http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=411295
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 13 maart 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-180/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 2 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1) Witboek Chemische Stoffen Beleid
2) Initiatief van de Franse Republiek met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad tot instelling van een Europees netwerk voor justitiële opleiding
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Witboek Chemische Stoffen Beleid
Titel:
Witboek Chemische Stoffen Beleid
Datum Commissiedocument
: 2 maart 2001
nr. Raadsdocument
: 6671/01
nr. Commissiedocument
: COM (01)88
Eerstverantwoordelijke ministerie
: VROM i.o.m. EZ, SZW, V&W, VWS
Behandelingstraject in Brussel
:
Raadswerkgroep Milieu en agendering Milieuraad 8 maart 2001 (presentatie)
Agendering Interne Markt Raad 12 maart 2001 (presentatie)
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
:
Het Witboek zelf heeft geen consequenties voor de begroting. De
uiteindelijke voorstellen voor beleid voor toekomstige chemische stoffen
zullen hier meer duidelijkheid over moeten geven. De in het Witboek
voorgestelde strategie gaat uit van 0,2 miljard EUR per jaar voor de komende
11 jaar voor het testen van bestaande stoffen. Het witboek gaat er van uit
dat deze kosten op rekening van de chemische industrie komen.
Het Witboek stelt dat voor een uitgebreid Europees Bureau voor chemische
stoffen (ECB) ongeveer 190 extra personeelsleden nodig zijn. In het Witboek
wordt nog niet aangegeven wat de kosten per jaar hiervoor bedragen, deze
kunnen echter aanzienlijk zijn. De consequenties van uitbreiding van het ECB
moeten kritisch worden gevolgd.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Het Witboek schetst een strategie voor een toekomstig EU chemische stoffen
beleid uitgaande van de volgende doelstellingen,
(1) het handhaven van een hoog beschermingsniveau voor mens en milieu,
(2) een effectief functioneren van de interne markt, en
(3) het verbeteren van de mogelijkheden van de industrie tot innovatie en
het versterken van de concurrentiepositie.
De hoofdelementen zijn:
· één dekkende regelgeving voor bestaande (vóór september 1981 op de
EU-markt) en nieuwe stoffen (na september 1981 op de EU-markt) volgens een
nieuw systeem van registratie van alle nieuwe en bestaande stoffen boven 1
ton per jaar op de EU-markt gebracht, beoordeling van de geregistreerde
stoffen wanneer boven 100 ton per jaar op de EU-markt gebracht en een op
maat gesneden autorisatieprocedure voor de meest gevaarlijke stoffen
waarvoor stringente controle in toepassing noodzakelijk is.
· het genereren van het vastgestelde pakket aan gegevens en het beoordelen
van de risico's behoort tot de verantwoordelijkheid van de industrie.
Daarvoor is een tijdschema opgesteld, te weten voor stoffen op de EU-markt
gebracht:
· > 1000 ton per jaar - uiterlijk eind 2005
· > 100 ton per jaar - uiterlijk eind 2008
· > 1 ton per jaar - uiterlijk 2012.
· het mogelijk maken van innovatie en concurrentieverhouding met
inachtneming van een hoog beschermingsniveau door de stoffen met gering
volume te ontzien,
·
het opzetten van een centrale eenheid voor de technisch administratieve
werkzaamheden met ondersteuning vanuit de lidstaten die hun bestaande
bevoegdheden behouden.
De Commissie stelt zich op het standpunt dat het voorgestelde beleid geen
onderscheid mag maken ten nadele van geïmporteerde producten, maar in
overeenstemming moet zijn met de WTO, onder andere TBT (
Agreement on Technical Barriers to Trade)
, artikel 2.1. De EU kan een maatregel voortvloeiend uit dit beleid alleen
in WTO-kader verdedigen als er sprake is van een deugdelijke
wetenschappelijke onderbouwing van de potentiële risico's voor mens en
milieu.
Rechtsbasis van het voorstel:
Nog niet van toepassing
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Positief. Chemische stoffen worden op wereldschaal geproduceerd en zijn
volgens de huidige EU-regelgeving vrij verhandelbaar. De bestaande
geharmoniseerde aanpak van de Europese Unie dient te worden voortgezet om de
doelstelling van een vrije interne markt niet te doorkruisen. Er moet op
worden ingezet dat het internationale systeem in lijn komt te liggen met het
op stapel staande Nederlands beleid (via afspraken met het bedrijfsleven en,
waar mogelijk, ondersteund door regelgeving).
Initiatieven voor de herziening van het chemische stoffen beleid komen
vanuit een samenwerking tussen DG Milieu en DG
Ondernemingen.
