HBO-Raad

Persberichten

19-02-2000
Visitatie Culturele en Maatschappelijke Vorming: Mensenwerk

Voorzichtig optimisme over de kwaliteitsontwikkeling van de opleiding CMV overheerst, zo schrijft commissievoorzitter Witmaar in het eindrapport van de visitatiecommissie Culturele en Maatschappelijke Vorming. De opleidingen hebben zich de laatste jaren met succes ingespannen het vak CMV een duidelijk agogisch profiel te geven. Hiermee hebben de opleidingen gezamenlijk gevolg gegeven aan een van de belangrijkste adviezen van de vorige visitatiecommissie.

De vorige visitatiecommissie (1994-1995) constateerde dat de gezamenlijke opleidingen nog niet goed hun richting hadden bepaald. Het gevolg was dat opleidingen accenten en verbredingen ontwikkelden die te ver af stonden van de eigenlijke kern van het beroep, het zogenaamd agogisch handelen. Hieronder wordt verstaan het initiëren, begeleiden en vormgeven van programmas die gericht zijn op intentionele leer- en vormingsprocessen bij mensen. In tegenstelling tot de vorige visitatie, blijkt in 2001 dat veruit de meeste opleidingen zijn opgebouwd vanuit een duidelijke visie op de beroepspraktijk. De gezamenlijke inspanningen van de opleidingen op dit gebied hebben daaraan in hoge mate bijgedragen. De commissie ziet hierin een belangrijke kans voor verdere ontwikkeling van de kwaliteit van de opleidingen. Tegelijkertijd ziet de commissie echter dat het voor opleidingen nog moeilijk is aan studenten de relatie opleiding-beroep duidelijk te maken. De commissie is te spreken over de innovatiebereidheid van de docententeams. De opleidingen hebben interessante werkvormen ingevoerd en voeren een goed stagebeleid.

Het optimisme van de commissie is voorzichtig omdat een aantal aspecten de kwaliteit van de opleidingen om aandacht vraagt. Studenten bereiken aan het einde van de opleiding het HBO-niveau, maar dit niveau staat onder druk. Voorts ziet de commissie de geringe omvang van een groot aantal CMV-opleidingen als bedreiging. De meerderheid van de opleidingen kent minder dan driehonderd studenten. De commissie vreest dat kleine opleidingen belangrijke investeringen in een kwaliteitszorgsysteem en in personeelsbeleid niet kunnen opbrengen. Ook spreekt de commissie haar zorg uit over het feit dat relatief veel studenten de opleiding zonder diploma verlaten. Positiever is de commissie over de aandacht van opleidingen voor internationalisering. Op vrijwel alle opleidingen kunnen studenten zich internationaal oriënteren. De commissie is echter wel van mening dat deze oriëntatie veel meer een integraal onderdeel van het onderwijsprogramma moet worden. Tenslotte signaleert de commissie dat de opleidingen voor een dilemma staan tussen de studenten die zich willen specialiseren en het werkveld dat juist om breed opgeleide studenten vraagt.

De commissie adviseert de opleidingen de volgende zaken gezamenlijk aan te pakken: het versterken van de diepgang van de opleiding; het versterken van de wetenschappelijke oriëntatie; een analyse van de rendementsproblematiek en het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op internationalisering van de curricula.
Tenslotte adviseert de commissie zich gezamenlijk te buigen over de vraag hoe het beroep duidelijker naar de buitenwereld en naar studenten geprofileerd kan worden.

De voorzitter van de visitatiecommissie Culturele en Maatschappelijke Vorming, mevrouw drs. M.A.S.M.H. Witmaar, biedt op donderdag 22 februari het eindrapportMensenwerk van de commissie aan de heer drs. A.B. de Graaf, secretaris van het bestuur van de HBO-raad.

Samenstelling commissie
De visitatiecommissie was samengesteld uit vertegenwoordigers van de beroepspraktijk, deskundigen op het gebied van hoger onderwijs en twee studentleden. De commissie bestond uit de volgende personen:
* mevrouw drs. M.A.S.M.H. Witmaar, directeur Stichting Buurtwerk Noord; onderwijskundige, voorzitter;

* de heer H.A. Boerendonk, algemeen directeur Stichting Promotie Den Haag, voorheen directeur theater Diligentia te Den Haag, lid
* de heer drs. A.S.J. Flapper, zelfstandig consultant, voormalig directeur welzijnsorganisaties, lid van eerste visitatiecommissie cmv, lid

* de heer prof.dr. M van der Kamp, hoogleraar andragogiek, Rijksuniversiteit Groningen, voorzitter Kunstencentrum Groningen, lid

* mevrouw dr. Y.M.A.H. te Poel, Universitair docent Universiteit Leiden, vakgroep pedagogiek, Sectie Jeugdstudies
* mevrouw M.A.J.M. Ottenheim, derdejaars studente opleiding CMV aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, oud-lid jaarraad en oud-lid opleidingscommissie, lid

* de heer A. Raspe, senior-onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut, onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken, lid
* mevrouw M. Willemse, derdejaars studente , opleiding CMV aan de Hogeschool van Utrecht, lid