Ministerie van Economische Zaken

Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Nummer: 045
Datum: 20-03-2001

AANSLUITKOSTEN VAN WINDMOLENS EN WKK-INSTALLATIES

Het lid van de Tweede Kamer, Poppe (SP) heeft aan de minister van Economische Zaken op 31 januari 2001 de volgende schriftelijke vragen gesteld.


1 Herinnert u zich mijn eerdere vragen 1) over de kosten die netbeheerders voor het aansluiten van windmolens en windmolenparken op het elektriciteitsnet in rekening brengen?


2 Is u bekend dat ultimo 2001 netbeheerders voor identieke aansluitpakketten nog steeds -met toestemming van de DTe- kosten in rekening brengen die zeer ver uiteenlopen? 2)
Hoe is dit te rijmen met uw antwoorden uit 1998 dat u in het kader van de uitwerking van de Elektriciteitswet streeft naar "..... een transparante systematiek, waarbij eventuele kosten voor verzwaring of aanpassing van het bestaande net niet kunnen worden doorberekend aan een individueel project"? 3)


3 Is er een verband met het gegeven dat energiedistributiebedrijven, waarvan de dochtermaatschappijen het netbeheer verzorgen, ook zelf als projectontwikkelaar voor windmolenparken actief zijn? Zo neen, wat is dan de verklaring voor de grote verschillen?


4 Acht u aansluitkosten voor identieke aansluitpakketten, die een factor zes verschillen, bevorderlijk voor het stimuleren van windenergie?


5 Klopt het dat de DTe nog steeds geen eenmalige aansluittarieven voor vermogens hoger dan 10 Megawatt heeft vastgesteld, terwijl de rijksoverheid door haar eigen beleid (groepsopstellingen, grotere vermogens per molen) initiatieven in deze aansluitcategorie juist wil bevorderen? Acht u dit in overeenstemming met uw eigen beleid en zo neen, op welke termijn mogen wij een richtlijn van de DTe voor deze categorie tegemoet zien?


6 Worden de eenmalige aansluittarieven voor WKK-installaties door de DTe op basis van dezelfde uitgangspunten beoordeeld als die voor windmolens/windmolenparken? Zo neen, acht U specifieke maatregelen nodig om te bevorderen dat ook voor deze installaties bij het in rekening brengen van aansluitkosten willekeur voorkomen wordt?


7 Wat voor consequenties verbindt u aan het gegeven dat de nieuwe Elektriciteitswet de problemen en discussies rond het aansluiten van nieuwe projecten allerminst uit de wereld heeft geholpen, terwijl u hiervan wel uitging bij de beantwoording van mijn eerdere vragen? 4)



1) Vragen R. Poppe van 26 augustus 1998, Aanhangsel Handelingen nr. 137, Vergaderjaar 1998-1999.

2) Voorbeeld (bijgevoegd): eenmalige aansluitkosten o.b.v. 3 MW bij Essent Netwerk Brabant f.88.000,00, bij ENECO Netbeheer f.552.000; het gaat in beide gevallen om hetzelfde pakket (de zogenaamde knip, de beveiliging en de aansluitkabel).

3) Aanhangsel Handelingen, 137, Vergaderjaar 1998-1999, antwoord op vraag 3.

4) Aanhangsel Handelingen nr. 137, Vergaderjaar 1998-1999, antwoord op vraag 3.

De minister van Economische Zaken, mw. A. Jorritsma-Lebbink heeft deze vragen als volgt beantwoord.


