Ministerie van Defensie



Brieven aan de Kamer


VBTB begroting Defensie

13-03-2001

Naar aanleiding van uw brief van 18 december jl. geef ik u hierbij een reactie op de door u voorgestelde begrotingsindeling voor Defensie. Met de beantwoording van uw brief is gewacht tot na het algemeen overleg van 21 februari jl. tussen de minister van Financiën en de commissie Rijksuitgaven inzake de tussenrapportage VBTB, waarin uitgebreid is ingegaan op de relatie VBTB en het budgetrecht. Tevens ga ik in deze brief in op uw behoefte aan voor meer bijlagen bij de begroting, de door u aangegeven onderwerpen naar aanleiding van het algemeen overleg van 6 september jl. en de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de voorbeeldbegroting 2000.

Begrotingsindeling
Over de indeling van de begroting heb ik u in mijn brief van 13 november jl. laten weten het beleidsartikel 1 beschikbaarheid krijgsmacht in stand te willen houden. Het handhaven van dit artikel heeft nog steeds mijn nadrukkelijke voorkeur. In het VBTB gedachtengoed dient immers de begrotingsindeling zo goed mogelijk aan te sluiten op de algemene doelstellingen van het beleid, in dit geval het veiligheids- en defensiebeleid zoals beschreven in de defensienota 2000. Voor de defensieorganisatie zijn de algemene doelstellingen het in staat zijn tot operationele inzet van personeel en middelen om bij te dragen aan:

- bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied;

- bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
- ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel internationaal als nationaal.

In de VBTB denkwijze dienen deze drie algemene doelstellingen in de begroting te worden gepresenteerd als beleidsartikelen. Op die wijze is de voorbeeldbegroting 2000 opgezet.

Omdat de middelen van de krijgsmacht, uit oogpunt van doelmatigheid en flexibiliteit, voor alle doelen beschikbaar moeten zijn, is de capaciteit voor het uitvoeren van algemene verdediging, vredesoperaties en civiele taken één en ondeelbaar. Derhalve is de budgettaire omvang van het eerste beleidsartikel relatief groot en betreffen de andere beleidsartikelen met name additionele middelen.

Een ander uitgangspunt van het defensiebeleid is de modulegedachte, dat wil zeggen de krijgsmacht is een samenstel van modules die deel kunnen uitmaken van (multinationele) militaire verbanden. De inzet van de krijgsmacht hoeft dus niet steeds de organisatorische indeling te volgen. De krijgsmacht vormt in zijn geheel de gereedschapskist voor het kunnen voldoen aan de drie hoofddoelstellingen. Niet alleen de beleidsmatige ondeelbaarheid van de krijgsmacht, maar ook het onderscheid tussen apparaatsuitgaven (voor beschikbaarheid) en programma-uitgaven (voor vredesoperaties, civiele taken) kan op deze wijze helder worden weergegeven.

Budgetrecht en inzicht
Bij de uitoefening van uw budgetrecht ziet de Kamer toe, indachtig de uitgangspunten van VBTB, op het toedelen van financiële middelen in relatie tot beleidsdoelstellingen. De uitsplitsing binnen het beleidsartikel beschikbaarheid krijgsmacht in onderdelen en nader geoperationaliseerde doelstellingen, met de daarbij behorende indicatoren (prestaties, de inzet van instrumenten etc.) en de uitgebreide toelichting daarbij vergroten het inzicht en maken controle achteraf op de feitelijke uitvoering van het beleid mogelijk. De minister van Financiën heeft in het algemeen overleg met de commissie Rijksuitgaven op 21 februari jl. benadrukt dat deze VBTB-benadering geen beperking van het budgetrecht inhoudt. De Kamer heeft concrete invloed op de omvang van de artikelen en de onderdelen daarvan door middel van verzoeken, moties en amenderingen en kan schuiven tussen operationele doelstellingen of zelfs operationele doelstellingen geheel schrappen. Daarnaast is, naar aanleiding van de motie van Walsem, door minister Zalm toegezegd dat in de begrotingsuitvoering beleidsmatige mutaties tussen artikelonderdelen aan de Kamer zullen worden voorgelegd en toegelicht. In het algemeen overleg werd geconcludeerd dat het primaire aangrijpingspunt voor de autorisatie door de Staten-Generaal het artikelniveau is en dat op basis van de behandeling van de ontwerpbegrotingen 2002 zal worden geëvalueerd hoe de Tweede Kamer haar budgetrecht heeft ervaren. Afgesproken is dat, omdat dit jaar de nieuwe VBTB-benadering zal aanvangen, het nu de gelegenheid is te proberen of dit voor alle partijen werkbaar is en dat verbeteringen worden uitgevoerd, indien dit na de begrotingsbehandeling nodig mocht blijken. De minister van Financiën komt daartoe na de begrotingsbehandeling met een rijksbrede voortgangsrapportage VBTB die in een algemeen overleg met de Kamer zal worden behandeld. Ik hecht er verder aan te melden dat de Algemene Rekenkamer in haar reactie op de tussenrapportage VBTB de bovenstaande lijn onderschrijft.

