D66

23 maart 2001

HET KABINET OVER OOSTING

Olga Scheltema

Eerste reactie op het kabinetsstandpunt over het rapport van de commissie Oosting.

De D66 Tweede Kamerfractie ziet in de reactie van het kabinet op het rapport van de commissie Oosting een bevestiging van de falende overheid. Het debat over het rapport zal, wat D66 betreft, in het teken moeten staan van herstel van het vertrouwen van de burger in de overheid, als het gaat om de zorg voor de veiligheid. Tegen deze achtergrond zal ook de beoordeling van de verantwoordelijkheid van de betrokken bewindslieden plaatsvinden.

Het siert het kabinet dat het ronduit erkent dat bij de rijksoverheid veel is misgegaan of beter had gekund. Maar als in de opeenvolgende pagina's de missers van de verschillende departementen voor het voetlicht worden gebracht, wordt steeds duidelijker hoezeer ook de rijksoverheid heeft geblunderd. Er werd niet gezorgd voor tijdige en adequate regelgeving voor de opslag van professioneel vuurwerk, er is tekortgeschoten in het toezicht en in de advisering over vergunningverlening door gemeenten en onderdelen van de rijksoverheid hebben in het vuurwerkdossier niet of onvoldoende samengewerkt. En dat terwijl de integrale veiligheid een kerntaak van de overheid is. Vuurwerk had tot 13 mei 2001 gewoon geen prioriteit, en dat ondanks Culemborg.

Niet één, maar bijna alle, bij het vuurwerk betrokken departementen treft blaam. Ieder op eigen wijze. Of het nu het wettelijk adviesbureau bij defensie betreft, of de ministeries van Verkeer en Waterstaat of VROM. Allen viel het gebrek aan samenwerking en communicatie te verwijten en geringe alertheid, soms zelfs afzijdigheid. Belangrijke informatie bereikte zelden het politieke niveau. D66 heeft behoefte aan een indringend debat met de betrokken bewindslieden om daarin de verantwoordelijkheden helder voor het voetlicht te krijgen en te kunnen beoordelen.

Het kabinet trekt terecht lering. In vele pagina's wordt aangegeven hoe in de toekomst moet worden gehandeld, hoe zal worden gebroken met de cultuur van het afzien van handhaven en hoe het vuurwerk een topprioriteit zal worden.
De voorgestelde taskforce, het centrale databestand voor registratie van risicovolle situaties, het expertisecentrum en de coordinerende rol bij VROM, uitbreiding capaciteit en deskundigheid bij regionale brandweren, zijn het overwegen zeker waard. Maar of de voorstellen toereikend zijn om de verontrustende versplintering van beleid een halt toe te roepen, wordt door D66 betwijfeld. Nog steeds blijft er een veelheid aan inspecties met de controle belast en dat biedt evenzovel mogelijkheden tot afschuiven, wachten op, verzanden.

Het is nuttig dat het kabinet nog een kort aanvullend onderzoek instelt om te bezien of een aanvullende financiele voorziening nodig is voor gevallen waarin schade die wel het direct gevolg is van de ramp niet werd gedekt. Maar D66 vindt het niet juist dat vooruitlopend daarop, iedere vergoeding in immateriele sfeer bij voorbaat wordt afgewezen.