http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=411211
"Europa en haar burgers"
"Europa en haar burgers"
Lezing voor het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken
door Jozias van Aartsen
Den Haag, 13 maart 2001
Een tijdje geleden was ik in Brussel voor een vergadering van de Raad van
Ministers. Een paar honderd meter verderop konden we zien hoe zich buiten op
straat protesterende boeren met traktoren en spandoeken verzamelden. Wat
stond erop? Niet: wij willen nu een Kompetenz-katalog! Er stond ook niet:
vooruit met het Laken-proces! Of: nu snel uitsluitsel over de politieke
finaliteit van de Unie! Nee, ze stonden daar om op te komen voor hun directe
belangen: voor de bescherming van hun sector en van hun inkomen; om
maatregelen tegen de verspreiding van BSE in Europa. Ze stonden daar voor
wat in hun dagelijks leven het allerbelangrijkst is: hun baan, hun inkomen,
hun bedrijf. Dàt bracht ze naar Brussel.
Ik waag het te betwijfelen of er ooit in Brussel gedemonstreerd zal worden
voor of tegen een federaal toekomstperspectief; over wel of geen Europese
politieke ruimte. Gewoon omdat dat niet is wat de meeste burgers in de
Europese Unie bezighoudt.
(Paradox in Europadebat)
Dan zitten we in Europa dus met een probleem. Of liever: een paradox. Alle
regeringsvertegenwoordigers waren het er tijdens de Europese top in Nice in
december over eens dat de burger in de lidstaten meer bij het debat over de
toekomst van de Europese Unie betrokken moet worden. Want dat debat is
belangrijk. Het gaat over hoe de Unie er straks uit zou moeten zien, en dus
over waar we met z'n allen naar toe willen. Daarom hebben we in Nice tot
zo'n breed publiek debat opgeroepen.
Maar tegelijkertijd staan er in dat debat zaken op de agenda die de
vervreemding van de burger alleen maar groter maken. Want zit de burger wel
te wachten op een discussie over een federaal toekomstperspectief? Wordt hij
wel warm of koud van een schets van verre perspectieven en politieke
luchtkastelen? Wij beleidsmakers, ambtenaren en politici die ons dagelijks
met de Europese Unie bezighouden vergeten soms die vragen te stellen. We
spreken vaak een taal die alleen ingewijden begrijpen en zien onvoldoende
waar het de meeste burgers in Europa om gaat: de boer die vecht voor zijn
levensonderhoud; de burger die vraagt om veilig voedsel; om efficiënte
posterijen; of de bejaarde die vraagt om een gegarandeerd pensioen.
(Permanent revolution)
Dat het zover is gekomen heeft ook te maken met de geschiedenis van de
Europese Unie tot nu toe. We zijn eraan gewend geraakt om voortdurend alles
op de schop te nemen. Het ene verdrag is nog niet afgesloten of we denken
alweer aan een nieuwe intergouvernementele conferentie. Met weer nieuwe
verdragswijzigingen en nieuwe perspectieven. Telkens komen we met nieuwe
schetsen van het Europa na 2000, na 2010, na 2020. Zonder die ooit echt in
te vullen. The Economist sprak laatst al van een Europese Unie die verslaafd
lijkt aan een Europese variant van Trotski's "permanent revolution". In de
woorden van The Economist: "It is a bit like trying to ride a monocycle on a
tightrope while doing a spot of juggling at the same time - a hard act, but
not impossible." Ik ben het daar geheel mee eens, en die 'balancing act'
wordt natuurlijk nog moeilijker na de uitbreiding.
(Dubbele opdracht)
Wat hebben we dan in Nice afgesproken? Dat we een breed debat moeten voeren
over de toekomst van Europa. Luisteren naar de burger. Maar we hebben niet
afgesproken dat we moeten laten liggen waar we aan begonnen zijn.
Dus we hebben op z'n minst een dubbele opdracht. Jongleren over de toekomst
van de Unie en tegelijkertijd fietsen over het dunne koord van het karwei
van vandaag. Het belangrijkste is dat we op dat smalle koord blijven
fietsen, en dus de hervormingen doorvoeren die nu echt nodig zijn. Ik wil
best tegelijkertijd blijven jongleren en hardop nadenken over de verdere
toekomst. Maar het belangrijkste is dat we niet van het koord afvallen. En
op dat laatste zou ik meer accent willen leggen.
