http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=411101
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN
HAAG Directie Afrika Afdeling Centraal- en Oost-Afrika Bezuidenhoutseweg
67 2594 AC Den Haag
Datum 12 maart 2001 Auteur Job van den Berg
Kenmerk DAF JB/01 Telefoon 070 348 5016
Blad /1 Fax 070 348 6607
Bijlage(n) Notitie "Nederland en de Grote Merenregio" E-mail
job-vanden.berg@minbuza.nl
Betreft Motie van de leden Karimi en Hoekema over Nederlands beleid ten
aanzien van de Grote Merenregio
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar motie nr. 37, ingediend door de leden Karimi en
Hoekema tijdens de begrotingsbehandeling van 2 november jl. en de brief van
de Griffier van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken d.d. 6 februari
jl., kenmerk Buza 2001/08, bieden wij u bijgaande notitie aan over het
Nederlands beleid ten aanzien van de Grote Merenregio in Afrika.
De Minister van Buitenlandse Zaken
J.J. van Aartsen
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
NEDERLAND EN DE GROTE MERENREGIO
12 maart 2001
INHOUDSOPGAVE
1. DE CONFLICTEN ROND DE GROTE MEREN
1.1 Het ontstaan van de crisis
1.2 De Lusaka en Arusha Vredesakkoorden
1.3 Analyse van het conflict
1.4 Recente ontwikkelingen
2. HET NEDERLANDS BELEID
2.1 Nederlandse uitgangspunten
2.2 Uitvoering van beleid op regionaal niveau
2.3 Het bilaterale beleid
2.3.1 DRC
2.3.2 Rwanda
2.3.3 Burundi
2.3.4 Uganda
2.4 Tenslotte
1. DE CONFLICTEN ROND DE GROTE MEREN
1.1 Ontstaan van de crisis
Op 6 april 1994 kwam President Juvenal Habyarimana van Rwanda bij een aanslag op zijn vliegtuig in Kigali om het leven. Nog steeds is onduidelijk wie verantwoordelijk was voor deze moordaanslag. Het nieuwe Hutu-bewind dat kort daarop de macht greep, gaf opdracht tot uitvoering van de genocide op Tutsi's en gematigde Hutu's. In de periode tussen 6 april en 19 juli 1994 zijn naar schatting 800.000 mensen vermoord door de Hutu-extremisten. De genocide werd beëindigd nadat in juli 1994 het door Tutsi's gedomineerde Rwandan Patriotic Front (RPF) onder leiding van Majoor-Generaal Paul Kagame in Rwanda de macht overnam. Bij hetzelfde vliegtuigongeluk kwam ook Cyprien Ntaryamira, President van Burundi, om het leven. Deze gebeurtenis leidde ook in Burundi tot een burgeroorlog. Na diverse politieke crises en etnische gewelddadigheden greep in juli 1996 majoor Boyoya, in Burundi de macht.
Het offensief van de RPF in Rwanda leidde tot een massale exodus van Hutu's naar Zaïre, Tanzania en Burundi. Deze vluchtelingen werden opgevangen in kampen van UNHCR en internationale NGO's. Hutu-extremisten maakten echter de dienst uit in deze vluchtelingenkampen en gebruikten middelen van de internationale hulpgemeenschap om weer op krachten te komen en te hergroeperen. Met name vanuit de kampen in de Kivu-provincies in Oost-Congo werden aanvallen uitgevoerd op Rwandees grondgebied.
Met het einde van de koude oorlog werd eveneens het verval van de macht van
President Mobutu Sese Seko ingezet. In Zaïre werd de roep om democratisering
en hervorming van het corrupte staatsapparaat steeds sterker. Mobutu
ondernam hiertoe enkele halfslachtige pogingen maar voorkwam niet dat hij
vanaf de tweede helft van de jaren '90 de steun van de Zaïrese bevolking
kwijtraakte. Tegelijkertijd vroegen de nieuwe machthebbers in buurland
Rwanda aan Mobutu om orde op zaken te stellen in de Kivu-provincies. Hierop
bleef een afdoende reactie van Kinshasa uit. Het verzet vanuit de Zaïrese
bevolking tegen Mobutu's bewind en de gevoelens van onveiligheid van Rwanda
en haar bondgenoot Uganda kwamen samen in de oprichting van de door Rwanda
en Uganda gesteunde Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du
Congo-Zaïre onder leiding van Laurent Kabila (AFDL). Eind 1996 ontruimden
Rwandese troepen en het AFDL van Laurent Kabila de kampen in Oost-Congo. Het
leger van Kabila stootte door naar Kinshasa en nam de macht over van
President Mobutu. Bij de ontruiming van de kampen en bij de achtervolging
van de extremisten zijn tienduizenden doden gevallen. Een deel van de
extremisten trok verder Zaïre in en zorgde tot eind 1998 voor instabiliteit
in Rwanda.
Rwanda speelde dus een belangrijke rol bij de coup van Kabila in 1997 in
Zaïre, dat hij omdoopte tot de Democratische Republiek Congo (DRC). In 1998
ontstond er een breuk in de alliantie tussen Rwanda en de DRC omdat ook
President Kabila, net als zijn voorganger Mobutu, zijn beloften om de
Oostgrens van de DRC te beveiligen en het land te democratiseren, niet
nakwam. Om een einde te maken aan de aanhoudende invallen in Rwanda door
Hutu-extremisten vanuit de DRC ondernamen Rwanda en Uganda in augustus 1998
een offensief tegen Kabila. Tegelijkertijd stond in de DRC een aantal
rebellengroepen
op, gesteund door Rwanda en Uganda, dat probeerde om Kabila te verdrijven.
Pas nadat Zimbabwe, Angola en Namibië President Kabila militair te hulp
schoten kon de opmars door Rwanda, Uganda en de rebellen worden gestopt.
1.2 De Lusaka en Arusha vredesakkoorden
Medio 1999 werd in Lusaka, onder leiding van President Chiluba van Zambia,
een vredesakkoord gesloten tussen de in de DRC strijdende partijen. Dit
Lusaka-akkoord bestaat uit twee componenten. De eerste richt zich op het
democratiseringsproces in de DRC, onder meer door de organisatie van een
Interne Dialoog onder leiding van een neutrale facilitator. Dit onderdeel
wordt de interne lijn van het Lusaka-akkoord genoemd. De tweede component
van het akkoord richt zich op het oplossen van het interstatelijke conflict
(de zgn. externe lijn), onder meer met behulp van de inzet van de United
Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo
(MONUC). De regering van President Laurent Kabila heeft tot zijn onverwachte
dood medio januari jl. de uitvoering van het Lusaka-akkoord op alle fronten
tegengewerkt.
In juni 1998 begonnen in Arusha onder bemiddeling van oud-president Nyerere
van Tanzania vredesbesprekingen tussen een groot deel van de Burundese
partijen en groeperingen. Na het overlijden van Julius Nyerere heeft
voormalig president van Zuid Afrika, Nelson Mandela, begin 2000, de rol van
facilitator in het Burundese vredesproces op zich genomen. Ondanks de
inspanningen van Mandela, die onder meer resulteerden in tekening van het
Arusha vredesakkoord (28 augustus 2000), zijn de problemen voor Burundi
geenszins opgelost. Inmiddels is een Implementation Monitoring Commission
(IMC) opgericht dat moet toezien op de uitvoering van het Arusha-akkoord.
Het IMC wordt voorgezeten door de Speciale Vertegenwoordiger van de
Secretaris Generaal van de VN, ambassadeur Dinka.
