Ministerie van Buitenlandse Zaken


Ministerie van Buitenlandse Zaken   Ministerie van Defensie
Postbus 20061                       Postbus 20701
2500 EB Den Haag                    2500 ES Den Haag
Aan:
De Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag

Kopie:
De Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 22
2513 AA Den Haag

Onderwerp:
UNMEE / Stand van Zaken

Den Haag, 22 maart 2001

Zeer geachte Voorzitter,

In vervolg op onze toezegging U blijvend op de hoogte te houden van de Nederlandse deelname aan UNMEE, alsmede op verzoek van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie, informeren wij U hierbij over de situatie sinds het Algemeen Overleg van 15 februari jl.

Mandaatsverlenging UNMEE

De Veiligheidsraad heeft op 15 maart resolutie 1344 (2001) aangenomen, waarmee het mandaat van UNMEE ongewijzigd met zes maanden wordt verlengd. In de resolutie wordt tevens een politiek signaal afgegeven naar de partijen door deze op te roepen de herpositionering van de troepen aan de grenzen van de beoogde Temporary Security Zone (TSZ) zo spoedig mogelijk te voltooien. Voorts wordt UNMEE aangemoedigd om op verzoek technische assistentie te verlenen aan de grenscommissie, onverlet de primaire verantwoordelijkheid van Ethiopië en Eritrea voor het financieren van deze commissie. Gezien de koppeling van de duur van het mandaat van UNMEE aan de demarcatie van de grens ligt het in de rede dat UNMEE, waar mogelijk, ondersteuning biedt. De tekst van de resolutie is opgenomen in bijlage 1.

De resolutie kwam tot stand op basis van het rapport van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) van 7 maart 2001 (bijlage 2), een bespreking van Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal Legwaila met de Groep van Vrienden (12 maart) en een bespreking van Legwaila met de Veiligheidsraad (13 maart).

Rapport SGVN

De SGVN spreekt in zijn rapport waardering uit over het commitment van de partijen aan het vredesproces, zoals dat onder meer bleek uit de gemaakte afspraken over de afbakening van de TSZ. Tegelijkertijd roept hij de partijen op om tot een goede implementatie van de afspraken te komen. De belangrijkste punten uit het rapport volgen hieronder:

TSZ

Zoals ook vermeld in onze brief van 13 februari was in de Military Coordination Commission (MCC) van 6 februari algemene overeenstemming bereikt tussen partijen over de locatie van de zuidelijke grens van de TSZ (de noordelijke grens wordt bepaald door de eis dat de TSZ 25 km breed moet zijn). Deze politieke overeenstemming werd door UNMEE in overleg met militaire vertegenwoordigers van de partijen vertaald in een operationele kaart die de partijen en UNMEE in het veld konden gebruiken voor de herpositionering van de troepen. Volgens plan begon Ethiopië de terugtrekking van zijn troepen op 12 februari en informeerde UNMEE op 22 februari de terugtrekking te hebben voltooid. Eritrea begon de herpositionering van zijn troepen op 17 februari, maar stopte hier mee uit onvrede over de operationele kaart. Aangezien deze impasse voortduurt is de TSZ nog niet afgekondigd.

In gesprekken gaf Legwaila aan dat het verschil tussen de "politieke" en de operationele kaart kan worden verklaard door een Ethiopische fout (Ethiopië had naar eigen zeggen een claim over de eigen posities van mei 1998 in bepaalde gebieden teveel naar het zuiden geplaatst). Na ontdekking van de fout sprak Ethiopië een reserve uit in de MCC-vergadering van 6 februari, en vond overleg plaats op militair niveau. Hier kwam een aanpassing van de kaart uit voort. Ondanks het feit dat Eritrese militaire gesprekspartners akkoord waren gegaan, kon de Eritrese politieke leiding niet instemmen. Overigens is de operationele kaart op details meerdere malen aangepast, voornamelijk als gevolg van cartografische fouten. Ook deze vonden plaats met instemming van de partijen en hebben verder geen problemen opgeleverd. De omstreden gebieden liggen overwegend in de Centrale Sector en volgens Legwaila betreft het enige significante probleem het Irob-gebied.

De VN-missie probeert voortgang te bereiken door de dialoog met de leiders van Ethiopië en Eritrea gaande te houden. Ook wordt de operationele kaart nog eens tegen het licht gehouden om eventuele cartografische fouten te corrigeren. De vertegenwoordigers van de EU in Asmara hebben gesprekken gehad met de Eritrese autoriteiten en hebben een gezamenlijk bezoek gebracht aan de grens. Voorts wordt verwacht dat het politieke signaal dat uitgaat van VR-resolutie 1344 door de partijen zal worden begrepen. Wij delen de zorg van de SGVN en de Veiligheidsraad ten aanzien van de vertraging in de instelling van de TSZ.

