http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=411102
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG Directie Afrika Afdeling Midden en Oost Afrika Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 12 maart 2001 Auteur mmairkekeekeMariek Ma Marieke van der Velden
Kenmerk 2000107240 Telefoon 070-348.42.53
Blad /1 Fax 070-348.60.77
Bijlage(n) E-mail Marieke-vander.Velden@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van de leden Van Middelkoop (GPV) en Van Dijke
(RPF) Over slavenhandel in Soedan
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 1 maart 2001,
kenmerk 20000107240, waarbij gevoegd waren de door de leden Van Middelkoop
en Van Dijke overeenkomstig artikel 134 van
het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij U ingediende vragen,
heb ik de eer U mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking als bijlage dezes het antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse
Zaken, mede namens Mevrouw Herfkens, Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Van Middelkoop en Van
Dijke over slavenhandel in Soedan.
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van de uitzending van Netwerk over de slavenhandel in
Soedan en de uitspraak van een UNICEF-vertegenwoordiger in Soedan, de heer
Alami, dat Soedanese overheidsfunctionarissen betrokken zijn bij
slavenhandel en ontvoeringen, waarbij het volgens deze
UNICEF-vertegenwoordiger vooral gaat om ontvoeringen van kinderen?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Beschikt u over andere aanwijzingen of informatie dat er inderdaad sprake is
van betrokkenheid van Soedanese overheidsfunctionarissen bij ontvoeringen of
slavenhandel? En zo ja, kunt u ons daarover breder informeren?
Antwoord
Het conflict in Soedan is vele malen complexer dan de Netwerk- uitzending
deed vermoeden (het sterke islamitische noorden onderdrukt het zwakke
christelijke zuiden) en betreft tevens conflicten tussen stammen. Genoemde
praktijken zijn deels geworteld in traditionele gebruiken tussen zuidelijke
stammen onderling, deels zijn het de betrokken milities in het conflict die
zich - al of niet in stamverband- hier schuldig aan maken. Ontvoeringen
vinden met name plaats door milities die voorzien zijn van door de overheid
gefinancierde wapens en o.a. ingehuurd worden om goederentransporten per
trein naar het zuiden te begeleiden. Mede door een bestuurlijk vacuum dat
in het zuiden bestaat, kunnen deze milities hun gang gaan en maken ze zich
schuldig aan ontvoering van vrouwen en kinderen. Lokale
overheidsfunctionarissen in delen van het zuiden staan machteloos tegenover
deze praktijken.
Het vrijkopen van ontvoerde vrouwen en kinderen door NGO's, zoals in beeld
gebracht in Netwerk, is een benadering die het probleem zelf niet oplost.
De Soedanese regering is zich bewust van deze situatie en heeft in mei 1999 een comité ingesteld (Committee for Eradication of Abduction of Women and Children (CEAWC)) dat in nauwe samenwerking met UNICEF en Save the Children Fund UK (SCF UK) ontvoerde kinderen opspoort en ze probeert te herenigen met hun families. Tot op heden zijn naar verluidt 1200 gevallen van ontvoering gedocumenteerd; daarvan zijn 400 herenigd met hun families. Een extra probleem waarmee de overheid zich geconfronteerd ziet is dat van ontvoerde kinderen waarvan de familie niet kan worden getraceerd.
Vraag 3
Bent u van mening dat deze betrokkenheid bij de in de uitzending genoemde
slavenhandel en ontvoeringen, een schending vormt van het humanitair recht?
Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan voor de Nederlandse opstelling in
het IPF-Soedan?
Antwoord
Er is sprake van schending van mensenrechten. Op zowel lokaal, nationaal als
internationaal niveau heeft dit probleem de laatste jaren relatief veel
aandacht gekregen, met als gevolg dat het bewustzijn van de Soedanese
bevolking omtrent dit probleem gegroeid is. Nederland en de Europese
Commissie dragen (via UNICEF en SCF UK) financieel bij aan het CEAWC.
Bovendien is deze kwestie reeds sinds november 1999 een belangrijk punt van
aandacht in de dialoog die door de EU met de Soedanese regering gevoerd
wordt. Gevoelige onderwerpen die voorheen taboe waren, zoals de ontvoeringen
van vrouwen en kinderen, zijn nu mede door deze dialoog in elk geval
bespreekbaar geworden.
Gezien bovenstaande heeft dit geen directe consequenties voor de Nederlandse
opstelling in het IPF dat zich op ondersteuning van het vredesproces richt.
Vraag 4
Welke mogelijkheden heeft de internationale gemeenschap naar uw inzichten om
de Soedanese president Omar Hassan al-Bashir aan te spreken op deze
schending van het humanitaire recht?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Vraag 5
Is deze (nieuwe) informatie voor u aanleiding om uw conclusie in de
beantwoording van de kamervragen dat er het afgelopen jaar geen ontvoeringen
op grote schaal plaats hebben gehad van vrouwen en kinderen, te wijzigen?
Antwoord
Nee. Volgens onze informatie is er vergeleken met voorgaande jaren sprake
van een relatieve afname. Van grote waarde is het groeiende bewustzijn onder
de bevolking (en dus ook onder vrouwen en kinderen zelf) alsmede de aandacht
die de overheid zelf besteedt aan het oplossen van dit probleem.
Vraag 6
Bent u bereid om in EU-verband te bevorderen deze Soedanese betrokkenheid
bij slavenhandel en ontvoeringen aan de orde te stellen in de dialoog tussen
de EU en Soedan? En zo ja, op welke manier en bij welke gelegenheid denkt u
dit te kunnen doen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 3.
Kenmerk
Blad /1
===