1.3 Analyse van het conflict
De oorlog in de DRC is geen "klassiek" conflict tussen twee min of meer
herkenbare partijen. Op het grondgebied van de DRC (geografisch middelpunt
van de Grote Meren regio) worden op vier niveaus conflicten over zeer
verschillende belangen uitgevochten. Een "snelle", eendimensionale oplossing
van het conflict (of liever de conflicten) onmogelijk. De vier
conflictniveaus zijn onderling verbonden en overschrijden meerdere
landsgrenzen. Het is daarom van belang te streven naar een
land-overstijgende, regionale aanpak van de problematiek.
Op het
eerste niveau
is sprake van een regionale oorlog tussen het "Grote Merenmachtsblok"
(Rwanda, Uganda en Burundi) enerzijds en het "Centraal-Afrikaanse
Machtsblok" (de DRC, Zimbabwe, Angola en Namibië) anderzijds. De inzet van
deze strijd lijkt zich te richten op het behoud van of uitbreiding van
invloedssferen: de DRC vormt in potentie een grote afzetmarkt en heeft met
haar natuurlijke rijkdommen een grote aantrekkingskracht op de aangrenzende
landen. Met nadruk wordt hier gesproken over uitbreiding van
invloedssferen
en niet van
territoriale expansiedrift
.
Ook een rol spelen de veelal illegaal verkregen opbrengsten van kostbare
Afrikaanse grondstoffen als diamanten, olie of hout, die worden gebruikt om
wapens te kopen of in de zakken van enkelen verdwijnen. Hierdoor kan het
conflict voor direct betrokkenen een lucratieve activiteit worden, wat een
spoedige oplossing bemoeilijkt. Nederland speelt een actieve rol bij het
tegengaan van illegale handel in grondstoffen. Zo heeft Nederland het
Fowlerrapport medegefinancierd
.
Alhoewel er de-facto een deling van de DRC is ontstaan lijkt geen van de
bezettende landen een definitieve uitbreiding van haar gebied ten koste van
de DRC op het oog te hebben. Zodra het machtsvacuüm binnen de DRC op een
acceptabele manier is opgelost voor de verschillende externe partijen, gaat
de internationale gemeenschap en ook Nederland er vanuit dat deze landen
zich uit de DRC zullen terugtrekken. Een zorgelijke ontwikkeling bij de
bezetting van de DRC vormen de berichten over illegale exploitatie van
grondstoffen door de landen betrokken bij de oorlog in de DRC. De VN
Veiligheidsraad heeft een expertpanel opgericht om deze berichten te
onderzoeken. Het resultaat van dit onderzoek wordt tweede helft 2001
verwacht.
Het
tweede niveau
is de gewapende strijd tussen de regering van Joseph Kabila en de Congolese
opstandelingen. De inzet van deze strijd is de politieke macht binnen de
DRC. Er heerst tussen de verschillende rebellengroepen grote animositeit.
Dit maakt de positie van de rebellen er niet sterker op. Vanuit het
eerdergenoemde "invloedssfeer-argument" wordt deze interne Congolese strijd
aan beide zijden zwaar ondersteund door bovengenoemde machtsblokken.
Het
derde conflictniveau
in de DRC zijn de verschillende burgeroorlogen in aangrenzende landen die
deels op Congolees grondgebied worden uitgevochten. Het belangrijkste
voorbeeld daarvan is Rwanda's strijd tegen Ex-Far
en Interahamwe
-troepen in de DRC. Vanaf 1998 houden Rwandese troepen het oostelijk deel
van de DRC bezet om daarmee aanvallen van Ex-Far en Interahamwe-troepen op
hun grondgebied te voorkomen en de stabiliteit in Rwanda te garanderen.
Inmiddels is de rust in Rwanda teruggekeerd. De genocide in 1994 is door
Rwanda echter nog niet vergeten en die herinnering blijft een belangrijke
rol spelen bij het beleid ten aanzien van Ex-Far en Interahamwe. In dat
licht is het van groot belang de legitieme veiligheidseisen van Rwanda te
onderkennen. Dit zal een belangrijke sleutel vormen voor het beëindigen van
het conflict in het Grote Meren gebied. Ook Burundi (strijd tegen de FNL en
FDD
), Uganda (strijd tegen AFD
, maar ook, als steun aan Rwanda, tegen Ex-Far en Interahamwe) en Angola
(strijd tegen UNITA
) vechten voor een deel hun interne problemen uit in de DRC.
Een
vierde niveau
van conflict concentreert zich in het Oostelijk deel van de DRC. Daar is
een aantal groepen in onderlinge strijd gewikkeld. Het gaat onder meer om
een etnisch conflict tussen Hema en Lendu in de Ituri regio aan de
Noordoost grens van de DRC. Daarnaast gaat het om conflicten en rebellie van
Mai-Mai en Interahamwe in de Kivu-provincies. Duidelijk is dat voormalig
president Laurent Kabila deze troepen inzette bij zijn eigen strijd.
1.4 Recente ontwikkelingen
Inmiddels lijkt het er op dat met het wegvallen van Laurent Kabila de
impasse in het Lusaka-vredesproces kan worden doorbroken. Joseph Kabila
toont, in tegenstelling tot de weinig constructieve houding van zijn vader,
vooralsnog een hoopgevende bereidheid tot samenwerken met de landen in de
regio. Tevens gaf hij tijdens zijn recente bezoeken aan België, Frankrijk,
de VS en de VN aan bereid te zijn om samen met de internationale gemeenschap
te werken aan democratisering en ontwikkeling van de DRC en de regio. De
door Joseph Kabila getoonde bereidheid tot samenwerken met de Burundese
regering om ook de uitvoering van het Arusha-akkoord verder te helpen is
eveneens een gunstig teken. Het is in de komende periode van belang dat
Joseph Kabila de daad bij het woord voegt en overgaat tot werkelijk
uitvoering van het Lusaka-akkoord. Een andere hoopvolle ontwikkeling is dat
de landen in de regio geen misbruik lijken te maken van de ongewisse
situatie in de DRC: geen van de betrokken landen heeft sinds de moord op
Laurent Desiré Kabila het staakt-het-vuren noemenswaardig geschonden.
Tenslotte toonden de actoren in de regio hun bereidheid tot een vreedzame
oplossing van de crisis tijdens een ontmoeting in de VN-Veiligheidsraad in
New York van 21 en 22 februari jl.. Het is van essentieel belang deze
"window of opportunitiy" op een goede manier te gebruiken.
Afrikaanse initiatieven
De Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE) tracht ondanks haar
capaciteitsgebrek een bijdrage te leveren aan het vredesproces in de DRC. De
Joint Military Committee (JMC)
, met een door de OAE benoemde voorzitter, heeft in dit proces een
coördinerende rol. Vanwege de beperkte slagkracht van OAE is de EU er
vooralsnog voorstander van de VN een coördinerende taak met betrekking tot
het vredesproces te geven en de JMC beter in het VN-raamwerk te integreren.
Overigens is het van belang om de regionale leiders in dit proces te
verankeren om hun "ownership" in het vredesproces te garanderen. Om de OAE
in de toekomst wel de capaciteit te geven om dergelijke vredesprocessen te
begeleiden, ondersteunt Nederland, ook financieel, het
herstructureringsproces van de OAE.
De coöperatieve houding van Joseph Kabila geeft de regionale leiders uit
omringende landen de mogelijkheid om een helpende hand te bieden bij het
vredesproces. Inmiddels heeft Nelson Mandela als facilitator van het
Arusha-vredesproces in Burundi gesprekken gevoerd met Joseph Kabila en lijkt
ook de rol van Zuid Afrika in het Congolese vredesproces zich uit te
breiden. Nederland heeft tijdens het bezoek van Minister-President Kok aan
Zuid Afrika eind februari 2001 nog eens bevestigd dat Nederland waar
mogelijk ondersteuning te wil blijven bieden aan het vredesproces.