Arbitragecommissies

Nadat de leden van de grenscommissie waren benoemd heeft Ethiopië bezwaar gemaakt tegen één van de Eritrese benoemingen (en inmiddels ook vice versa). De SGVN geeft aan te hopen dat dit probleem spoedig zal worden opgelost. In de tussentijd worden voorbereidingen getroffen voor een aanvang van de werkzaamheden van de commissie. De eerste bijeenkomst staat gepland voor 25 maart in Den Haag.

De leden van de claimscommissie zijn benoemd; zij hebben een vijfde lid als voorzitter aangewezen.

Militaire aspecten van UNMEE

De ontplooiing van UNMEE is volgens de SGVN zeer naar tevredenheid verlopen. Per 1 maart waren 4.143 militairen ontplooid. In de Oostelijke sector is Kenia volledig ontplooid en heeft toegezegd voor de duur van de missie te blijven. Intussen is medio maart de totale troepensterkte van 4.200 bereikt. Het civiele deel van UNMEE bedroeg 273 medewerkers. De Status-of-Forces Agreements (SOFA's) met Ethiopië en Eritrea zijn echter nog niet getekend en de "high-altitude corridor" is nog niet opengesteld. Ook laat volgens de SGVN de beschikbare informatie over mijnen te wensen over (inmiddels heeft Ethiopië per 10 maart nadere informatie overhandigd en Eritrea per 19 maart). In de resolutie worden de partijen opgeroepen deze problemen uit de weg te ruimen.

Concluderend stelt de SGVN in het rapport dat in algemene zin de medewerking van Ethiopië en Eritrea goed is, maar dat de huidige problemen zo spoedig mogelijk verholpen dienen te worden. Tijdens de bespreking in de Veiligheidsraad lichtte Legwaila het rapport mondeling toe. Hij was optimistisch dat de problemen tussen Ethiopië en Eritrea konden worden opgelost: strubbelingen en vertragingen hoorden nu eenmaal bij dit soort conflicten. Hij hoopte dat de huidige problemen binnen een maand zouden zijn opgelost.

In de informele consultaties van 13 maart spraken de leden van de Veiligheidsraad waardering uit voor het werk van UNMEE, erkenden dat voortgang in het vredesproces was geboekt, maar toonden zich tegelijkertijd bezorgd over de huidige problemen. Om die reden besloten zij in de bovengenoemde resolutie een duidelijk politiek signaal op te nemen.

Groep van Vrienden

Op 12 maart werd de Groep van Vrienden door Speciaal Vertegenwoordiger Legwaila gebrieft over het rapport. Hij vermeldde dat hij na de verzending van het rapport nog een gesprek had gehad met president Afewerki, maar dat dit niet tot de gewenste doorbraak in de Eritrese opstelling ten aanzien van de TSZ had geleid. Desgevraagd gaf hij aan dat de partijen UNMEE niet als een surrogaat voor een vredesregeling zagen, maar eerder beschouwden als noodzakelijk element van het vredesakkoord. Om deze reden was hij dan ook niet bang voor een scenario waarin de VN voor lange tijd zou moeten blijven. Hij onderstreepte dat de duur van UNMEE was gekoppeld aan het werk van de grenscommissie.

De Vriendengroep adviseerde positief over de voorgestelde verlenging van het ongewijzigde mandaat van UNMEE en drong aan op een politiek signaal naar beide partijen. Dit werd door VS en Noorwegen in de besprekingen in de VR ingebracht; beide adviezen zijn overgenomen.

Op dezelfde dag vond onder Nederlands voorzitterschap een geslaagde eerste bijeenkomst plaats van een lokale vriendengroep in Addis Abeba. Ook deze groep zal regelmatig bijeenkomen om aan het vredesproces gerelateerde elementen te bespreken.