Want we stapelen prioriteit op prioriteit terwijl we tegelijkertijd het ècht
prioritaire niet afmaken. In het bijzonder wil ik hier de hervorming van ons
gemeenschappelijk landbouwbeleid noemen. Dat is nu echt nodig. Dat is niet
alleen in ons eigen belang maar ook in dat van de ontwikkelingslanden. In
dat verband is het te gek dat het meer dan vijf jaar heeft geduurd totdat er
een handelsakkoord is gesloten met Zuid-Afrika, terwijl we na de eerste
vrije verkiezingen in dat land na de Apartheid in koor riepen dat de handel
met de EU cruciaal zou zijn voor de ontwikkeling en democratisering van
Zuid-Afrika.
We moeten eerst eens afmaken waaraan we zijn begonnen. Als we dat niet doen,
dan wordt praten over de toekomst ècht een vlucht voorwaarts. Dat helpt het
integratieproces niet verder, want dan wordt de legitimiteit van de Unie
uiteindelijk ondermijnd. Neem het gemeenschappelijk asiel-en migratiebeleid.
We hebben daarvan eerst in Amsterdam gezegd dat het belangrijk is en dat we
dat beleid moeten vormgeven; vervolgens hebben we dat in Tampere nog eens
opnieuw benadrukt; en inmiddels zijn we weer een paar jaar verder en vraagt
de Europese burger zich af wanneer er nu eindelijk eens iets concreets en
zichtbaars gaat gebeuren.
Tegelijkertijd moeten we blijven nadenken over de toekomstige vormgeving van
de Unie. Blijven jongleren. Dat wil ik ook doen. Want we moeten altijd
vooruit kijken en streven naar verbetering van wat we in Europa hebben
opgebouwd. Blijven verkennen. De Unie is niet statisch en zal dat ook nooit
zijn. Zo is de Unie ook geworden wat het nu is: met de Schuman-Monnet
methode. Over het belang van dat toekomstdebat zijn wij, Europese
beleidsmakers en politici, het eens. Wij weten dat dat nodig is om ons aan
te passen aan nieuwe omstandigheden; om (snel) nieuwe lidstaten te kunnen
opnemen; om te zorgen dat ook in de toekomst onze welvaart en stabiliteit
gewaarborgd blijven; en om de legitimiteit van de Unie te waarborgen. En in
dat debat zijn ook al goeie ideeën aangedragen. Zoals bijvoorbeeld dat van
een Europese senaat, met vertegenwoordigers uit de nationale parlementen. De
waarheid gebiedt te zeggen dat de Kamer dat idee verwerpt. Maar daarmee is
het idee niet weg: in de Staat van de Unie stonden valabele argumenten om
die weg in te slaan.
(Andere benadering in Europa-debat)
Maar wij politici weten wel dat dat toekomstdebat van belang is; daarmee
zijn de burgers er nog niet bij betrokken. En die betrokkenheid is nodig,
want er komt steeds meer spanning tussen de grotere invloed van de Europese
Unie op ons dagelijks leven en de beperkte betrokkenheid van de burgers bij
de besluitvorming. Mensen gaan de vraag stellen: wat heb ik eigenlijk aan de
Europese integratie; wat levert de Europese Unie mij op?
Om een grotere betrokkenheid van de burgers te bereiken moeten we in het toekomstdebat een andere benadering kiezen: 'bottom-up' in plaats van 'top-down'. Vanuit de burger en niet vanuit de grote Europese constructie. Geen semantisch debat, maar een thematisch, concreet debat.
Dat past ook het beste bij de traditionele communautaire methode waarbij we
stapsgewijs aan de integratie werken. Reagerend op concrete vraagstukken en
rekening houdend met de voorhanden zijnde ruimte.
Zo'n aanpak is niet alleen realistisch, hij zorgt er ook voor dat de
Europese Unie herkenbaar blijft voor de nieuwe lidstaten die straks zullen
toetreden. Die toetreding is nu onze belangrijkste prioriteit. Schetsen voor
een 'nieuw Europa' mogen die niet in de weg staan.