VN Veiligheidsraad
Na de ondertekening van het Lusaka-akkoord medio 1999 besloot de
VN-Veiligheidsraad in november 1999 tot de instelling van de vredesmacht
MONUC die in samenwerking met het Joint Military Committee de implementatie
van het Lusaka-akkoord zal monitoren. De MONUC-missie zou oorspronkelijk
bestaan uit 5500 troepen, waarvan 500 waarnemers. Ondanks grote druk van de
Internationale Gemeenschap - onder meer door een bezoek van een delegatie
van leden van de VN Veiligheidsraad - bleef President Laurent Kabila tot aan
zijn dood de activiteiten van MONUC dwarsbomen.
De Secretaris-generaal van de Verenigde Naties presenteerde op 15 februari
2001 een aangepast "concept of operations" voor MONUC in de
VN-Veiligheidsraad. Het gaat hierbij om de reductie van het troepenaantal
van MONUC van 5500 naar 3000 manschappen. 550 Manschappen zullen optreden
als waarnemers, de overige 2450 manschappen zullen zorgen voor de veiligheid
van deze waarnemers. MONUC zal zich toeleggen op verificatie en monitoring
van de terugtrekking van de in de DRC opererende externe partijen.
Bijstelling van het operationele plan van MONUC was gewenst omdat de
omstandigheden in de DRC zijn gewijzigd en de inzichten van de VN met
betrekking tot de haalbaarheid van de operatie zijn veranderd. Belangrijke
overwegingen bij dit besluit zijn dat de in een eerdere fase reeds
gestationeerde waarnemers in toenemende mate in staat blijken te reizen in
alle delen van de DRC en dat de VN in de afgelopen maanden op geen enkele
wijze doelwit is geweest van gewelddadige acties. De voorstellen tot
aanpassing van MONUC zijn in lijn met de Nederlandse opvattingen: het is
onmogelijk om in de uitgestrektheid van de DRC een VN-macht te ontplooien
die vrede af
dwingt
. De nadruk op het monitoren en verificatie van terugtrekking van de
verschillende gewapende troepen is derhalve het meest effectief en de enige
haalbare optie.
Het is de bedoeling dat de verificatie van de terugtrekking in 4 fasen wordt
uitgevoerd. In elke fase wordt een regio bezocht, te beginnen in het
Zuidoosten (Pweto) en via de beide centrale regio's (Mbuyi-Mayi en
Kisangani) naar het Noordwesten (Mbandaka). Zodra de begindatum van de
terugtrekking is vastgesteld, zijn ongeveer 2 maanden nodig om de taken uit
te voeren.
Nederland verwelkomt de resultaten van de Veiligheidsraads-bijeenkomst van
21 en 22 februari jl.. Tijdens deze bijeenkomst werd unaniem - en met
impliciete steun van de 6 oorlogvoerende landen en de rebellen - resolutie
1341 over het vredesproces aangenomen. De door de SGVN voorgestelde
aanpassing van MONUC werd daarin aanvaard. De resolutie waardeert tevens de
constructieve opstelling van President Joseph Kabila en dringt aan op
terugtrekking van alle partijen tot 15 kilometer van de huidige frontlijn
vanaf 15 maart as. Daarnaast moeten de partijen voor 15 mei as. een plan en
tijdpad voltooid hebben aangaande de definitieve terugtrekking van alle
externe partijen uit de DRC (Rwanda, Uganda, Burundi, Zimbabwe, Namibië,
Angola). Ook een Demobilisation, Disarmament and Reintegration-plan voor
andere gewapende groepen in de regio, zoals de Ex-Far soldaten (voormalig
Rwandese leger) en Interahamwe-groepen (verantwoordelijk voor de genocide in
Rwanda), moet dan door de ondertekenaars van het Lusaka-akkoord zijn
opgesteld. Rwanda's aankondiging om vanaf 28 februari haar troepen 200 km
van de frontlijn terug te trekken en Uganda's plan om 2 bataljons (1000
troepen) uit de DRC terug te trekken als vertrouwenwekkende maatregel werden
in de resolutie verwelkomd. In de resolutie wordt tenslotte aangegeven dat
dwarsliggers in het vredesproces, waar mogelijk, zullen worden onderworpen
aan sancties. Het lijkt erop dat met de bijeenkomst in New York alsnog een
serieus begin gemaakt is met de implementatie van het Lusaka-akkoord.
Met enige regelmaat wordt door verschillende spelers in het conflict opgebracht dat de interne lijn (de Interne Dialoog in de DRC) en externe lijn (de regionale vredesregeling onder MONUC) van het Lusaka-akkoord van elkaar losgekoppeld zouden moeten worden. Nederland is daar geen voorstander van. Het zou de verschillende actoren van het Lusaka-akkoord de mogelijkheid geven het vredesakkoord volgens hun eigen visie uit te werken. Gezien de bestaande tegenstellingen zou dit de uitvoering van het akkoord slechts frustreren. Het is daarom voor Nederland van groot belang dat beide onderdelen van het vredesakkoord tegelijkertijd en volgens de letter van het akkoord worden uitgevoerd. Het democratiseringsproces in de DRC is volgens Nederland cruciaal voor interne stabiliteit en de opbouw van de DRC en de regio. Daarnaast is het van groot belang de externe, niet-Congolese partijen die bij het conflict betrokken zijn, te overtuigen van de noodzaak de strijd te staken en mee te werken met de MONUC-vredesmacht.
De Europese Unie
De Speciale EU Gezant voor de Grote Merenregio, Aldo Ajello, wordt ingezet
om de positie van de EU te vertegenwoordigen in de regio en bij te dragen
aan het vredesproces. Ambassadeur Ajello rapporteert aan de EU-lidstaten en
komt met aanbevelingen voor gemeenschappelijk beleid. De EU-lidstaten zitten
niet altijd op dezelfde politieke lijn ten aanzien van de Grote Merenregio.
Dit verminderde de invloed en het gewicht van de EU binnen de regio
aanzienlijk. Na de genocide in Rwanda in 1994 leek een scheidslijn te
ontstaan waarbij Frankrijk en België uit meer de Francofone landen in de
Grote Merenregio (Burundi, DRC) steunden en het Verenigd Koninkrijk zich
eerder schaarde achter Uganda en Rwanda.
Nederland heeft het ontbreken van een eenduidige boodschap van de EU ten
aanzien van Afrika en m.n. het Grote Merenconflict duidelijk aan de orde
gesteld tijdens de Algemene Raad van 22 mei 2000. Speciaal Gezant Ajello
ondersteunde Nederland in die zienswijze. Er is inmiddels een kentering te
zien waarbij de belangrijkste Westerse spelers in de Grote Merenregio als
Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk (en buiten de EU de VS)
trachten hun beleid beter af te stemmen. Hiertoe is in het vorig jaar een
contactgroep opgericht waaraan België, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk,
Speciaal Gezant Ajello, het EU-Voorzitterschap en de VS deelnemen. Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk, de twee Europese landen die v.w.b. het
Afrikabeleid traditioneel het verst uit elkaar liggen zoeken eveneens
toenadering. In vervolg op de top in St. Malo (1999) bespraken de Ministers
van Buitenlandse Zaken van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in februari
2001 in Cahors wederom over samenwerking inzake Afrika. Daarbij werden onder
meer afspraken gemaakt over ontwikkelingssamenwerking en samenwerking
tussen Franse en Britse ambassades in Afrika.
Op 26 februari jl. besloot de Algemene Raad dat de EU haar kritische dialoog
ten aanzien van de landen in de Grote Merenregio zal voortzetten en
intensiveren. Prioriteit blijft daarbij de uitvoering van het
Lusaka-akkoord. Er werd ook besloten tot steunverlening aan de DRC en het
Lusaka-vredesproces, met behulp van een pakket maatregelen.