1 Ja.



2 Ja. Voor de vaststelling van de aansluittarieven is de DTe bevoegd. Ik heb derhalve informatie ingewonnen bij de DTe. De in het voorbeeld 2) genoemde tarieven betreffen twee niet-identieke aansluitingen. De aansluiting bij Eneco Netbeheer is een directe middenspanningsaansluiting op een transformatorstation, de aansluiting van Essent Netbeheer Brabant betreft het "inlussen" van een aansluiting in het middenspanningsnet. De kosten voor "knip, beveiliging & verbinding" lopen per type aansluiting inderdaad uiteen. Het is afhankelijk van de configuratie van het net van de netbeheerder welke aansluiting noodzakelijk is. In de door de directeur DTe vastgestelde tariefbladen van de netbeheerder is aangegeven welke aansluiting noodzakelijk is bij welk vermogen. De tarieven zijn gepubliceerd en liggen vast. Er is dus sprake van transparantie en er kan geen sprake zijn van discriminatie.

De afgelopen decennia had iedere netbeheerder zijn eigen netfilosofie. Hierdoor wijken momenteel de netten van de verschillende netbeheerders feitelijk van elkaar af, bijvoorbeeld doordat verschillende spanningsniveaus worden gehanteerd. Deze feitelijke verschillen leiden ook tot verschillen in nettarieven tussen de verschillende regionale netbeheerders. In het verleden waren er ook andere factoren die leidden tot verschillen in tariefhoogte. Het ging hier dan bijvoorbeeld om verschillen in het dividendbeleid. Slechts verschillen in spanningsniveau, bodemgesteldheid en aansluitdichtheid kunnen in de toekomst nog aanleiding geven tot verschillen in tariefhoogte. Alle andere tariefverschillen worden door het toezicht van de DTe teruggebracht naar nul. In geen van de door DTe vastgestelde aansluittarieven, dus ook niet in de
2 bovengenoemde gevallen, zijn kosten opgenomen voor verzwaringen of aanpassingen aan het bestaande net (zgn. diepe aansluitkosten). Netbeheerders handelen derhalve binnen de door de directeur DTe vastgestelde tarieven. Immers, het opnemen van deze zogenaamde diepe aansluitkosten is verboden (zie artikel 28 van de Elektriciteitswet). Aanvullend heeft de directeur DTe nadere invulling gegeven aan de wettelijke uitgangspunten met betrekking tot aansluitingen door vorig jaar de netcode vast te stellen, waarin precies aangegeven wordt welke eisen aan de aansluiting worden gesteld. Daarnaast heeft hij het toetsingskader Aansluittarieven uitgebracht, waarin een gestandaardiseerde methodiek wordt gegeven voor het door de netbeheerders op uniforme wijze in rekening brengen van de kosten voor een nieuwe aansluiting.


3 Nee. Er is geen verband tussen de aansluittarieven van de netbeheerder en het eventueel optreden als projectontwikkelaar van het "moederbedrijf". De netbeheerder mag geen onderscheid maken tussen aanvragers van aansluitingen, en dus betaalt het moederbedrijf hetzelfde aansluittarief als ieder ander. Zoals in mijn antwoord op vraag 2 reeds naar voren gebracht valt in de door de directeur DTe vastgestelde tariefbladen van de netbeheerder op te zoeken welke kosten zijn verbonden aan een aansluiting voor een bepaald vermogen. Dit is voor iedere aanvrager van een aansluiting gelijk. Tussen netbeheerders kunnen echter wel degelijk verschillen voorkomen. Zoals ik in mijn antwoord bij vraag 2 aangaf, ligt de oorzaak in het feit dat de netten per netbeheerder zeer verschillend zijn.

Het in het voorbeeld 2) geconstateerde verschil tussen de aansluittarieven voor 3 MW ontstaat voornamelijk door het feit dat de netbeheerders de vermogensgrenzen die zij hanteren bij het opstellen van hun aansluittarieven zelf mogen vaststellen (voor een overzicht van die grenzen: zie aansluittarieven op DTe website). Deze vrijheid biedt de netbeheerder de mogelijkheid om in zijn gebied tot een optimale technische netopbouw te komen.