Een concreet debat, dat is een debat aan de hand van thema's die de burger
direct relevant vindt. Een voorbeeld is het probleem van de vergrijzing, dat
in de toekomst prominent op de agenda zal staan en waarover we nu al moeten
gaan nadenken. Dat doen we in Nederland als het gaat om de AOW; en zo moeten
we dat ook in Europa doen, want het gaat burgers in alle lidstaten aan. Dàt
is het soort toekomstdebat dat ik voorsta: een debat dat gaat over de
concrete behoeften van de Europese burgers. Als we daarvan uitgaan, dan
wordt de vraag hoe we de legitimiteit van de Europese Unie kunnen vergroten
vanzelf beantwoord.
Dat lukt niet met een debat over abstracte concepten en vergezichten.
Daarmee wordt de kloof met de burgers alleen maar groter, en het leidt
vooral tot het 'organiseren van de verdeeldheid'. Verschillende visies en
voorkeuren; discussies over definities en vormen: iedereen projecteert zijn
eigen ideaalbeeld op Europa. We zijn het daar in de Europese Unie gewoon
niet over eens. Laat staan hoe men daarover in de aspirant lidstaten denkt.
Dus vluchten we in algemene formules. En de verdeeldheid die daardoor
ontstaat belemmert ons in het regelen van de zaken die vandaag om een
oplossing vragen.
Van mij zult u dus geen schets krijgen van de politieke finaliteit van de
Europese Unie. Dat is een bewuste keuze. Hoezeer ik ook weet dat kritische
vragen zijn gesteld over het nagenoeg ontbreken van een Haagse stem in het
finaliteitsdebat dat door andere Europese hoofdsteden is aangezwengeld. De
Staat van de Unie vond het Nederlandse kabinet - en de Tweede Kamer - een
goed antwoord op dat debat.
(Belangen en behoeften van de burger)
Wat staat ons dan nu te doen? Drie dingen. Ten eerste: ophouden met de stok
alleen maar ver voor ons uit te werpen en daar hard achteraan te rennen. Ten
tweede: ons wenden naar de burgers en wat hen werkelijk bezighoudt. En ten
derde: hen blijven uitleggen waarom zij juist vanwege hun eigen, directe
belangen gebaat zijn bij verdere Europese integratie.
We moeten uit het raam kijken. Niet naar de wolken maar naar de straat. Dan zien we dat de burger van Europa heel wezenlijke zaken verwacht (dat blijkt ook uit de meest recente Eurobarometer -uitgave oktober 2000- die door de Europese Commissie is gepubliceerd) - in essentie: de veiligheid van zijn gezondheid, zijn baan, zijn bezit en zijn veiligheid op straat.
Dàt zijn de thema's waar het om gaat. Daarvan verwacht hij dat de Europese
Unie ze aanpakt. Daarop worden de Europese instellingen uiteindelijk
beoordeeld. Daarin ligt de kiem van hun legitimiteit, van het draagvlak van
het Europese integratieproces. Daarom moeten die uitdagingen het startpunt
zijn als we het hebben over wat we in de toekomst van de Europese integratie
verwachten en waar we naartoe willen. De toekomst van de Europese integratie
begint daar.
(Veiligheid van gezondheid)
Bij het aanpakken van de thema's die voor de burger prioritair zijn moet de
effectiviteitsvraag voorop staan. We moeten telkens de vraag beantwoorden:
op welk niveau kunnen we ons beleid het beste organiseren? Lokaal,
nationaal, Europees of zelfs mondiaal? Dat is dus wel een goed punt uit de
toekomstverklaring van Nice.
Steeds vaker blijkt het beste antwoord Europees te zijn. De burger wil
gewoon dat de problemen worden opgelost. Een voorbeeld: de veiligheid van
onze omgeving. Dan heb ik het over milieu, maar ook over ons voedsel. Veilig
voedsel. Burgers in de Europese Unie stellen de veiligheid van hun voedsel
steeds meer ter discussie. Verschillende crises - van BSE, van dioxine, van
mond-en-klauwzeer - hebben het besef doen doordringen dat hier bij uitstek
een Europese aanpak gewenst is. Nationale oplossingen voldoen niet. Het
probleem is grensoverschrijdend, dus moet de aanpak dat ook zijn.