Het betreft hier onder andere politieke en financiële steun aan MONUC, de mogelijkheid tot graduele hervatting van de Europese ontwikkelingshulp en het ophogen van humanitaire hulp aan de DRC. Tevens werd voorgesteld om vanuit Europees kader steun te verlenen aan de Interne Dialoog in de DRC middels financiële bijdragen of door het detacheren van deskundigen bij het team van facilitator Masire. Tenslotte werd aangedrongen op het starten van de voorbereidingen van een programma met betrekking tot Disarmament, Demobilisation and Reintegration (DDR) voor de DRC.
Dit pakket aan steunmaatregelen voor de DRC, dat door Nederland van harte wordt gesteund, is aan een aantal voorwaarden verbonden, waaronder de werkelijke uitvoering van de door de nieuwe president aangekondigde economische maatregelen en de bereidheid van de nieuwe regering in de DRC om mee te werken aan de uitvoering van het Lusaka-akkoord.
Mocht onverhoopt de nieuwe regering in de DRC zich niet gebonden voelen aan
deze voorwaarden dan zal worden afgezien van bovengenoemde maatregelen, met
uitzondering van het plan om de humanitaire hulp aan de DRC te verhogen. Bij
een dergelijk negatief scenario wordt door de Europese Unie gedacht aan de
instelling van een sanctieregime. Hierbij vormen visa-maatregelen en het
eerder genoemde wapenembargo mogelijk te treffen maatregelen. Andere actoren
in de Grote Merenregio die het vredesproces frustreren kunnen eveneens aan
een dergelijk sanctieregime onderworpen worden.
De EU spreekt de landen in en om de Grote Merenregio regelmatig aan op de
mensenrechtensituatie, de uitvoering van het Arusha akkoord, de spanningen
tussen Tanzania en Burundi als gevolg van de Burundese vluchtelingen
problematiek en de stagnatie van het Lusaka-akkoord.
Het Zweeds EU-Voorzitterschap zal in de eerste helft van 2001 aandacht blijven besteden aan de problematiek in de Grote Merenregio. Tijdens de Algemene Raad van april staat de kwestie weer op de agenda. Nederland is in gesprek met opvolgend EU-voorzitter België om te bestuderen welke mogelijke gezamenlijke initiatieven ten aanzien van de Grote Merenregio ondernomen kunnen worden in de tweede helft van 2001. De huidige, wisselende omstandigheden maken ver vooruit plannen echter moeilijk.
VS
Ook de VS heeft zich in de afgelopen jaren actief bemoeid met de Grote
Merenregio. De VS steunde tot voor kort vooral Rwanda en Uganda, en de
contacten tussen de VS en de Congolese overheid verkoelden ernstig. Met het
aantreden van Joseph Kabila is daar verandering in gekomen. Als gevolg van
de veranderde houding van de regering in de DRC en de aanhoudende berichten
van mensenrechtenschendingen in de door Rwanda bezette gebieden is inmiddels
een meer 'evenhanded' houding waar te nemen bij de VS. De VS ziet een begin
van de oplossing van de problematiek in de Grote Merenregio vooral in het
aanpakken van de Ex-Far en Interahamwe troepen in de Kivu-provincies. Bij
Joseph Kabila, maar ook bij de Rwandese President Kagame, dringt de VS aan
op medewerking om dit probleem aan te pakken en het Lusaka-akkoord volledig
uit te voeren. Net als Nederland en de EU bepleit de VS een actievere rol
van de VN in de regio.
De EU en de VS hebben onderling contact om beleid ten aanzien van de Grote
Merenregio af te stemmen. Zo vind er regelmatig overleg plaats tussen
Speciaal EU Gezant Ajello en hoge vertegenwoordigers van de VS. Daarnaast
zorgen de eerder genoemde contactgroep en regelmatige bezoeken van de
EU-troika aan de VS voor essentiële stroomlijning van de boodschap van de
internationale gemeenschap aan de actoren in de Grote Merenregio.
2. HET NEDERLANDS BELEID
2.1 Nederlandse uitgangspunten
De uitgangspunten voor het Nederlands beleid in de Grote Merenregio zijn:
· Afrika is in eerste aanleg zelf verantwoordelijk voor de beëindiging van
de crisis. Zonder 'ownership' aan Afrikaanse zijde zijn vredesinitiatieven
in de regio gedoemd te mislukken. Het ontbreekt de leiders uit de regio
evenwel aan praktische middelen om een vredesproces op gang te brengen.
Nederland is in dat kader voorstander van een actieve rol van de VN: de VN
moet zich richten op het faciliteren van de leiders uit de regio bij de
implementatie van het Lusaka-akkoord.
· De landenoverschrijdende crisis in de Grote Merenregio moet vanuit
regionaal perspectief opgelost worden. Door het ontbreken van regionale
structuren is de uitvoering van het beleid echter een landgebonden
aangelegenheid.
· Nederland heeft in de Grote Merenregio maar beperkte mogelijkheden om de
gebeurtenissen te sturen. Een 'alleingang' levert niets op; coalitievorming
met gelijkgezinden binnen de multilaterale kaders is daarom het meest
effectief, derhalve concentreert Nederland zich bij inzet van mensen en
middelen vooral op multilaterale kaders. Dit geldt zowel voor politieke
interventies als voor inzet van instrumenten van ontwikkelingssamenwerking.
De belangrijkste fora waar dit beleid wordt besproken en vormgegeven zijn
voor Nederland de Europese Unie en de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties. Alleen in Uganda en Rwanda bestaan voldoende adequate
overheidsinstituties en voldoende inzichtelijk sociaal economisch beleid om
structurele hulp aan de regering te rechtvaardigen. Het beleid ten aanzien
van deze beide landen wordt regelmatig besproken met het Verenigd
Koninkrijk, een van de Utstein-partners.
· De handhaving van mensenrechten is een belangrijke pijler van het
Nederlands buitenlands beleid. Nederland zet zich binnen de EU en de VN,
maar ook op bilateraal vlak, in om deze schendingen bij de betrokken actoren
in de Grote Merenregio aan de orde te stellen. Nederland gaat uit van een
carrot-and-stick benadering: dat wil zeggen dat bij de landen in de regio
die betrokken zijn bij het conflict wordt aangegeven wat de positieve
consequenties zijn (mogelijkheden tot ontwikkelingshulp) wanneer de landen
ernst maken met uitvoering van Lusaka-akkoord en vice versa, wat de
negatieve gevolgen zijn van het uitblijven van positieve ontwikkelingen
(wapenembargo, visa-maatregelen, uitblijven danwel bevriezen van hulp ).
·
Belang van Disarmament, Demobilisation and Reintegration. Nimmer mag
post-conflict vredesopbouw mislukken vanwege gebrek aan financiën. Nederland
acht dergelijke programma's essentieel omdat zo een belangrijke bijdrage kan
worden geleverd aan de opbouw van een op vrede gerichte samenleving
.
· Onderlinge samenhang van hulpniveaus is van groot belang. Als de wil tot
redelijk bestuur aanwezig is, is een bilaterale relatie mogelijk van micro-
tot macroniveau. Belangrijk aspect hierbij is de uitvoering van
aanbevelingen van evaluaties van vele jaren en 'lessons learned'.
Capaciteitsopbouw is van het allergrootste belang. Nodig is landenspecifiek
en vraaggericht werken. Coördinatie van de hulp is essentieel. Utstein maakt
op een aantal terreinen een concreet begin. Het instrumentarium
('gereedschapkist') dat ter beschikking staat, gaat van humanitaire hulp,
via vredesopbouw, goed bestuur, mensenrechten en veiligheid naar structurele
hulp aan regeringen, waarbij gebruik van het gereedschap van land tot land
verschilt.