Bovenstaande uitgangspunten ondersteunen de begrotingsindeling van de voorbeeldbegroting 2000. Een begrotingsindeling gesplitst naar organisatie-onderdelen van de krijgsmacht is naar mijn mening een stap terug in het beleidsthematisch gerichte VBTB denken, omdat dit in feite sturing op input (budgetten voor krijgsmachtonderdelen) voorstaat. Daarom stel ik voor in deze eerste VBTB-cyclus ervaring op te doen met de door mij voorgestelde VBTB-indeling van de defensiebegroting. Vervolgens stel ik voor, om naar aanleiding van de rijksbrede voortgangsrapportage VBTB die door de minister van Financiën begin 2002 aan de Kamer zal worden aangeboden, met name wat betreft Defensie de gehanteerde begrotingsindeling aan een nadere evaluatie te onderwerpen. Dit voorstel is afgestemd met het ministerie van Financiën.

Bijlagen bij de begroting
Ten aanzien van uw wens tot het opnemen van bijlagen bij de begroting, zullen bij de defensiebegroting 2002 de bijlagen doelmatigheidskengetallen, het overzicht wetgevingsprojecten, het overzicht moties en toezeggingen, ramingskengetallen, meerjarenramingen, het materieel-projectenoverzicht en een lijst van afkortingen worden opgenomen.

Suggesties uit het algemeen overleg
Met betrekking tot de door u in uw brief genoemde suggesties uit het algemeen overleg van 6 september jl. wil ik het volgende melden. Op uw verzoek zal bij de Memorie van Toelichting van de defensiebegroting 2002 een trefwoordenregister en een begrippenlijst worden opgenomen. Ten aanzien van afstemming met het ministerie van Buitenlandse zaken kan ik u melden dat de defensiebijdrage in het kader van HGIS is opgenomen in de HGIS nota 2001 en uitgewerkt met bijbehorende activiteiten en budgettaire gevolgen. Relevante passages en bedragen voor deze nota en voor de defensiebegroting zijn afgestemd met het ministerie van Buitenlandse zaken. Tenslotte meld ik u dat in de begroting 2002 de relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen verder inzichtelijk zal worden gemaakt en dat tevens inzicht zal worden geboden in de streefcijfers voor de werving per krijgsmachtdeel.

Opmerkingen Algemene Rekenkamer
Met betrekking tot de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de voorbeeldbegroting Defensie 2000 (26 573, nr. 33, blz. 29-31) merk ik het volgende op. Het commentaar van de Algemene Rekenkamer bevestigt mijn voornemen de indeling van de defensiebegroting dit jaar te handhaven, gezien de VBTB uitgangspunten. In de beleidsagenda van de begroting 2002 zal in sterkere mate dan nu het geval is in de voorbeeldbegroting de financiële betekenis van de beleidsprioriteiten worden toegelicht. Bij de artikelsgewijze toelichting zullen operationele doelstellingen verder zijn geconcretiseerd en waar mogelijk worden voorzien van streefwaarden en tijdspannen. Een eerste presentatie, buiten de begroting om, van de integrale kosten van vredesoperaties kan medio dit jaar tegemoet worden gezien. Dit overzicht bevat een rekenkundige benadering van de integrale kosten die zijn toe te rekenen aan dit onderdeel van de taakuitvoering. Immers, zoals eerder gesteld, is de betreffende capaciteit van de krijgsmacht niet direct toe te rekenen aan vredesoperaties, omdat deze beschikbaar dient te zijn voor alle hoofddoelstellingen van het beleid.

De Minister van Defensie