Er zijn al stappen gezet in de goede richting. Zo komt er straks een Europese Voedselautoriteit. Maar de Europese samenwerking en solidariteit zijn fragiel als van een echte crisis sprake is. De BSE-crisis heeft dat laten zien. De eerste reflex is nog te vaak: maatregelen nemen op nationaal niveau, grenzen sluiten en eigen normen stellen voor crisisbestrijding zonder voldoende overleg met andere lidstaten. Alsof we alleen bij mooi weer iets aan Europese samenwerking zouden hebben. Integendeel: Europa moet een grotere rol spelen bij de bescherming van de voedselveiligheid.
Maar dan moet de Europese Unie daartoe wel worden uitgerust. Dat betekent
niet alleen betere afspraken, zoals bijvoorbeeld over de hygiëne in
slachthuizen, maar ook het nakomen ervan. Ook betekent het overdracht van
bevoegdheden naar het Europese niveau, inclusief de daarbij horende
democratische controle. Daarom pleit Nederland voor een sterke betrokkenheid
van het Europees Parlement. We willen hier het Europees Parlement zijn
rechten geven evenals in andere dossiers. Ook bij besluiten over de
vormgeving van het landbouwbeleid. Dat moet veel meer gericht worden op
kwaliteit in plaats van kwantiteit.
Daarover kan het debat gaan. Niet omdat we dat van bovenaf bepaald hebben.
Wel omdat het een logisch gevolg is van de behoefte van de burger aan een
Unie die effectief de veiligheid van zijn voedsel kan waarborgen.
(Veiligheid van bezit, veiligheid op straat)
Wat geldt voor voedselveiligheid, geldt in veel opzichten ook voor de
veiligheid van ons bezit en onze veiligheid op straat. Grensoverschrijdende
criminaliteit en terrorisme vragen om een Europees antwoord. Dat antwoord
begint er te komen. Met de oprichting van Europol is de basis gelegd voor
Europese samenwerking tussen politiediensten van de lidstaten. Datzelfde
geldt voor Eurojust en de samenwerking tussen Openbare Ministeries in de
lidstaten. En we zijn bezig om samen met Frankrijk ook bilaterale
onderzoeksteams op te richten. Het Europese Rechtshulpverdrag, dat hopelijk
snel wordt geratificeerd, heeft daarvoor de basis gelegd.
Het is een begin, maar er moet nog veel gebeuren. Eind dit jaar wordt
tijdens de Europese top in het Belgische Laken bekeken in hoeverre de
doelstellingen die op dit terrein werden geformuleerd zijn verwezenlijkt.
Juist omdat problemen als mensensmokkel en andere criminaliteit zo urgent
zijn geworden is het van groot belang dat met de bestrijding hiervan
voortgang wordt gemaakt. Dat is ook de reden waarom aan de toekomstige
lidstaten als voorwaarde wordt gesteld dat zij hun buitengrenzen goed kunnen
bewaken. Want niet alleen grensoverschrijdende criminaliteit, ook illegale
immigratie moet worden bestreden. Alleen zo kan een interne markt zonder
binnengrenzen goed functioneren.
De discussie hierover in Laken mag niet ondergesneeuwd raken door een debat
over minder tastbare en verre perspectieven van het Europese
integratieproces.
(Veiligheid van baan)
Ook waar het de werkgelegenheid betreft richten we de blik steeds meer op
Europa. Geen wonder, want met de interne markt en de vervlechting van onze
nationale economieën kan het beleid dat in Nederland wordt gevoerd niet
volledig los worden gezien van dat in bijvoorbeeld Duitsland of België. En
dat heeft niet alleen te maken met de Nederlanders die in Duitsland of
België werken.
De werkloosheid in Nederland is sterk gedaald. Het Nederlandse bedrijfsleven
doet het internationaal erg goed. Nederland is een aantrekkelijke plaats om
nieuwe bedrijven te vestigen. Meer dan de helft van onze inkomsten komt uit
de export en buitenlandse investeringen. Nederlandse burgers hebben er groot
belang bij dat dat ook in de toekomst zo blijft. We moeten zorgen dat
bedrijven geen oneerlijke concurrentie ondervinden. Dus bijvoorbeeld
staatssteun verminderen. Om de voorwaarden daarvoor te scheppen is een
Europese aanpak nodig. Dat kunnen we niet alleen.