Activiteiten in EU-verband

Nederland heeft zich de afgelopen periode in EU-kader ingespannen voor een gemeenschappelijke EU-benadering ten aanzien van de relatie met Ethiopië en Eritrea. De hervatting van de Nederlandse hulp dient dan ook plaats te vinden in lijn met de benadering zoals overeengekomen tijdens de OS-Raad van 9 november jl. (zie ook brief terzake van 24 november jl.). Tijdens recente bijeenkomsten in Brussel heeft Nederland het Voorzitterschap voorgesteld de Ambassadeurs van de EU-lidstaten in Addis Abeba en Asmara om rapportage te vragen. Deze rapportage zou dienen in te gaan op de voortgang van het vredesproces, met name de ontwikkelingen met betrekking tot. de vaststelling van de TSZ, ook met het oog op de criteria voor de hervatting van de hulp, en zou suggesties dienen te bevatten voor mogelijke vertrouwenwekkende maatregelen. Het Voorzitterschap heeft dit verzoek overgenomen. Deze rapportage wordt binnen enkele weken verwacht en zal de basis vormen voor verdere besluitvorming voor mogelijke EU-activiteiten ter ondersteuning van het vredesproces. Tevens vraagt Nederland in EU-kader aandacht voor de ervaringen met UNMEE met het oog op de verdere ontwikkeling van het EVDB.

Het onderling wantrouwen tussen Ethiopië en Eritrea is nog groot. Nederland is van mening dat de internationale gemeenschap zich dient te blijven inspannen om te helpen dit wantrouwen weg te nemen. Nederland zal na eventuele hervatting van de hulp in EU-kader aandringen op steun op het gebied van vredesopbouw en goed bestuur ter bevordering van de normalisatie van de betrekkingen tussen beide landen.

Humanitair

Humanitair ontmijnen

Het mede door Nederland gefinancierde HALO-trust project met betrekking tot humanitair ontmijnen in Eritrea is in volle gang en ondervindt geen problemen. 90% van alle materiele inzet is reeds gearriveerd of onderweg. De trainingprogramma's voor de teamleiders, paramedisch personeel en het onschadelijk maken van ongesprongen explosieven zijn reeds gestart. Voorzien wordt dat medio april gestart zal kunnen worden met de daadwerkelijke mijnenruiming in o.m. de TSZ.

Krijgsgevangenen

De vrijlating en repatriëring van krijgsgevangenen vanuit Eritrea vordert gestaag. In Eritrea resteren nog 4000 krijgsgevangenen. Het ICRC verwacht op korte termijn de nog resterende personen te kunnen repatriëren. In Ethiopië is dit proces (er resteren nog naar schatting 2000 krijgsgevangen) geheel stilgezet in verband met een prominente krijgsgevangen Ethiopische piloot, die de broer is van de leider van de parlementaire oppositie in Addis Abeba. Het ICRC blijft druk uitoefenen om dit proces te hervatten. Beide partijen gebruiken het vrijlaten van krijgsgevangen als kaart in het onderhandelingsproces.

Ook over de vrijlating van gevangen genomen burgers (ca. 400) aan beide zijden wordt door het ICRC onderhandeld. De vrijlating van inwoners vindt momenteel vooral vanuit Eritrea plaats.

Operatie

Vertraging met betrekking tot de TSZ

Eritrea is, zoals gezegd, niet akkoord gegaan met de zuidgrens van de TSZ en heeft de herschikking van zijn troepen gestaakt. Er bevinden zich derhalve op een aantal plaatsen in de beoogde bufferzone nog Eritrese militairen. De Ethiopische strijdkrachten hebben zich conform de afspraken van de MCC-vergadering van 6 februari jl. teruggetrokken. Als gevolg van de ontstane problemen wordt het NECBAT met enige regelmaat geconfronteerd met beperkingen in de bewegingsvrijheid bij Eritrese controleposten, al worden die na officiële protesten van UNMEE in de regel spoedig weer weggenomen.

Een ander gevolg van de patstelling rond de TSZ is dat het Eritrees civiel gezag, inclusief ordehandhavende eenheden (politie en militie), nog niet is teruggekeerd in de bufferzone. Het mandaat van UNMEE voorziet echter niet in een politietaak. Hierdoor is een tijdelijk (potentieel) probleem met de ordehandhaving ontstaan, zoals de SGVN signaleert in zijn laatste rapport. De VN-militairen mogen wel ingrijpen indien zij getuige zijn van een delict en er geen politie-eenheden in de buurt zijn. Zij dienen de verdachte daarna over te dragen aan het bevoegd gezag buiten de TSZ. Op bevel van de Force Commander gebeurt dat door tussenkomst van de Italiaanse militaire politie-eenheid van UNMEE. Er hebben zich nog geen problemen voorgedaan.

Risico's

De problemen rond de instelling van de TSZ en de daaraan gekoppelde maatregelen van Eritrea vormen een bron van zorg. De opmerking van de SGVN in zijn rapport van 7 maart dat UNMEE geconfronteerd wordt met een instabiele situatie waar mogelijk problemen uit voortkomen, is meegewogen in de actualisering van de risicoanalyse. Er zijn vooralsnog echter geen concrete aanwijzingen dat de strijdkrachten van beide landen hun (gedeeltelijke) terugtrekking of herschikking ongedaan zullen maken. De militaire situatie heeft zich gestabiliseerd en de betrokken partijen trachten langs diplomatieke weg tot een oplossing te komen. De ontwikkelingen in Ethiopië en Eritrea sinds februari geven geen aanleiding de strekking van de risicoanalyse te wijzigen.