2.2 Uitvoering van beleid op regionaal niveau
De regering meent dat vooral een land-overstijgende benadering ten aanzien
van het Grote Meren Gebied vrede, veiligheid en ontwikkeling in de regio kan
bevorderen. Nederland geeft hieraan op de volgende manier invulling:
· Nederland zal in het kader van de regionale benadering een project
ondersteunen dat wordt opgezet door de
Wereldbank
. Bij dit project staan twee zaken centraal. Ten eerste een korte termijn
component met een analyse van de huidige Poverty Reduction Strategy Papers
van landen van de Grote Merenregio in een regionale context waarbij
politieke, economische en sociale factoren aan de orde zullen komen. Ten
tweede een operationeel lange termijn-plan voor ontwikkelingssamenwerking
voor de regio. Deze regionale benadering van de Wereldbank zal zich primair
vertalen in programma's op politiek en humanitair gebied, zoals ten aanzien
van conflictpreventie of de hulp aan vluchtelingen. Een (nationaal)
macro-economisch ontwikkelingsraamwerk laat zich moeilijker met de regionale
benadering combineren, aangezien criteria voor macro-steun en
schuldverlichting (track-record, schuldendienst, goed bestuur) in hoge mate
landgebonden zijn. Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken is overigens
recent een senior beleidsambtenaar gedetacheerd bij de Wereldbank die zich
specifiek met dit onderwerp en de Grote Merenregio bezighoudt.
· Een
"Internationale Conferentie voor Vrede, Veiligheid, Democratie en
Ontwikkeling in de Regio"
onder auspiciën van de VN (en wellicht de OAE) kan van groot belang zijn
voor de verdere ontwikkeling van de regio
,
mits de leiders in de regio daartoe hun expliciete wens hebben uitgesproken.
In dat geval zijn Nederland en de Europese Unie bereid hieraan een bijdrage
te leveren. De ontwikkelingen in de regio kunnen in de loop van dit jaar
aanleiding geven om dit plan op Europees niveau uit te werken. Overigens
niet dan nadat. Nederland steunt Afrikaanse initiatieven op het gebied van
regionale integratie (SADC, ECOWAS, OAE). Zo draagt Nederland bij aan de
reorganisatie van de OAE en heeft Nederland eerder ECOWAS gesteund door
ondersteuning van de ECOMOG-vredesmacht en steun geboden aan SADC. Nederland
heeft zich eveneens hardgemaakt voor een betere coördinatie en afstemming
tussen de EU-lidstaten met betrekking tot versterking van de Afrikaanse
capaciteit voor vredeshandhavingsoperaties. Er is een synthese gemaakt van
de activiteiten van iedere EU-lidstaat op dit gebied en er is afgesproken
deze beter te coördineren.
· Nederland steunt de inzet van de
Speciale Gezant van de Europese Unie
voor de Grote Merenregio, Ambassadeur Ajello, en heeft grote waardering
voor zijn analyses. Nederland heeft de afgelopen jaren twee assistenten
geleverd aan het team van Ambassadeur Ajello. Nederland zet zich in om de
contacten tussen en met de
Europese partners
op het gebied van de Grote Merenregio te intensiveren om te komen tot een
eenduidiger beleid. In de eerste helft van 2000 heeft eerste ondergetekende
de problematiek van de Grote Merenregio aan de orde gesteld in de EU tijdens
de
Algemene Raad
van 22 mei. Op verzoek van Nederland presenteerde Javier Solana, de Hoge
Vertegenwoordiger van de EU, het rapport "Conflicts in Africa, discussion
paper on the crisis in the Great Lakes Region". Nederland zal blijven
aandringen op de uitvoering van de aanbevelingen van dit rapport. Nederland
heeft in het bijzonder benadrukt dat de samenwerking met internationale
partners van de EU -in het bijzonder de
VS
- dient te worden versterkt. Mede als gevolg hiervan worden binnenkort
tussen de VS en de EU-troika weer besprekingen gevoerd over Afrika, i.h.b.
de Grote Merenregio. Nederland is voorstander van een
algemeen wapenembargo voor de Grote Merenregio
omdat de continue aanvoer van wapens zorgt voor een intensivering van het
conflict. E.e.a. is binnen de EU opgebracht maar duidelijk is dat voor
vergaande maatregelen op dit terrein tot op heden geen meerderheid bestaat.
Enkele partners zijn tegen een algemeen wapenembargo omdat daarmee landen de
middelen ontnomen worden zich te verdedigen tegen rebellenbewegingen.
· Nederland heeft zich in de 1999 en 2000 als
lid van de Veiligheidsraad
ingezet om Afrika en in het bijzonder de Grote Merenregio binnen de VR
intensief aan de orde te stellen. In oktober 1999 werd op initiatief van
Nederland een speciaal debat over Afrika in het algemeen en de Grote Meren
in het bijzonder gehouden. Dit initiatief kreeg een follow-up tijdens de
"Afrika-maand" in januari 2000, toen de VS voorzitter van de Veiligheidsraad
was. Hoewel Nederland sinds 1 januari 2001 geen lid meer is van de
Veiligheidsraad, zal regelmatig contact onderhouden worden met de leden van
de Veiligheidsraad.
· In het kader van versterkte aandacht voor de mensenrechtenproblemen in de
regio zal de
Mensenrechtenambassadeur
het komende jaar een bezoek aan de regio brengen.
· Nederland gebruikt naast UNDP, UNICEF, UNHCR en andere multilaterale
organisaties
Nederlandse MFO's en NGO's
als kanalen voor humanitaire hulp. Deze organisaties zijn in het algemeen
goed bekend met de lokale situatie. In dat kader participeert het Ministerie
in het driemaandelijks samenkomende Grote Meren Platform onder
voorzitterschap van CORDAID.
2.3 Het beleid per land
2.3.1 DRC
Algemeen
Nederland hoopt dat met de nieuwe President, Joseph Kabila, een nieuwe wind zal waaien waardoor de impasse in het vredesproces doorbroken kan worden. De eerste indicaties van de nieuwe regering van de DRC zijn positief. De nieuwe regering van de DRC zal op korte termijn met concrete maatregelen moeten komen om het vastgelopen vredesproces weer te starten.
De mensenrechtensituatie in de DRC is in het algemeen nog zeer slecht, in
alle delen van het land. Bestuur en een gestructureerd overheidsapparaat
ontbreken. Afpersingen, bedreigingen en willekeurige arrestaties van de
burgerbevolking door zowel geüniformeerd als niet geüniformeerd
overheidspersoneel zijn aan de orde van de dag. Onafhankelijkheid van de
rechtelijke macht en een eerlijke procesgang ontbreken volkomen. Executies,
verdwijningen, marteling, gevangenhouding van journalisten en opposanten van
het regime, seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen en de rekrutering van
kindsoldaten komen in heel de DRC voor, niet in de laatste plaats in het
bezette deel van het land.
Beleidsprioriteiten voor de DRC
Prioriteit voor Nederland vormt de uitvoering van het Lusaka-akkoord. Daarbij is Nederland voorstander van een gelijktijdige, parallelle uitvoering van het interne en externe spoor van het akkoord. De regering van DRC moet zo snel mogelijk een daadwerkelijk begin maken met de interne dialoog (democratisering van de DRC) en vrij baan maken voor ontplooiing van MONUC. Er is op 28 februari j.l. een verzoek van DPKO ontvangen om militaire waarnemers, 80 van deze waarnemers zullen worden ingezet in het hoofdkwartier van MONUC en in de regionale hoofdkwartieren. Een personele bijdrage aan MONUC is niet voorzien omdat MONUC niet voldoet aan het door Nederland toegepaste toetsingskader m.b.t. uitzending van militair personeel voor VN-operaties. Andere vormen van steun op materieel gebied worden momenteel bestudeerd. Nederland draagt in ieder geval financieel bij aan de MONUC operatie via het verdeelsleutelsysteem van VN. Nederland heeft financieel reeds bijgedragen aan het Joint Military Committee (JMC) dat op militair vlak een coördinerende rol heeft binnen het Lusaka-akkoord. Mocht de uitvoering van het Lusaka-akkoord voortgang maken dan is Nederland bereid zonodig nogmaals bij te dragen aan het JMC.