De schaal van onze economieën overstijgt die van lidstaten. Daarom is een
groot deel van de regelgeving voor het bedrijfsleven op Europees niveau
vastgesteld. Maar het werk is nog lang niet af. De interne markt vertoont
nog belangrijke hiaten, bijvoorbeeld als het gaat om de liberalisering van
de gas- en elektriciteitsmarkt; van het transport en de posterijen; of de
financiële dienstverlening. Wat dat laatste betreft is een stap in de goede
richting het Actieplan Financiële Diensten, dat moet zorgen voor verdere
liberalisering op dit terrein. Maar hiaten zijn er bijvoorbeeld ook nog
steeds als het gaat om de totstandkoming van een gemeenschappelijk
luchtruim.
Als Europese Unie kunnen en moeten we ook internationaal een vuist maken. Om
goeie afspraken te maken in WTO-verband. Om te zorgen voor eerlijke
concurrentie, voor open markten, voor bloeiende bedrijven en daarmee voor
banen voor onze burgers.
(Collectieve veiligheid)
De Europese Unie moet goed zorgen voor haar eigen burgers. De interne
veiligheid. Maar er is ook een Europese verantwoordelijkheid voor wat
externe veiligheid genoemd zou kunnen worden. De Unie heeft te maken met een
internationale omgeving. Een voldragen Unie moet daarmee kunnen omgaan.
Fysieke afzondering is geen optie.
Een volwaardige Europese Unie is meer dan een economische entiteit. Het is
ook een politieke entiteit. Een gemeenschap van waarden en normen. Een
gemeenschap die niet alleen op de wereld is. De Europese Unie heeft een
eigen internationale verantwoordelijkheid, en die moeten we nemen. Dan denk
ik aan crisispreventie in de gebieden die aan de Europese grenzen liggen,
zoals de Balkan; maar ook aan de formulering van effectieve
gemeenschappelijke Europese strategieën voor de Russische Federatie, de
Oekraïne, Transkaukasië. Dat is ook precies wat de burgers van ons
verwachten. En niet alleen onze eigen burgers. Ook die op de Balkan, een
gebied dat ik net heb bezocht.
We hebben ons in de Europese Unie gecommitteerd aan een krachtiger
Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid en de ontwikkeling van
een snel inzetbare Europese defensie-capaciteit. Geloofwaardig, en dus met
goede en effectieve instrumenten. En gekoppeld aan de NAVO. Dit was in mijn
ogen een van de betere besluiten van Nice.
De ontwikkeling van een Europees Veiligheids- en Defensiebeleid is het
antwoord daarop. Daarom is dat geen uitdaging voor de verre toekomst, maar
een opdracht van nu. Ook daaraan moeten we nu eens echt prioriteit geven en
er ook echt in investeren. Letterlijk en figuurlijk. Onze eigen burgers
verwachten dat ook. In mijn gesprekken vorige week in Washington bleek mij
eens temeer dat ook de VS dit van ons verwachten. Terecht.
(Slot)
Het toekomstdebat moeten we natuurlijk voeren. Maar dan moet het wel gaan
over zaken die voor de burgers wezenlijk van belang zijn. Maar belangrijker
nog: het debat over de toekomst mag niet een vlucht naar voren zijn. Een
wegvluchten voor de moeilijke taak om de hervormingen die vandaag nodig zijn
door te voeren. Zeker niet nu er nieuwe bewoners aan de voordeur staan.
Als we blijvend uitgaan van de belangen van de burgers komen we vanzelf uit bij de discussie over de politieke finaliteit en legitimiteit van de Europese Unie. Want we zullen uiteindelijk tegen tekortkomingen aanlopen in de huidige afspraken over bevoegdheden en rol van de Europese instellingen. En als de burgers zien dat hun directe belangen ermee gemoeid zijn, dan zal een oplossing er ook komen, ondanks alle nationale verschillen. Dat heeft de geschiedenis van de Europese integratie afdoende bewezen.
===