Ministerie EZ


LIBERALISERING VAN DE GROENE STROOMMARKT

Datum: 14-03-2001

De leden van de Tweede Kamer, Klein Molekamp en Remak (beiden VVD) hebben aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiën op 30 januari 2001 de volgende schriftelijke vragen gesteld.


1 Hebt u kennisgenomen van het artikel "Zorg over groene stroom" 1) over de problemen met de liberalisering van de groene stroom markt?


2 Is het waar dat er op 1 april 2001 nog geen regelgeving zal zijn op het gebied van groencertificaten?


3 Op welke wijze zal vanaf 1 april 2001 worden bepaald welke stroom onder het 'duurzame energie'-regime van de Regulerende Energie Belasting zal vallen?


4 Bent u met ons van mening dat technische problemen inzake regelgeving het beleid inzake duurzame energie niet dienen te frustreren?


5 Welke actie gaat u ondernemen om de technische problemen, die een liberale duurzame energiemarkt in de weg staan, vóór 1 april op te lossen?



1) Algemeen Dagblad, 24 januari jl.


De minister van Economische Zaken, mw. Jorritsma-Lebbink heeft deze vragen mede namens de staatssecretaris van Financiën alsvolgt beantwoord.


1 Ja.



2 Nee. De wettelijke uitwerking van het systeem van groencertificaten en de koppeling hiervan aan fiscale maatregelen vindt plaats in en op basis van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). In mijn brief van
8 maart 2001(E/EM/01013453) heb ik aangegeven dat voor de inbedding van de vrije markt voor duurzaam opgewekte elektriciteit de noodzakelijke aanpassingen zijn gemaakt of op dit moment in voorbereiding zijn.


3 In artikel 36o van de Wbm is bepaald welke stroom onder het duurzame energie-regime van de REB valt. Dit artikel blijft vooralsnog ongewijzigd van kracht. In mijn brief van 8 maart 2001 heb ik reeds aangegeven hoe vanaf 1 juli bepaald wordt welke stroom onder het duurzame energie-regime van de REB valt. Daarbij heb ik ook aangegeven hoe belastingplichtigen een beroep kunnen doen op het nihiltarief van de REB.


4 en 5 Ja. Een zorgvuldige liberalisering van de markt is altijd het uitgangspunt geweest.
Dat betekent dat er onder andere adequate regelgeving moet zijn met betrekking tot de markt voor duurzaam opgewekte elektriciteit. In mijn brief van 8 maart heb ik aangegeven dat de Elektriciteitswet 1998 bepalingen bevat die de ontwikkeling van de vrije markt voor duurzaam opgewekte elektriciteit toelaten. In deze markt hebben consumenten de vrije leverancierskeuze en kunnen leveranciers die tot de markt voor duurzame elektriciteit toetreden uitgroeien tot volwaardige spelers. Op dit moment werk ik samen met de Staatssecretaris van Financiën aan de voltooiing van het wettelijk kader van de vrije groene markt. Tevens vindt overleg plaats met het Platform Versnelling Energieliberalisering, de netbeheerders en andere betrokkenen over de implementatie van het systeem in de praktijk.