· Belangrijk punt vormt voor Nederland om een oplossing te vinden voor de legitieme veiligheidseisen van Rwanda (en Uganda en Burundi) waarmee ook de territoriale soevereiniteit van de DRC kan worden hersteld. Dat is een essentiële voorwaarde van oplossing van het conflict in de DRC. Zoals is vastgelegd in VR-resolutie 1341 zullen de ondertekenaars van het Lusaka-akkoord op 15 mei as. hiertoe een plan moeten voorleggen aan de Veiligheidsraad. De MONUC zal hierbij - als monitoringseenheid van het terugtrekken van de verschillende gewapende groepen - een belangrijk rol gaan spelen.
· In aanvulling hierop zal een Disarmament, Demobilisation and Rehabilitation programma voor de DRC uitkomst moeten bieden bij de demobilisatie van troepen. Nederland is bereid hieraan bij te dragen.
· De EU moet een kritische dialoog aangaan met President Joseph Kabila, maar
ook met de andere landen betrokken in het conflict in de DRC. President
Joseph Kabila zal op korte termijn serieuze stappen moeten ondernemen om een
begin te maken met de democratisering van de DRC. De EU zal hem hier
regelmatig op moeten aanspreken.
· Een expertpanel van de VN is nog doende met een onderzoek naar de illegale
exploitatie van grondstoffen in de DRC. Nederland wacht thans de resultaten
van dit onderzoek af.
· Als de DRC ernst maakt met de implementatie van het vredesakkoord kunnen
via multilaterale ontwikkelingskanalen bijdragen geleverd worden aan de
wederopbouw bijvoorbeeld via het Wereldbank Trust Fund voor wederopbouw.
Uitvoering van het beleid in de DRC
Humanitaire hulp .
Met de inzet van middelen voor humanitaire hulp aan de DRC zal, bij een verbetering van de veiligheidssituatie, rekening worden gehouden met een grotere toegang tot gebieden die dringend behoefte hebben aan humanitaire hulp. De strategie concentreert zich in de huidige fase op de leniging van acute noden van kwetsbare groepen (ontheemden, vluchtelingen, vrouwen en kinderen). Binnen de noodhulp zal de nadruk voornamelijk blijven liggen op hulp aan ontheemden, vooral in het oosten van het land (de Kivu provincies). Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de zgn. "host communities".Indien mogelijk zullen activiteiten worden ondersteund die bijdragen aan reconciliatie cq. vermindering van de etnische spanningen. Daarnaast besloot Nederland een programma tot eerste aanzet van rehabilitatie te ondersteunen in één sector en in één regio, via Asrames (Association Regionale d'approvisionnement en medicaments essentiels) .
De keuze is daarbij gevallen op de sector gezondheidszorg in de Kivu's omdat Nederland hier reeds ervaring heeft waarop kon worden voortgebouwd.
Vredesopbouw en goed bestuur
Het bestuur in de DRC, voorzover aanwezig is inadequaat. Reeds onder het
Mobutu -bewind was corruptie schering en inslag. Ten gevolge van het
conflict zijn overheidssalarissen of drastisch gereduceerd of niet betaald.
In een postconflict situatie is opbouw van bestuur daarom van groot
belang. Van een adequaat sociaal economisch beleid is evenmin sprake.
Nederland draagt financieel bij aan de Inter-Congolese Nationale Dialoog,
die moet resulteren in nationale verzoening en het leggen van een nieuwe
politieke structuur in de DRC. De recente ontwikkelingen lijken de kansen op
nationale verzoening te vergroten. Terwijl deze dialoog voortduurt, kan een
begin worden gemaakt met het identificeren van 'local capacities for peace',
via niet goevernementele kanalen, die voor steun in aanmerking zouden kunnen
komen. Het versterken van deze 'local capacities for peace' kan een basis
bieden voor duurzame vrede na het bereiken van een vredesakkoord. Een
essentieel onderdeel van het Lusaka-akkoord is de ontwapening, demobilisatie
en reintegratie (DDR) van de zogenaamde "non-statutory forces", in het
bijzonder de ex-Far en Interahamwe groepen in het oostelijk deel van de DRC
.
Nederland is via multilaterale kanalen bereid bij te dragen aan het
programma.
2.3.2 Rwanda
Algemeen
Na de genocide van 1994 hecht de nieuwe overheid veel waarde aan stabiliteit in de samenleving. Met als prioriteit wederopbouw en later armoedebestrijding en verzoening heeft de Rwandese overheid zich bereid getoond tot een open dialoog met de internationale donorgemeenschap. De bereidheid hervormingen door te voeren heeft geleid tot brede steun van de Wereldbank (sectorale programma's, Economic Recovery Credit, multilateraal schuldenfonds) en het IMF (Povery Reduction Growth Facility). Inmiddels is met deelname van het maatschappelijk middenveld een interim-PRSP (i-PRSP) opgesteld. Het is een goed document geworden met een brede basis voor armoedebestrijding. Het i-PRSP werd door donoren positief ontvangen. Wel werd aandacht gevraagd voor de hoge militaire uitgaven i.v.m. de betrokkenheid in de DRC, voor de lage overheidsinkomsten en voor de weinig transparante begroting. In december 2000 bereikte Rwanda het HIPC beslispunt, zodat het in 2001 kan rekenen op substantiële interim schuldverlichting. De interne politieke ontwikkelingen in Rwanda worden door Nederland nauwlettend gevolgd. Aandachtspunten daarbij zijn de beperkte politieke speelruimte, de aan banden gelegde vrijheid van meningsuiting in Rwanda en de nijpende situatie in de centrale en lokale gevangenissen (vanwege het tijdsintensieve proces van berechting van de meer dan 100.000 genocide-verdachten). In het algemeen kan echter worden gesteld dat de interne situatie in Rwanda sinds de genocide in 1994, op alle gebieden, inclusief de mensenrechten, verbeterd is.
Een evident punt van zorg ten aanzien van Rwanda is haar militaire betrokkenheid in het conflict in de DRC. De kritiek op deze betrokkenheid is in de afgelopen periode toegenomen. Deze kritiek wordt gevoed door berichten over mensenrechtenschendingen in de Congolese Kivu-provincies en het uitbreken van gevechten tussen Rwanda en Uganda op het grondgebied van de DRC, in Kisangani, in juni 2000. Beide landen lijken naast militaire overwegingen ook economische motieven te hebben voor de aanwezigheid van troepen tot diep in de DRC. Nederland heeft Rwanda daar in het verleden op aangesproken en zal dat blijven doen. De recent aangekondigde terugtrekking van Rwanda uit een deel van de DRC en de hernieuwde verzekering van Rwanda zich te willen houden aan de uitvoering van het Lusaka-akkoord, ziet Nederland in dit licht als belangrijke vertrouwenwekkende maatregelen.
Beleidsprioriteiten in Rwanda
· Nederland voert een kritische dialoog met Rwanda ten aanzien van haar betrokkenheid in de DRC, zowel bilateraal als in EU-kader.
· Nederland dringt aan op medewerking aan de uitvoering van het
Lusaka-akkoord.