4 Nee, in zijn algemeenheid niet. Zoals in vraag 2 reeds naar voren gebracht zijn de tariefverschillen afhankelijk van onder andere de locatie van de aansluiting. Van identieke aansluitingen is dan ook bijna nooit sprake. Daarnaast wil ik erop wijzen dat het tarieftoezicht niet tot doel heeft om bijvoorbeeld windenergie actief te stimuleren. Vandaar dat de doelstellingen op het gebied van duurzame energie door middel van andere beleidsinstrumenten dienen te worden gehaald. Ik wijs bijvoorbeeld op de vrijmaking van de groene markt, zoals die vanaf 1 juli 2001 zal plaatsvinden.


5 Ja. De DTe heeft geen eenmalige aansluittarieven vastgesteld voor vermogens groter dan 10 MW omdat aansluitingen van een dergelijke omvang niet als "confectie-aansluitingen" kunnen worden uitgevoerd. Het aantal nieuwe aansluitingen groter dan
10 MW is zeer beperkt (maximaal enkele per jaar) en het vaststellen van uniforme tarieven op basis van historische gegevens leidt tot grote onnauwkeurigheden.

Uitgangspunt voor deze categorie aansluitingen is dat de netbeheerder in principe daar aansluit waar het net voldoende capaciteit heeft. Onderstaand enkele regels uit het "Toetsingskader aansluittarieven" dat in mei 2000 door DTe aan de netbeheerders is gestuurd ten behoeve van de vaststelling van de aansluittarieven:
"Boven 10 MW mogen netbeheerders het aansluittarief bepalen op basis van de voorcalculatorische projectkosten. De aansluittarieven dienen non-discriminatoir en transparant te worden berekend en vooraf bekend gemaakt te worden. De netbeheerder dient de standaardelementen van de aansluiting de knip, de verbinding en de beveiliging nader in te vullen in componenten en een indicatie te geven van de prijzen van deze componenten. De componenten en tarieven dienen door de netbeheerder bekend gemaakt te worden en kunnen door een ieder opgevraagd worden. Bij de berekening van het aansluittarief dient de netbeheerder aan te geven welke componenten hij in welke hoeveelheden zal gebruiken tegen welke eenheidsprijs, zodat de afnemer kan nagaan op welke kosten zijn aansluittarief is gebaseerd. De lengte van de verbinding, die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief wordt bepaald door daadwerkelijke lengte van de verbinding."

In de toelichting op artikel 28 (oorspronkelijk genummerd 25a, Kamerstukken II, 1998/1999, 26 303, nr 3, pagina 21/22) is dit eveneens aangegeven: "Afhankelijk van de omvang van de aansluiting kunnen verschillende componenten per aansluiting geidentificeerd worden, die vertaald kunnen worden in tariefcomponenten. Het is gezien deze praktijk niet mogelijk en ook niet nodig om een eenvormige tariefdrager voor het aansluittarief te formuleren."

Ik acht dan ook bovenstaande methodiek die nu wordt gehanteerd volstrekt in overeenstemming met mijn beleid en de enige juiste methode om te komen tot vaststelling van aansluittarieven boven de 10 MW. Derhalve zal ook de DTe hiervoor geen nadere richtlijnen gaan ontwerpen.


6 Ja. Alle aansluittarieven zijn op basis van "knip, beveiliging & verbinding" vastgesteld. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt naar de aard van de installatie van de aangeslotene. Derhalve kan er van willekeur geen sprake zijn.


7 Op uw eerdere vragen 4) in 1998 heb ik geantwoord dat de Elektriciteitswet op het punt van toerekening van aansluitkosten ingrijpend zou veranderen waarbij gedacht werd aan ".....een transparante systematiek, waarbij eventuele kosten voor verzwaring of aanpassing van het bestaande net niet kunnen worden doorberekend aan een individueel project". In de nieuwe Elektriciteitswet is in de artikelen 23 en 28 aan het bovenstaande, zoals tevens uiteengezet in 4), uitvoering gegeven. Problemen over kostendoorberekening zoals in 4) naar voren kwamen zullen nu niet meer voorkomen. In de wet is immers beschreven welk deel van de kosten wel mag worden doorberekend in het aansluittarief en welk deel niet.