Mijnen

De aanwezigheid van mijnen blijft een veiligheidsrisico voor UNMEE. Recent zijn twee Canadese pantservoertuigen op een mijn gereden tijdens een verkenning van een nieuwe route. Er zijn geen gewonden gevallen en er was slechts materiële schade. Canada gebruikt mijnbestendige voertuigen om nieuwe routes te verkennen en vrij te geven voor gebruik. De Nederlandse eenheden beschikken niet over dergelijke voertuigen en maken daarom alléén gebruik van de routes nadat deze veilig zijn verklaard door VN, Halo-trust of de Slovaakse ontmijningscompagnie. De Force Commander heeft naar aanleiding van deze incidenten de beide landen opgeroepen alle relevante informatie beschikbaar te stellen aan UNMEE. Zoals gesteld hebben beide partijen inmiddels informatie overhandigd.

Uitzending van mijnenruiminstructeurs

De aanwezigheid van mijnen in de TSZ vormt ook een probleem voor de terugkerende ontheemden. Humanitaire mijnenruiming is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van beide landen. De VN ondersteunt de nationale programma's. In dat kader heeft de VN Nederland informeel verzocht drie mijnenruiminstructeurs beschikbaar te stellen ter ondersteuning van het Eritrese 'Mine Action Centre', vanuit het UNMEE 'Mine Action Coordination Centre'. Wij hebben hierop positief gereageerd. De drie instructeurs zullen bijdragen aan de verbetering van de humanitaire mijnenruiming in Eritrea, in het bijzonder in de toekomstige TSZ. Indirect is ook de veiligheid van de VN-militairen hierbij gebaat. De instructeurs, die voor een periode van zes maanden zullen worden uitgezonden, gaan lesgeven op een mijnenruimschool in de buurt van Asmara. De kosten van deze toevoeging aan de Nederlandse bijdrage aan UNMEE, geraamd op totaal 120.000 gulden, zullen ten laste komen van de HGIS.

Gezondheidsrisico's

In aanvulling op de brief van 13 februari kan gemeld worden dat de additionele metingen van de achtergrondstraling op de Nederlandse compagnieslocaties geen enkele aanleiding hebben gegeven tot het nemen van voorzorgsmaatregelen. Verder zijn de in Dek'emhare gevonden deeltjes die asbest leken te bevatten, in Nederland onderzocht. De deeltjes bleken een gebonden vorm van asbest te bevatten, waar geen gezondheidsrisico van uitgaat. Op de andere locaties zijn geen vergelijkbare deeltjes aangetroffen. De meningitis-uitbraak heeft geen gevolgen voor de Nederlandse militairen omdat deze allemaal preventief zijn ingeënt.

Djibouti

De vier Apache-gevechtshelikopters zijn sinds eind februari operationeel en hebben oefenvluchten uitgevoerd in de bergen, zowel overdag als 's nachts. De eerste ervaringen met de nachtvlieginstrumenten zijn bevredigend. Vanwege de oplopende temperaturen in Djibouti heeft de commandant van het detachement een aantal maatregelen genomen, zoals kortere werkdagen, om vermoeidheidsverschijnselen te voorkomen. De samenwerking met de Djiboutianen verloopt zeer goed.

Aflossing van het NECBAT

Vertegenwoordigers van Defensie hebben reeds een eerste overleg gehad met de VN over de overname van goederen en kampementen door de VN, bestemd voor de opvolger van het NECBAT. Inmiddels is de deelname van India aan UNMEE bevestigd aan de VN: een Indiaas bataljon zal in juni het Nederlands/Canadese bataljon opvolgen. De voorbereidingen voor de opvolging van het NECBAT verlopen voorspoedig: de Indiase eenheden zijn begonnen met hun missiegerichte training. In New York vindt, zoals bericht aan uw Kamer op 23 februari, overleg plaats tussen Nederland, India en de VN over het tijdschema van de aflossing. De Franse regering heeft besloten een hoofdkwartiercompagnie aan te bieden ter aflossing van de Deense hoofdkwartiercompagnie.

De Minister van    De Minister voor           De Minister van
Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking  Defensie
Bijlagen:
-rapport SGVN
-resolutie 1344 (2001)

===