ip/01/227
Brussel, 19 februari 2001
Automobielprijzen in de Europese Unie: nog steeds geen duidelijke
tendens in de richting van een aanzienlijke daling van de
prijsverschillen
In haar laatste verslag over autoprijzen heeft de Europese Commissie
vastgesteld dat de prijzen voor nieuwe auto's in de Europese Unie nog
steeds grote onderlinge verschillen vertonen. Uit de situatie op 1
november 2000 blijkt dat, na omzetting van de prijzen in euro, het
Verenigd Koninkrijk voor bijna alle onderzochte modellen de duurste
markt blijft, ondanks de prijsdalingen die een aantal producenten op
de Britse markt hebben doorgevoerd. Finland, Spanje en Nederland,
alsmede Denemarken als niet-lid van de eurozone, zijn nog steeds de
markten waar de prijzen vóór belasting de laagste zijn. Commissaris
voor Concurrentie Mario Monti benadrukt dat in het licht van deze
situatie de analyse van de oorzaken van deze prijsverschillen een
belangrijke opgave blijft(1)
.
De analyse van de situatie van de eurozoneleden en de andere lidstaten
(Denemarken, Griekenland(2)
, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) brengt aan het licht dat
Duitsland, en voor een aantal modellen, Oostenrijk, de duurste markten
binnen de eurozone zijn, terwijl Frankrijk zijn vorige positie als een
hoge-prijzenmarkt heeft verloren, aangezien slechts twee modellen het
duurst zijn op die markt. In Duitsland zijn in totaal 34 modellen meer
dan 20% duurder dan op de andere eurozonemarkten. In dat verband moet
worden opgemerkt dat de prijzen van bijna alle modellen van de
Volkswagen-groep (VW, Audi en Seat) het hoogst zijn in Duitsland, en
dat vele Japanse modellen ook duur zijn op die markt. Slechts een paar
producenten (BMW, Mercedes-Benz, Mitsubishi, Peugeot en Volvo)
beperken de prijsverschillen binnen de eurozone tot 20% voor al hun
modellen.
In tegenstelling tot wat zou kunnen worden verwacht, heeft de
Commissie tevens vastgesteld dat in de eerste vier segmenten (A tot
D), waarin de segmenten (B tot D) zijn inbegrepen, waarin gezien het
grote aantal modellen normalerwijze een sterke concurrentie zou worden
verwacht, het gemiddelde prijsverschil binnen de eurozone veel groter
is (ver boven 20%) dan in de segmenten E, F en G.
Wat de landen buiten de eurozone betreft, dient te worden opgemerkt
dat het prijsniveau in het Verenigd Koninkrijk, waar geen extra
belasting op de aankoop van een auto wordt geheven, zeer hoog blijft,
ondanks de lichte waardedaling van het Britse pond en het feit dat de
prijzen in euro van 23 in het Verenigd Koninkrijk verkochte modellen
met meer dan 10 procentpunten zijn gedaald. Bepaalde producenten, in
het bijzonder Citroën, Mercedes-Benz, Opel, Volvo en Volkswagen,
hebben in feite een aantal prijzen op deze markt verlaagd(3)
.
Aangezien de prijzen in het Verenigd Koninkrijk evenwel nog steeds
veel hoger zijn dan elders, blijven vele Britse consumenten hun auto's
bij dealers op het vasteland kopen. De Commissie ontvangt nog steeds
veel klachten van Britse consumenten die belemmeringen ondervinden
wanneer zij een auto kopen in een andere lidstaat. Veel van deze
klachten hebben betrekking op supplementen voor de rechtse besturing
en lange leveringstermijnen. Commissaris voor Concurrentie Monti heeft
zijn belofte nogmaals herhaald dat hij een onderzoek zal instellen
naar concurrentiebeperkende praktijken door automobielfabrikanten,
waardoor de burgers van de EU moeilijkheden ondervinden om een auto te
kopen in een andere lidstaat. Hij zal ten volle rekening houden met
het gedrag van de autofabrikanten wanneer hij later dit jaar aan de
Commissie zijn voorstel zal voorleggen betreffende het toekomstige
wettelijke kader voor de motorvoertuigendistributie, alvorens
Verordening nr. 1475/95 in 2002 afloopt.
Een paar cijfers
De prijsverschillen (in euro, uitgedrukt als een percentage van
prijzen in euro vóór belasting) tussen de goedkoopste en duurste
eurozonemarkten voor een aantal van de best verkochte auto's waren op
1.11.2000 als volgt:
Kleine wagens -
segmenten A en B:
1/11/2000 1/5/2000 1/11/1999
Opel Corsa 24,6% 14,3% 19,2%
Ford Fiesta 20,5% 20,1% 22,9%
Renault Clio 23,0% 24,0% 19,9%
Peugeot 106 11,4% 14,3% 15,0%
VW Polo 29,1% 26,8% 31,7%
Middelgrote wagens segment C:
1/11/2000 1/5/2000 1/11/1999
VW Golf 32,9% 30,1% 33,2%
Opel Astra 27,6% 28,7% 23,0%
Ford Focus 18,1% 14,5% 14,1%
Renault Mégane 18,5% 17,6% 19,4%
Peugeot 306 18,9% 14,6% 17,2%
Grote wagens segmenten D, E en F:
1/11/2000 1/5/2000 1/11/1999
BMW 318i 13,9% 14,1% 15,1%
Audi A 4 21,0% 15,5% 15,5%
Ford Mondeo 29,9% 29,8% 25,0%
Opel Vectra 25,2% 23,6% 20,6%
VW Passat 22,1% 25,2% 24,2%
Prijspolitiek van de producenten
Uit de bovenstaande voorbeelden blijkt dat het prijsverschil voor 10
van deze modellen wederom is gestegen, terwijl het slechts voor 5
modellen is gedaald. Er waren in het bijzonder toenemende
prijsverschillen voor Ford (alle drie de modellen), Volkswagen en Opel
(elk twee modellen respectievelijk). Er zij op gewezen dat alle 15
bovenvermelde modellen, behalve 2, het duurst waren in Duitsland.
