Gemeente Rotterdam

Rotterdams armoedebeleid effectief

Mensen die gebruik maken van regelingen in het kader van het Rotterdamse armoedebeleid hebben jaarlijks gemiddeld ruim 1000 gulden meer te besteden. Driekwart van de huishoudens met een laag inkomen maakt gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen als kwijtscheldingregelingen of bijzondere bijstand. Toch kan nog steeds een derde van hen moeilijk of niet rondkomen. Veel mensen hebben schulden. Vooral werkenden worden nauwelijks bereikt met het armoedebeleid van de gemeente. Opvallend is dat driekwart van de ondervraagden aangeeft niet op zoek te zijn naar betaald werk. Dat blijkt uit het onderzoek 'Rond of Rood? - 2000'dat wethouder Van der Tak van Sociale Zaken en Werkgelegenheid donderdag 22 maart presenteerde.

Het onderzoek 'Rond of Rood?' wordt elke twee jaar uitgevoerd door de Sociaal-Wetenschappelijke afdeling (SWA) van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit is het vierde onderzoek in de serie. Huishoudens met een minimuminkomen worden door de jaren heen gevolgd door de onderzoekers. Zo wordt duidelijk hoe de mensen er financieel voorstaan en wat de effecten zijn van het gemeentelijke armoedebeleid voor zover het gaat om inkomensondersteuning.

Het Rotterdamse en het landelijke armoedebeleid vullen elkaar goed aan, zo blijkt uit het onderzoek. Dankzij het automatische kwijtscheldingssysteem betaalt tegenwoordig tweederde van alle mensen met een bijstandsuitkering geen OZB meer. Ruim 40% van de bijstandsgerechtigden wordt automatisch vrijgesteld van het betalen van reinigingsrecht. Dit in combinatie met landelijke instrumenten als huursubsidie en de zalmsnip heeft ervoor gezorgd dat de stijging van de vaste lasten tot staan gebracht is. Dat was een belangrijke doelstelling van het armoedebeleid.
Wonen blijft overigens duur: tussen dertig en veertig procent van het maandinkomen gaat op aan woonlasten.

Een andere pijler van het Rotterdamse armoedebeleid, de bijzondere bijstand, kende een grote toename in gebruik. Daarbij gaat het om tegemoetkoming in allerlei kosten variërend van medische kosten tot de vergoeding van het lidmaatschap van een sportclub. Inmiddels maakt 50% van alle bijstandsgerechtigden gebruik van deze mogelijkheden. In 1997 was dat nog maar 21%. De toename is het resultaat van extra voorlichting, vereenvoudiging van aanvraagprocedures en versoepeling van regels door het Rijk. Daardoor kan de gemeente aan bepaalde groepen van wie men weet dat ze krap zitten, een bijzondere uitkering geven. Een voorbeeld is de duurzame gebruiksgoederenregeling waarbij bepaalde groepen maximaal 700 gulden per jaar krijgen om bijv. een nieuwe koelkast of wasmachine te kopen. Het aantal groepen mensen dat voor deze regeling in aanmerking komt, is de afgelopen jaren sterk uitgebreid.

Van alle onderzochte huishoudens maakt driekwart gebruik van kwijtscheldingsmogelijkheden en bijzondere bijstand. Het gaat om een gemiddeld bedrag van ruim 1000 gulden per jaar. Zonder deze regelingen zou het vrij besteedbaar inkomen van deze groep 9% lager liggen. Dat is het bedrag dat overblijft na aftrek van woonlasten, verzekeringspremies en schuldaflossingen e.d.

De totale groep bijstandsgerechtigden zag het vrij besteedbare inkomen met gemiddeld 4% stijgen. Dat is voor het eerst sinds 1992. Daarmee zijn ze bijna terug op het niveau van 1992 toen ze ook 55% van hun uitkering overhielden om van te leven.

Niet voor alle mensen met een laag inkomen was het beeld even gunstig. Zo zijn de afgelopen jaren de ziektekosten sterk gestegen, gemiddeld van ca. 70 naar100 gulden per maand. De kosten van kinderen stegen eveneens, zij het minder sterk. De inkomensontwikkeling van tweeoudergezinnen wijkt dan ook af van de positieve trend, ook al omdat zij vaker te maken hebben met schulden.

Daarnaast maakt niet iedereen gebruik van inkomensondersteunende regelingen. In totaal geldt dat voor een kwart van alle onderzochte huishoudens; van mensen met een baan krijgt echter ruim tweederde deel geen enkele ondersteuning. Of men de mogelijkheden niet kent danwel daarvan bewust geen gebruik maakt, is niet onderzocht.

Hoewel het vrij besteedbare inkomen gemiddeld dus wat toenam, komt een derde van de mensen met een bijstandsuitkering moeilijk of niet rond. De marges zijn nu eenmaal klein en financiële tegenvallers tellen al snel zwaar. Bijna eenderde van de onderzochte huishoudens zegt problematische schulden te hebben. Vaak gaat het om tweeoudergezinnen, jongeren, allochtonen en huishoudens die nog vrij kort op een minimumniveau leven. Slechts 14% van hen krijgt hulp. De mensen die de weg naar schuldhulpverlening vinden, hebben vaak een bijstandsuitkering en zijn doorverwezen door de sociale dienst. Van de mensen die geen hulp krijgen, weet meer dan de helft ook niet waar hulp te vinden is.
De mogelijkheden tot schuldhulpverlening zijn recentelijk overigens sterk uitgebreid.

Driekwart van de ondervraagden met een bijstandsuitkering geeft aan niet op zoek te zijn naar betaald werk. Gezondheidsproblemen en de leeftijd worden als belangrijkste belemmeringen opgevoerd. Als belangrijkste motivatie om weer aan het werk te gaan noemt men de onafhankelijkheid van de uitkering. De hoogte van het loon en het soort werk komen pas daarna.