Hongkong zou ik gesprekken voeren met de Chief Executive Tung Chee Hwa, Chief Secretary of Administration Mevrouw Anson Chan en de Financial Secretary Sir Donald Tsang. De beide programma's waren mede dank zij de inspanningen van de posten Peking en Hongkong tot stand gekomen.

Een van de politieke onderwerpen op de agenda waren de mensenrechten.

Bij dit onderwerp zou ik in ieder geval aandacht hebben gevraagd voor de conclusies inzake de EU-China mensenrechtendialoog die de Algemene Raad van de Europese Unie op 22 januari jl. heeft aangenomen. Die conclusies zijn tot stand gekomen met actieve inbreng van Nederlandse zijde en vormden daarom ook voor mij de basis voor het gesprek met China over de mensenrechten.

Separaat van mijn eigen programma in Hongkong waren door het Consulaat-Generaal te Hongkong elf lokale NGO's uitgenodigd voor een ontmoeting met de mensenrechtenambassadeur die deel uitmaakte van de delegatie. Voor deze besloten bijeenkomst was een al eerder gehanteerde, voorzichtige formule gekozen, welke mevrouw Jones-Bos de mogelijkheid zou bieden om op informele wijze een beter inzicht te krijgen in de mensenrechtensituatie in China en om uit de eerste hand te vernemen op welke wijze de vrijheden van vereniging, vergadering en meningsuiting in Hongkong door China worden gerespecteerd.

Een van de elf NGO's was de Falun Dafa, de in Hongkong geregisteerde en legaal operende afdeling van de Falungong. De uitnodigingen aan deze organisatie werd mede ingegeven door de eerdergenoemde conclusies van de Algemene Raad van 22 januari jl., waarin de behandeling van Falungong-volgelingen specifiek wordt genoemd als een zorgpunt dat in de EU-mensenrechtendialoog met China aan de orde moet worden gesteld. Zoals bekend worden deze sekte en haar aanhangers door de Chinese overheid beschouwd als een ketterse beweging die de sociale orde in gevaar brengt. De onderdrukking van deze beweging is in de weken na Chinees Nieuwjaar in hevigheid toegenomen.

Enkele dagen voor mijn vertrek zocht de Falun Dafa de publiciteit met de mededeling dat zij een ontmoeting zou hebben met de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken en zijn mensenrechtenambassadeur. Daags daarop werd de Nederlandse Ambassade in Peking om opheldering gevraagd, bij welke gelegenheid werd gesteld dat het plaatshebben van zulk een ontmoeting, in weerwil van de gekozen formule, ernstige gevolgen zou hebben voor de bilaterale betrekkingen. Soortgelijke boodschappen werden tijdens het weekeinde ook afgegeven in Den Haag en nogmaals in Peking.

Daarop heb ik na rijp beraad en na sondering van o.a. EU-Commissaris Patten, besloten dat onder de huidige omstandigheden het bezoek diende te worden uitgesteld. Dit besluit heb ik diezelfde dag per brief laten weten aan mijn Chinese collega.

Bij mijn besluit het bezoek uit te stellen hebben de volgende overwegingen

gespeeld:

Ik heb mijn Hongkongse gastheren niet in verlegenheid willen brengen. De door de Falun Dafa gezochte publiciteit had immers tot gevolg dat zowel het doorgaan van het gesprek, als een besluit om eventueel dit programma- onderdeel te schrappen gezien kon worden als partij kiezen in een politieke discussie over de grenzen der Hongkongse autonomie, met name op het

punt van de vrijheid van meningsuiting en demonstratie. Hongkong staat immers onder druk om invulling te geven aan artikel 23 van de lokale grondwet, de zgn. Basic Law, die de overheid uitnodigt om wetten uit te vaardigen welke landsverraad en staatsondermijnende activiteiten verbiedt. Dergelijke wetten zouden het Peking mogelijk maken Hongkong te dwingen de Falungong ook daar te verbieden.

Het schrappen van het gewraakte programma-onderdeel onder druk van de Chinese Regering, zou de geloofwaardigheid van Nederland op het punt van de mensenrechten hebben ondermijnd, niet slechts op dit specifieke punt, dat ik in elk geval in Peking aan de orde had willen stellen, maar ook in meer algemene zin, want de mensenrechtenproblematiek (en de pogingen om daarin verbetering te brengen) reikt verder dan de slechte behandeling van de Falungong-leden.

Tot slot zou de publieke aandacht voor deze aangelegenheid gespreksonderwerpen over andere punten van gemeenschappelijk belang geheel overschaduwen, hetgeen de Nederlandse zaak per saldo geen goed zou hebben gedaan.

Uit de officiële Chinese reactie blijkt dat men er aan hecht dit voorval niet te laten escaleren en de invloed ervan op de bilaterale betrekkingen zo beperkt mogelijk te houden. Dezerzijds wordt in overleg met mijn Chinese counterpart bezien of de ASEM-Ministeriële Bijeenkomst die voor 23-24 mei a.s. is voorzien en waaraan ik reeds voornemens was deel te nemen, de mogelijkheid biedt met hem te overlegen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

===