De over het algemeen lage prijzen vóór belasting in Finland,
Denemarken en Griekenland zijn grotendeels het gevolg van de
prijspolitiek van de producenten. Wegens de hoge belasting op de
aankoop van auto's in Denemarken, Finland, Nederland en Portugal,
houden de meeste producenten de catalogusprijzen vóór belasting op een
laag niveau, met het argument dat dit noodzakelijk is om de prijzen na
belasting betaalbaar te maken. In andere landen waar een dergelijke
belasting niet wordt geheven, zijn de prijzen vóór belasting derhalve
veel hoger. In het Verenigd Koninkrijk zijn de bijkomende kosten voor
de specificaties van het Verenigd Koninkrijk, in het bijzonder de
rechtse besturing, en de hoge waarde van het Britse pond in de
autoprijzen begrepen. Derhalve moet met al deze aspecten rekening
worden gehouden bij het onderzoek naar de oorzaken van de grote
prijsverschillen.
De Commissie heeft vastgesteld dat voor de Britse en Ierse consumenten
die een auto kopen in een andere lidstaat, de toeslag voor de rechtse
besturing over het algemeen het laagst is voor modellen van de Japanse
producenten, en het hoogst voor de door de Volkswagen-groep
geproduceerde modellen (VW, Audi en Seat).
Methode
De gebruikte methode is dezelfde als die welke in het verleden werd
toegepast: in totaal 15 Europese en 8 Japanse automobielfabrikanten
hebben de Commissie de aanbevolen detailhandelsprijzen, per 1.11.2000,
van 71 van hun best verkochte modellen medegedeeld(4)
.
De referentieprijs voor de berekening van deze verschillen is die van
het goedkoopste land voor gelijk welk model binnen de eurozone. De
prijzen worden gecorrigeerd, rekening houdend met verschillen in
standaarduitrusting, en zijn vermeld in de lokale munteenheid en in
euro(5)
, vóór en na belasting. De prijzen voor de belangrijkste opties en de
rechtse besturing worden eveneens, tezamen met andere inlichtingen
verstrekt. Voor een aantal modellen kunnen op bepaalde nationale
markten nog andere opties en verschillen in standaarduitrusting
bestaan. Er zij op gewezen dat de werkelijke kleinhandelsprijzen
kunnen verschillen van de aanbevolen catalogusprijzen, aangezien de
verkopers vrij zijn om hun eigen prijzen vast te stellen en de klanten
extra financiële voordelen aan te bieden, afhankelijk van de markt.
Informatie voor het publiek
Teneinde de doorzichtigheid te verbeteren en het publiek beter te
informeren, zorgt het Directoraat-generaal Concurrentie voor een
betere toegang tot gegevens door het verslag beschikbaar te stellen op
zijn website:
* Persbericht en samenvattende elektronische versie van het verslag
en de prijstabellen van de producenten:
http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/
* Volledige papierversie van het verslag:
In de Bureaus van de Commissie in de verschillende lidstaten
Adressen op het Internet: http://europa.eu.int/comm/offices.htm
* Informatiecentra voor automobielkopers (telefoon "hotline"):
http://europe.eu.int/comm/competition/car_sector/
(1)
In dit verband wordt de aandacht gevestigd op een recente studie
waarin de oorzaken van de verschillen in autoprijzen worden
geanalyseerd. Deze studie "Car price differentials in het European
Union - An economic analysis" werd door een onafhankelijke consultant
opgesteld in het kader van de werkzaamheden met betrekking tot het
Verslag van de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1475/95 betreffende
de afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen, dat
op 15.11.2000 door de Commissie werd goedgekeurd. De studie en het
verslag zijn beide te vinden op de website van het
Directoraat-generaal Concurrentie:
/http://europe.eu.int/comm/competition/car sector.
(2)
Griekenland is op 1 januari 2001 lid geworden van de eurozone.
(3)
Deze prijsdalingen kwamen er nadat de heer Byers, de Britse minister
van handel en industrie, een besluit had uitgevaardigd om de
concurrentie te vergroten op het gebied van de levering en de verkoop
van auto's.
(4)
Er zij op gewezen dat Rover per 1.11.2000 geen informatie over de
prijzen heeft medegedeeld.
(5)
De (vaste) euro-omrekeningskoersen zijn die welke gepubliceerd zijn in
het Publicatieblad L 359/1 van 31.12.1998 voor de leden van de
eurozone, en de in Publicatieblad C 315/3 van 4.11.2000 gepubliceerde
koersen voor de andere lidstaten.