Titel: Beantwoording vragen over stijging van OZB-inkomsten
De Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
20 maart 2001
2000107370
FIPULI 2001-00142 U
Onderwerp
Beantwoording vragen over stijging van OZB-inkomsten
Bijgaand zend ik u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties de antwoorden op de schriftelijke vragen die mij
zijn gesteld door de leden van uw kamer Van der Hoeven en Balkenende
over stijging van OZB-inkomsten. Deze vragen zijn mij toegezonden bij
brief van 2 maart 2001, kenmerk 2000107370.
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Antwoorden op vragen Van der Hoeven en Balkenende (2000107370)
Vraag 1
Het CBS heeft op basis van de zogenaamde primitieve begrotingen de
totale begrote opbrengst van de OZB in 2001 op 5,41 mrd becijferd. Het
is mogelijk dat de begrotingen in sommige gemeenten nog gewijzigd
zijn. Voorts wijst het CBS erop dat gemeenten bij het opstellen van de
begrotingen vaak zijn uitgegaan van voorlopige ramingen van de
WOZ-waarden en dat in verband daarmee nog wijzigingen van de
opbrengstcijfers kunnen optreden.
Vraag 2
De opbrengst in 2001 op basis van de primitieve begrotingen komt in de
CBS-ramingen 8,9% hoger uit dan het overeenkomstige cijfer voor 2000.
Vraag 3
De opbrengstontwikkeling van de OZB bestaat normaal gesproken uit twee
componenten: de ontwikkeling van de tarieven en de volumeontwikkeling.
De opbrengstontwikkeling in 2001 bevat daarnaast nog een bijzonder
effect, te weten het effect van de overgang op een nieuw WOZ-tijdvak
(hertaxatie). In de Monitor Inkomsten uit Lokale heffingen die voor de
zomer zal verschijnen zal nader worden ingegaan op deze drie
componenten. Op dit moment beschikken wij nog niet over de data die
voor deze analyse nodig zijn.
Vraag 4
De stijgingspercentages van de OZB-inkomsten in 2001 variëren tussen
circa 10% en circa +60%. Opgemerkt dient te worden dat deze cijfers
voortkomen uit een geïsoleerde beschouwing van de OZB. Wijzigingen in
andere onderdelen van het gemeentelijke heffingsinstrumentarium kunnen
het effect van de ontwikkeling van de OZB-opbrengst versterken of
juist afzwakken.
Vraag 5
Naar het oordeel van het kabinet dient er sprake te zijn van een
voldoende beheerste ontwikkeling van de lastendruk op lokaal niveau.
Dit betreft dus niet alleen de OZB. Voorts is het bij het beschouwen
van de ontwikkeling van de lokale heffingen van belang een onderscheid
te maken tussen de ontwikkeling van de opbrengsten van de heffingen en
de ontwikkeling van de door de verschillende huishoudingen (gezinnen
en bedrijven) te betalen lokale heffingen. De ontwikkeling van de
opbrengsten is de resultante van prijs- en volumemutaties. Een
stijging van de opbrengsten wil nog niet zeggen dat de te betalen
heffingen voor individuele huishoudingen in termen van koopkracht
toenemen. Om een beeld van de effecten voor individuele huishoudens te
krijgen worden in de Monitor Inkomsten uit Lokale heffingen twee
benaderingen gevolgd. De eerste is het berekenen van de ontwikkeling
van de te betalen lokale heffingen (niet alleen de OZB) in termen van
het besteedbaar inkomen; de tweede betreft de microlastenbenadering
waarbij de mutaties in de opbrengsten opgebracht door gezinnen en
bedrijven worden vergeleken met de mutatie in het nominaal beschikbaar
gezinsinkomen respectievelijk het bruto binnenlands product.
Vraag 6
Ja