· Rwanda staat op de GMV-lijst van Nederland, waarbij de nadruk wordt gelegd
op wederopbouw met een stroomlijning van activiteiten in de sectoren
justitie/mensenrechten en decentralisatie/lokaal bestuur. Het GMV-budget is
voor 2001, in lijn met uitgaven in voorgaande jaren, vastgesteld op 40
miljoen gulden.
Uitvoering van het beleid in Rwanda
Humanitaire Hulp
Met de wederopbouw van Rwanda is aanzienlijke voortgang gemaakt. Er zal echter nog enige jaren hulp op het terrein van reintegratie, rehabilitatie en capaciteitsopbouw moeten worden gegeven voor het herstel van de materiële en institutionele infrastructuur. Deze steun zal in toenemende mate dienen te worden ingebed in een breder ontwikkelingsproces. De humanitaire hulp zal meer en meer afgebouwd kunnen worden.
Vredesopbouw en Goed Bestuur
De Vredesopbouw en Goed Bestuur fondsen voor Rwanda zijn gedelegeerd aan de Nederlandse Ambassade in Kigali. In het Nederlandse beleid zullen de komende tijd zichtbare accentverschuivingen worden aangebracht, waarbij nadruk zal liggen op de sectoren decentralisatie/lokaal bestuur en justitie/mensenrechten. De te ondersteunen aktiviteiten zullen in een duurzaamheidsperspectief worden geplaatst. Nederland zal trachten dit accent van meer duurzame ontwikkeling in samenwerking met andere internationale actoren te bevorderen. Bevordering van decentralisatie als een der mogelijkheden om de 'basis' te bereiken en bevolkingsparticipatie te helpen bevorderen, zal daarbij een der sleutelbegrippen zijn. Op justitieel terrein steunt Nederland onder meer "gacaca", een systeem van volksrechtspraak dat ingezet wordt bij het sneller berechten van de circa 130.000 verdachten van de genocide die al een aantal jaren vastzitten. Dit zal naar verhoopt leiden tot een normalisering van de samenleving en daarmee tot vredesopbouw. In maart zullen in Rwanda gemeentelijke verkiezingen worden gehouden .
Nederland is bereid een mogelijk DDR programma, zodra de in de DRC gelegerde soldaten terugkeren als gevolg van de implementatie van het Lusaka vredesakkoord, te steunen
2.3.3 Burundi
Algemeen
Het grootste struikelblok voor vrede in Burundi vormt op dit moment het feit dat de rebellengroeperingen FNL en FDD zich nog niet bij het vredesproces hebben aangesloten en dat een staakt-het-vuren nog steeds niet van kracht is. Burundi wordt nog steeds geteisterd door invallen van deze rebellengroeperingen vanuit de DRC en, zij het kleinschaliger, vanuit Tanzania. De regering van de DRC ondersteunt de Burundese rebellenpartijen en maakt van hun diensten gebruik voor haar eigen oorlogsvoering. Burundi is geen ondertekenaar van het Lusaka-akkoord maar bevindt zich wel, in zeer beperkte mate, in de DRC. De onderhandelingen in Arusha vorderen traag. De laatste top op 26 februari jl. toonde nog eens aan dat een staakt-het-vuren met de rebellen een eerste vereiste is om het vredesproces in beweging te krijgen. Een gunstige ontwikkeling is dat Joseph Kabila, die vermoedelijk de rebellen van het FDD steunt, heeft aangegeven met de regering van Burundi te willen praten over mogelijke oplossingen. Binnenkort zullen daartoe in Libreville besprekingen gevoerd worden waarbij ook de leider van de FDD aanwezig zal zijn.
Er vinden ernstige mensenrechtenschendingen door milities en leger plaats, waar veelal ook vrouwen en kinderen het slachtoffer van worden. In de "regroupment camps" die nog niet ontmanteld zijn is de situatie zeer slecht. Hoewel de inwerkingtreding van het nieuwe wetboek van strafrecht op 1 januari 2000 een vooruitgang is, blijft het rechtssysteem en de behandeling van gevangenen, waaronder kinderen, nog steeds ernstige zorgen baren. De mogelijkheid van monitoren van de mensenrechtensituatie in Burundi door VN waarnemers is in hoge mate afhankelijk van de door de VN vastgestelde veiligheidssituatie, die in de loop van 2000 inmiddels is teruggebracht van fase-IV naar fase-III. Hoewel dit zou kunnen duiden op een relatieve verbetering van de situatie blijft een correcte monitoring problematisch. Lokale NGO's op het gebied van mensenrechten vervullen in deze situatie een belangrijke rol.
Beleidsprioriteiten in Burundi
· Nederland staat een kritische dialoog voor met Burundi ten aanzien van haar betrokkenheid in de DRC en haar mensenrechtenbeleid.
· Nederland dringt aan op medewerking van de Burundese regering aan de
uitvoering van het Arusha akkoord en dringt aan op medewerking, waar
mogelijk, aan het Lusaka-akkoord.
· Nederland dringt aan op het sluiten van de "camps de regroupements" in
Burundi.
Uitvoering van beleid in Burundi
Humanitaire hulp
Nederland heeft geen bilaterale hulprelatie met Burundi. Eventuele activiteiten worden- mede vanwege het gebrek aan een ambassade- in multilateraal verband ontplooid. Het Nederlandse humanitaire beleid jegens Burundi is gericht op het verlenen van noodhulp aan ontheemden, (terugkerende) vluchtelingen en andere kwetsbare groepen, waarbij de nadruk ligt op interventies op het gebied van basisgezondheidszorg en voedselvoorziening. Op plaatsen waar de veiligheidssituatie toelaat dat ontheemden en vluchtelingen huiswaarts keren, worden geïntegreerde rehabilitatieprojecten via het UNDP Trust Fund ondersteund. In Tanzania worden opvangkampen voor Burundese vluchtelingen ondersteund. Nederland werkt tevens via NGO's die ervaring hebben met en bekend zijn met de lokale complexiteiten.
Vredesopbouw en Goed Bestuur
Van adequaat bestuur is in Burundi ten gevolge van de interne conflicten nauwelijks sprake. Dat geldt eveneens t.a.v. een adequaat sociaal economisch beleid. Op het gebied van vredesopbouw en goed bestuur heeft Nederland gedurende de afgelopen twee jaar een financiële bijdrage geleverd aan de vredesonderhandelingen in Arusha (in totaal 2,6 miljoen gulden). Nederland zal het vredesproces voor Burundi blijven steunen. Daarnaast wordt de Implementation Monitoring Commission, die de uitvoering van het Arusha-akkoord bewaakt, gefinancierd vanuit het VN-Trustfund voor conflictpreventie, waaraan ook Nederland een bijdrage heeft geleverd. Naast activiteiten op het gebied van "local capacities for peace" zal Nederland steun verlenen aan het ontwikkelen van onafhankelijke media. Indien gevolg wordt gegeven aan de uitvoering van het Arusha-vredesakkoord, zal Nederland bijdragen aan een DDR-programma onder auspiciën van de Wereldbank..