Nederlandse belangen
:
Nederland is één van de voortrekkers in Europa op het gebied van herziening
van het stoffenbeleid. In samenwerking met het bedrijfsleven en de
milieu-organisaties heeft Nederland een nieuwe strategie voor het omgaan met
stoffen ontwikkeld die zal resulteren in een notitie aan de Tweede Kamer. De
notitie verkeert thans in RMC-versie (Rijks Milieuhygiënische Commissie).
Tijdens het project heeft Nederland het gedachtegoed in internationaal
verband actief naar voren gebracht. Verbreding van het Nederlandse
stoffenbeleid naar Europees niveau is zeer wenselijk.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
(Nog) niet van toepassing
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: In dit stadium nog niet van toepassing
Fiche 2: Europees netwerk voor justitiële opleiding
Titel:
Initiatief van de Franse Republiek met het oog op de aanneming van een
besluit van de Raad tot instelling van een Europees netwerk voor justitiële
opleiding
Datum stuk
: 19.01.2001
Gepubliceerd in
PbEG 2001/C 18/03 dd. 19 01 2001
nr. Raadsdocument
: n.v.t. (lidstaatinitiatief)
nr. Commissiedocument
: n.v.t.
Eerstverantwoordelijke ministerie
: JUST
Behandelingstraject in Brussel
: Werkgroep nog niet bekend
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
:
Het netwerk en de acties die daaruit voortvloeien worden gefinancierd uit de
algemene begroting van de EU. Dit geldt zowel voor de technische
automatiseringskosten als de werkingskosten van de op te zetten organen en
programma's. Aan de acties kunnen de lidstaten een bijdrage leveren. De
totale kosten zullen naar verwachting beperkt zijn nu voor de technische
infrastructuur - een elektronisch informatiesysteem van gegevensuitwisseling
en een internetsite - deels gebruik wordt gemaakt van bestaande
voorzieningen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Doelstelling is de totstandbrenging van een Europees netwerk dat tot taak
heeft om de samenhang en doeltreffendheid van de opleidingsacties t.b.v. de
leden van het gerechtelijk apparaat in de lidstaten te bevorderen. Dit
geschiedt onder andere door ontwikkelen en uitwisselen van kennis en
ervaring op het gebied van de wederzijdse gerechtsstelsels, de in Europa
geldende Europese en internationale instrumenten, de wederzijdse
opleidingsbehoeften en opleidingsacties en -instrumenten, en de bevordering
van de onderlinge coördinatie en het toegankelijk maken van de
opleidingsprogramma's.
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 31 en 34 lid 2 onder c van Titel VI van het Verdrag betreffend de
Europese Unie
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Subsidiariteit: Positief. De doelstelling van het netwerk beantwoordt aan de
behoefte tot het creëren van een gemeenschappelijke rechtsruimte en de
samenwerking van de gerechtelijke autoriteiten, in casu door middel van
verbetering en uitwisseling van kennis en ervaring op het gebied van de
opleiding van de leden van de gerechtelijke autoriteiten. Het creëren van
een netwerk en de structurele inbedding van dit netwerk op communautair
niveau biedt duidelijke voordelen boven nationaal optreden.
Proportionaliteit en deregulering: Positief. De noodzaak tot structurering
van de samenwerking rechtvaardigt een juridisch bindende regeling. De
gekozen vorm - via een netwerk van nationale opleidingsinstituten- is zo
eenvoudig mogelijk en gaat niet verder dan nodig is en biedt tevens
voldoende ruimte voor nationale initiatieven en besluiten. Zie echter het
onder sub d gestelde..
Nederlandse belangen
:
Het Nederlands belang is met de instelling van het netwerk en met
structurele contacten met zusteropleidingsinstellingen gediend. Het
initiatief sluit tevens aan bij het lopende Nederlandse project binnen de
rechterlijke macht tot verbetering en versterking van de Europeesrechtelijke
kennisinfrastructuur van de rechtspraak zoals dit mede op aandringen van de
Tweede Kamer tot stand is gekomen en waarbij het Nederlandse
opleidingsinstituut Stichting studiecentrum rechtspleging (SSR) een centrale
rol vervult.
Te betreuren is wel dat het netwerk, nu het is gegrond op artikel 31 van het
Verdrag, uitsluitend op
strafrechtelijk
gebied actief lijkt te kunnen zijn; terwijl er bij de rechterlijke
organisaties en dus de opleidingsinstellingen ook een grote behoefte is aan
samenwerking op andere terreinen van het recht.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:
Europees Parlement heeft adviesrecht op basis van artikel 39 lid 1 van het
EU-verdrag.
Kenmerk
DIE-180/01
Blad /1
===