Referendum Nieuws, 22 februari 2001

GRONINGEN: 80 PROCENT STEMT TEGEN GEMEENTEPLAN

Bij het gisteren gehouden referendum in Groningen stemde een grote meerderheid van 80 procent tegen het gemeenteplan een grootschalige verbouwing van de Grote Markt (met de ondergrondse parkeergarage als meest omstreden onderdeel). De opkomst was met 56 procent relatief hoog.

De opkomstdrempel in Groningen stelt dat minimaal 30 procent van alle kiesgerechtigden - ongeacht de opkomst - tegen het gemeenteplan moet stemmen, wil het referendum geldig zijn. Tachtig procent van 56 procent is meer dan 30 procent, dus was het referendum geldig. Deze hoge norm, die ook in de Grondwetswijziging en de pas aangenomen Tijdelijke Referendumwet staat, was in 1999 door het gemeentebestuur ingesteld met een schuin oog op het verwachte referendum over de Grote Markt, maar niet afdoende gebleken. Indien echter bij dezelfde opkomst een krappe meerderheid tegen het gemeenteplan had gestemd - wat vorig jaar nog de verwachting was - dan was het referendum echter ongeldig verklaard.

OPKOMSTDREMEPL

Het NOS-Journaal van gisteravond had met name aandacht voor de opkomstdrempel. Staatsrechtsgeleerde Elzinga, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en lid van de Groningse gemeentelijke referendumcommissie die moet toezien op de naleving van de referendumregels, suggereerde dat het Groningse referendum liet zien dat deze opkomstdrempel toch niet zo onhaalbaar was als beweerd is.

Wat het Referendum Platform betreft, is dit zowel niet relevant, als strikt genomen niet juist. Het is niet relevant omdat opkomstdrempels logisch strijdig zijn met de democratie. En het is onjuist omdat een trend niet vastgesteld kan worden op basis van één referendum.

OPKOMSTDREMPELS ONTKENNEN GELIJKHEIDSBEGINSEL

Om de volgende redenen moeten opkomstdrempels (quorums) worden vermeden:

 Quorums zijn onterecht. Voor gewone verkiezingen wil geen enkele partij quorums; wanneer 5 procent van de bevolking de Tweede Kamer zou verkiezen, is dat volgens hen geen enkel probleem. Wanneer zeg 20 procent van de kiesgerechtigden opkomt bij een direct-democratische stemming, dan is dat plotseling niet voldoende. Terwijl (landelijk) dan toch 2,5 miljoen personen deelnemen aan de stemming; veel meer dan de 150 leden van de Tweede Kamer.

 Quorums zijn onlogisch. De enige correcte interpretatie van het niet-stemmen is dat de thuisblijvers een mandaat geven aan de groep die wel stemt, om gezamenlijk te beslissen. Wetten gelden immers per definitie voor iedereen in gelijke mate, dus kunnen mensen zich niet onttrekken aan de geldigheid van een wet met het argument dat ze niet naar de stemming zijn gegaan. Het gaat erom dat mensen een principiele mogelijkheid hebben om te stemmen; wanneer zij thuisblijven omdat zij feitelijk niet betrokken zijn bij het onderwerp (omdat het over iets specifieks gaat, zoals de visserij, de studiefinanciering of de gehandicaptenvoorziening) of menen dat zij niet voldoende kennis van het onderwerp hebben, of geen tijd of belangstelling hebben, dan is het prima dat mensen thuisblijven en de facto anderen mandateren. Deze anderen hebben immers wel belangstelling of kennis of zijn feitelijk bij het onderwerp betrokken.

 Quorums maken manipulaties, boycotacties en 'negatieve campagnes' van tegenstanders van het referendum mogelijk. Immers, bij een quorum worden de niet-stemmers feitelijk bij de tegenstemmers opgeteld. Degenen die willen dat het overheidsbesluit doorgaat, hoeven dus alleen maar ervoor te zorgen dat mensen thuisblijven. In Italie boekte de maffia in juli 1999 zo een grote overwinning door met pressie en verdachtmakingen mensen te weerhouden om op te komen bij een referendum over een nieuw kiesstelsel dat de macht van de maffia zou verminderen. Het quorum van 50 procent werd op 0,4 procent na niet gehaald; 25 miljoen stemmen gingen de prullenbak in. Dit ondanks dat 92 procent voor het nieuwe kiesstelsel had gestemd.

 Als een meerderheidsuitslag ongeldig wordt verklaard omdat het quorum niet is gehaald, heeft dat een slechte uitwerking op de opkomst bij volgende referenda. Burgers ervaren deze spelregels als oneerlijk en krijgen de indruk dat de het niet uitmaakt wat zij doen omdat de overheid haar zin toch doordrukt. Dus is de neiging om thuis te blijven groter. Precies dit is gebeurd in Amsterdam sinds de invoering van het toestemmingsquorum van 50 procent van de opkomst van de laatste verkiezingen (zie eerdere nieuwsberichten over Amsterdam op www.referendumplatform.nl).

VEEL REFERENDA ZOUDEN ZIJN GESNEUVELD

Ten tweede is het strikt genomen onjuist omdat één referendum niet voldoende is om een trend vast te stellen. Daarvoor moeten we kijken naar alle in Nederland gehouden referenda. Het Referendum Platform beschikt over de uitslagen van 31 referenda met een voor/tegen-vraagstelling (die geen meerkeuzereferenda zijn). Daarvan zouden 12 ongeldig zijn verklaard indien de drempel uit Groningen en de TRW was gehanteerd. Dat is meer dan een derde. Van 10 van de 12 ongeldig verklaarde referenda stemde een meerderheid tegen het gemeenteplan dat ter discussie stond.

Bovendien zijn deze cijfers nog veel te gunstig omdat bijna de helft (15) van deze referenda eigenlijk plebiscieten betreffen over gemeentelijke herindelingen: volksstemmingen die in de jaren '70, '80 en '90 door de besturen van kleine gemeenten waren geïnitieerd die tegen hun zin dreigden te worden opgeslokt door grotere gemeenten. Het was voor deze gemeentebesturen vooraf duidelijk dat de stemmingen Russische uitslagen zouden generen: zeer hoge opkomsten waarvan een overgrote meerderheid van de dorpsinwoners tegenstemde. Deze niet-bindende referenda (waarvoor vaak opeens geen opkomstdrempels gelden) hadden dan ook doorgaans ten doel dat het gemeentebestuur tegen Den Haag kon zeggen: "Zie maar, ons verzet wordt door de bevolking gedeeld." Vanuit een strikte democratische theorie is dit oneigenlijk gebruik. Indien referenda alleen gehouden konden worden na het halen van een handtekeningendrempel, waren deze referenda wellicht niet, en hele andere juist weer wel gehouden.

Als we deze herindelings-plebscieten niet meetellen, is het cijfer nog veel eenduidiger. Van de 16 referenda zouden er 9 ongeldig worden verklaard wegens het niet halen van de opkomstdrempel. Interessant is dat bij alle 9 een meerderheid tegen het voorliggende gemeenteplan stemde.

Uit het bovenstaande volgt maar één conclusie: opkomstdrempels moeten worden vermeden.

++++ www.referendumplatform.nl ++++