2.3.4. Uganda
Algemeen
Ondanks de aanwezigheid van het Ugandese leger (UPDF) in de DRC blijft de situatie aan de grens met de DRC zeer instabiel. Het falen van het leger ten aanzien van de bescherming van de Ugandese westgrens doet vragen rijzen met betrekking tot de effectiviteit en legitimiteit van de Ugandese aanwezigheid in de DRC. Uganda's militaire betrokkenheid in de DRC was tenslotte in eerste instantie bedoeld om rebellenaanvallen vanuit het grondgebied van de DRC tegen te gaan. Het feit dat Uganda op een dergelijke grote schaal betrokken is bij het conflict in de DRC (haar steun aan de rebellen en haar eigen aanwezigheid tot ver in de DRC) betekent automatisch dat zij een grote verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het zoeken naar oplossingen voor de crisis in de regio. Een groeiend aantal Ugandezen en de internationale donorgemeenschap, waaronder Nederland, vreest dat de defensieuitgaven een negatief effect zullen hebben op de algehele ontwikkeling van Uganda.De recente terugtrekking van 1600 militairen uit de DRC is een positief signaal. Nederland onderhoudt een kritische dialoog met Uganda ten aanzien van deze Ugandese bemoeienis met het Grote Merenconflict. De hechte ontwikkelingsrelatie die Nederland heeft met Uganda (een "17+4" land) komt onder druk te staan als Uganda zich niet uit de DRC zal terugtrekken of wanneer zij de uitvoering van het Lusaka-akkoord zou blokkeren.
Volgens de nationale mensenrechtencommissie en andere Ugandese NGO's die
zich met de mensenrechten bezighouden, is in Uganda geen sprake van een
structurele schending van de mensenrechten door de overheid. Wel is zo nu en
dan sprake van -op zich ernstige- incidenten, waarbij politie en/of
veiligheidsdiensten zijn betrokken. Nederland schuwt geen gelegenheid deze
incidenten aan de kaak te stellen.
Beleidsprioriteiten in Uganda
· Nederland heeft een bilaterale structurele ontwikkelingsrelatie met Uganda. Deze relatie gaat gepaard met een kritische dialoog met Uganda ten aanzien van haar betrokkenheid in de DRC en haar mensenrechtenbeleid.
· Nederland dringt aan bij de Ugandese regering op medewerking aan de
uitvoering van het Lusaka-akkoord.
· De nadruk in het bilaterale programma ligt op onderwijs, lokaal bestuur en
juridische sector.
· Het budget voor 2001 is geraamd op ruim 49 miljoen gulden.
Uitvoering van beleid in Uganda
Vredesopbouw en Goed Bestuur
Bijdragen aan projecten met betrekking tot goed bestuur zijn onder andere van belang in verband met de strijd tegen corruptie. Nederland houdt zich op beperkte schaal bezig met vredesopbouw in Uganda, met name met betrekking tot de relatie tussen Uganda en Sudan, samen met Noorwegen, via een initiatief gesteund van het Carter Center .
Bilaterale hulp
Met Uganda onderhoudt Nederland een bilaterale structurele OS relatie, derhalve zijn de middelen geheel gedelegeerd aan de Nederlandse ambassade in Kampala. Algemene doelstellingen van het Nederlandse OS-beleid in Uganda zijn het steunen van de armoedebestrijdingsstrategie van de overheid, verdere democratisering van de Ugandese maatschappij, bevorderen van transparantie en versterking van stabiliteit in de regio. Uganda was het eerste land dat een Poverty Reduction Strategy Paper opstelde en waardering kreeg van de internationale gemeenschap. De daarin ontwikkelde strategie om tot structurele vermindering van armoede te komen is verder uitgewerkt middels het Poverty Action Fund. Nederland heeft ruimhartig bijgedragen aan dit fonds.
Op sectorniveau concentreert Nederland zich op onderwijs, lokaal bestuur en het rechtssysteem. Daarnaast vormt algemene macro-steun in de vorm van bijdrage aan het multilaterale HIPC-schuldenfonds en bilaterale begrotings- of betalingsbalanssteun een grote component. Deze lijn wordt voorlopig doorgetrokken. Blijvende betrokkenheid bij het DRC-conflict zal echter vraagtekens gaan oproepen bij het Nederlandse beleid ten aanzien van Uganda.
2.5 Tenslotte
De ontwikkelingen in de Grote Merenregio zijn met de moord op Laurent Kabila
in een stroomversnelling geraakt. Het is duidelijk dat de politieke en
militaire verhoudingen in de Grote Merenregio momenteel verschuiven. Het is
op dit moment nog niet duidelijk welke richting deze veranderingen exact op
zullen gaan en hoe duurzaam zij zullen zijn. In de komende maanden zal
moeten blijken of het aantreden van Joseph Kabila werkelijk een positieve
impuls geeft aan het vredesproces in de Grote Merenregio en hoe de
internationale gemeenschap, ook op de langere termijn, een bijdrage kan
leveren aan dit vredesproces.
Het bepalen van Nederlandse activiteiten en beleidslijnen voor de lange
termijn voor de Grote Merenregio is, in de huidige zeer fluïde situatie in
de Grote Merenregio, weinig zinvol. Nederland zal in de komende maanden waar
nodig zijn beleid en de daaruit voortvloeiende activiteiten moeten aanpassen
aan de veranderende omstandigheden in de regio. De uitgangspunten zoals
beschreven in het eerste deel van deze notitie zullen daarbij de leidraad
vormen.
Overzicht Uitgaven
Humanitaire Hulp
(in miljoenen NLG)
Jaar 1999
Land Multilateraal NGOs Totaal
Regionaal 1.0 - 1.0
Burundi 5.0 2.4 7.4
DRC 8.0 1.6 9.6
Rwanda 5.0 2.5* 7.5
Uganda 2.0 - 2.0
* hiervan is ruim 1 miljoen ten goede gekomen aan het Ambassadefonds
Jaar 2000
Land Multilateraal NGOs Totaal
Regionaal 2.5 - 2.5
Burundi 6.8 2.4 9.2
DRC 7.0 3.6 10.6
Rwanda - 4.5 4.5
Uganda - - -
Overzicht Uitgaven
Vredesopbouw en Goedbestuur
(in miljoenen NLG)
Jaar 1999
Land Multilateraal NGOs Overheid Lokaal Totaal
Regionaal - - - -
Burundi 0.5 0.3 0.8
DRC - - - -
Rwanda 1.6 0.1 1.7
Uganda - - - -
Jaar 2000
Land Multilateraal NGOs Overheid Lokaal Totaal
Regionaal - - - -
Burundi 2.9 1.4 - 4.3
DRC 0.5 - - 0.5
Rwanda 8.5 16.6 17.4 42.5
Uganda - - - -
Uganda 17+4
Jaar 2001
Vredesopbouw en Goed Bestuur (1.2 miljoen), Milieu (5 miljoen), Sociale ontwikkeling (2.4 miljoen), VenO (0.1 miljoen), Onderwijs (24 miljoen), Econ. En Werkg. (16 miljoen)
1 De rebellenlegers van J.P. Bemba (MLC, Mouvement de la Libération du Congo, gesteund door Uganda), van Professor Wamba dia Wamba (RDC/ML, Rassemblement Démocratique du Congo Mouvement de la Libération, ook gesteund door Uganda) en van E. Ilunga, later opgevolgd door A. Onosoma van het RDC-Goma (Rassemblement Démocratique du Congo-Goma, gesteund door Rwanda) . Inmiddels zijn de rebellengroepen gesteund door Uganda voor een deel gefuseerd, onder de naam Front de la Libération du Congo (FLC).
2 Het voormalig Rwandese leger dat voor een deel verantwoordelijk was voor
de genocide in Rwanda in 1994.
3 Gewapende Rwandese militias die deelnamen aan de genocide in Rwanda in
1994.
4 Gewapende Hutu-rebellengroepen die het huidige regime in Burundi
bestrijden (FNL, Forces Nationales pour la Libération, FDD, Forces pour la
Défense de la Démocratie)
5 AFD, Allied Democratic Forces, troepen die het Ugandese bewind
bestrijden.
6 Uniao Nacional para a Independencia Total de Angola, troepen die het
Angolese bewind bestrijden
7 JMC: coördinerend orgaan voor de uitvoering van het Lusaka Akkoord,
bestaande uit twee vertegenwoordigers van elke partij en onder een neutrale
voorzitter die werd benoemd door de OAE.
===