Grotestedenbeleid
22 maart 2001 (samenvatting)
Persbericht
Effect grotestedenbeleid grotendeels nog onbekend
De vraag of het grotestedenbeleid effect heeft gehad, kan na vijf
jaar beleid niet worden beantwoord. Een systematische terugblik op
de eerste periode van grotestedenbeleid ontbreekt. De doorwerking
van het rijksbeleid op gemeentelijk niveau kan wel worden
vastgesteld op het gebied van de stadseconomie, bij de bestrijding
van de drugsoverlast heeft het Rijk echter kansen laten liggen. Wel
laten de plannen voor de informatieverzameling en doorwerking in de
tweede convenantsperiode verbetering zien. Dit blijkt uit het
rapport Grotestedenbeleid, dat de Algemene Rekenkamer vandaag
publiceert.
De Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het grotestedenbeleid in
de jaren 1995-2000. Het grotestedenbeleid, dat in 1995 van start
ging en in 1999 werd bijgesteld, richt zich in 25 steden op zaken
als het creëren van meer banen, betere onderwijsprestaties, meer
veiligheid en betere zorg. Naast deze 25 steden zijn er nog 5
steden die partieel deelnemen aan het grotestedenbeleid.
De minister van Grote Steden- en Integratiebeleid heeft een
coördinerende verantwoordelijkheid voor het beleid. In het
onderzoek is onder andere gekeken naar de kwaliteit van de
beleidsinformatie waarmee de minister de prestaties en effecten van
het beleid kan volgen en naar de mate waarin het beleid van het
Rijk wordt vertaald in beleid op gemeentelijk niveau
(`doorwerking').
Beleidsinformatie niet toereikend
De vraag of het beleid effect heeft gehad, kan nog niet beantwoord
worden. De beschikbare beleidsinformatie bleek niet geschikt om een
relatie te leggen tussen het ingezette beleid en het realiseren van
de doelen. Er is naar verhouding veel informatie over de opzet van
het beleid, maar veel minder over de daadwerkelijke uitvoering van
het beleid. Daarnaast stelt de Rekenkamer vast dat de selectie van
de steden voor het grotestedenbeleid enigszins willekeurig uitpakte
omdat de selectiecriteria niet consistent waren en de
beleidsinformatie niet altijd van voldoende kwaliteit was.
Doorwerking niet optimaal
De Rekenkamer heeft in zes steden op twee beleidsterreinen -te
weten drugsoverlast en stadseconomie- onderzocht hoe het
grotestedenbeleid wordt vertaald in gemeentelijk beleid. De
Rekenkamer constateert op basis van haar onderzoek dat het Rijk
kansen onbenut heeft gelaten om de doorwerking te stimuleren en te
sturen op het gebied van de drugs-overlast. Zo maakten de
verschillende geldstromen vanuit het Rijk voor het
drugsoverlastbeleid het de steden moeilijk om een samen-hangende
aanpak te realiseren.
Op het gebied van de stadseconomie is de doorwerking van het beleid
wel zichtbaar, bijvoorbeeld in een betere samenwerking tussen
gemeenten en sociale partners.
Aanbevelingen
Het Rijk zou systematischer moeten terugblikken op het
grotesteden-beleid, zodat inzicht ontstaat in de mate waarin de
doelstellingen worden bereikt en het beleid doorwerkt bij de
steden. Daarnaast dient tijdig een integrale beoordeling plaats te
vinden van de selectie van steden, met het oog op de volgende
convenantsperiode die in 2004 zal starten.
Reactie bewindspersonen en nawoord Rekenkamer
De minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid wijst namens het
kabinet op een aantal voorgenomen activiteiten die volgens hem aan
de aanbevelingen tegemoetkomen. De Rekenkamer meent dat de concrete
invulling hiervan nog niet altijd duidelijk is. De Rekenkamer heeft
waardering voor de inspanningen van het kabinet -in het bijzonder
in de tweede periode- om een resultaatgerichte en een samenhangende
aanpak van het grotestedenbeleid te bevorderen. Zij zal de
uitvoering van de activiteiten blijven volgen en daarover
rapporteren.