Titel: KAMERVRAGEN OVER WERKNEMERSOPTIES
Persberichtnr.
01/088
Den Haag
23 maart 2001
AntWOORDEN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN OP VRAGEN VAN HET LID REITSMA VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL OVER WERKNEMERSOPTIES
VRAGEN
1.
Heeft u kennisgenomen van de arresten van de Hoge Raad van 21 februari
(nr. 35074 en nr.35639) inzake werknemersopties?
2.
Heeft u kennisgenomen van berichten in de media, waaruit blijkt dat
deze tot grote onrust in het bedrijfsleven hebben geleid?
3.
Hoe verhoudt zich het oordeel van de Hoge Raad dat de afwikkeling van
werknemersopties door de aankoop en doorlevering van bestaande
aandelen de winstsfeer niet raakt tot de andersluidende uitlatingen
van uw ambtsvoorgangers?
4.
Is het oordeel van de Hoge Raad in het licht van het bovenstaande niet
in strijd met de wens van de wetgever en is actie van de wetgever
nodig? Zo neen, waarom?
5.
Deelt u de mening dat het bedrijfsleven aan de onder 3 genoemde
uitlatingen het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat de afwikkeling van
personeelsopties door de aankoop en doorlevering van personeelsopties
tot een aftrek kan leiden?
6.
Deelt u de mening dat het bedrijfsleven aan de Kamerstukken II,
vergaderjaar 1997/1998, 25 721, nr.5 het vertrouwen heeft mogen
ontlenen dat aankoop van aandelen ter afdekking van
optieverplichtingen als een inkoop ter tijdelijke belegging wordt
behandeld, met andere woorden: een inkoop die niet tot heffing van
dividendbelasting leidt en een doorlevering die niet aan een
kapitaalsbelasting is onderworpen?
7.
Heeft het naar uw mening betekenis dat de Hoge Raad de optiehouder op
één lijn stelt met de aandeelhouder voor de heffing van
Kapitaalbelasting?
Wat is tot nu toe het beleid van de Belastingdienst op dit punt
geweest?
Financieel Dagblad, 6 maart jl.
Brief staatssecretaris Financien van 1 augustus 1987 aan de voorzitter
van de Tweede Kamer (Kamerstuk 19 700 IXB,nr.73); Kamerstuk 20 291,
nr.13, waarin de wijziging van artikel 9 is toegelicht; Kamerstuk 25
721, nr. 5, blz. 15-16
ANTWOORDEN
1.
Ja
2.
Ja
3 en 4
In de gevallen die hebben geleid tot de arresten van de Hoge Raad van
21 maart 2001 (nr 35074 en nr 35639) waren ter dekking van het
optieplan nieuwe aandelen uitgegeven. Hiervan heeft ook mijn
ambtsvoorganger steeds gezegd dat dit zich in de kapitaalssfeer
afspeelt. Dat oordeel is nu door de Hoge Raad bevestigd.
Hoewel dit in de casus niet aan de orde was, heeft de Hoge Raad, ten overvloede, aangegeven dat ook het resultaat op aandelen die zijn ingekocht om aan een optieverplichting te voldoen de winstsfeer niet raakt. Ik wil mij op de verschillende aspecten van de uitspraak waarin gekomen wordt tot een gelijke behandeling van bestaande en nieuwe aandelen voor de vennootschapsbelasting nog nader beraden. Ik ben voornemens hierover voor de zomer duidelijkheid te bieden.
5
Ja.
Vanwege het bij belastingplichtigen gewekte vertrouwen zullen deze
arresten geen gevolg hebben voor aanslagen vennootschapsbelasting die
zien op feiten die plaats hebben gevonden voor de datum van publicatie
van de arresten.
6
Ja.
Vanwege het bij belastingplichtigen gewekte vertrouwen zullen deze
arresten geen gevolg hebben voor aanslagen dividendbelasting en
kapitaalsbelasting die zien op feiten die plaats hebben gevonden voor
de datum van publicatie van de arresten.
Voorts ben ik voornemens goed te keuren dat het beleid dat tot de
datum van het arrest werd gevoerd ten aanzien van de dividend- en de
kapitaalsbelasting tot 1 juli aanstaande wordt gecontinueerd. Dit
teneinde verstoringen in lopende werknemersoptieplannen te voorkomen.
Dit geldt ook voor de toepassing van de additionele heffing van
vennootschapsbelasting op excessieve winstuitdelingen.
Deze tijd zal ik tevens gebruiken om na te denken over een (wettelijke) oplossing om de gevolgen van het arrest voor de dividend- en de kapitaalsbelasting zoveel mogelijk te beperken.
7
In het hiervoor genoemde arrest nr 35074 heeft de Hoge Raad beslist
dat bij het toekennen van de optie tot het bedrag van de optie een
informele kapitaalinbreng plaats vindt. Dit is een belastbaar feit
voor de kapitaalsbelasting. Het beleid van de Belastingdienst is hier
tot nu toe niet van uit gegaan. Overigens geldt ook hier hetgeen ik op
vraag 6 heb geantwoord.
Woordvoerder: drs. P.A.W. Lamers