Ministerie van Algemene Zaken


1red9284
23-3-2001, NOS, Gesprek met de minister-president, N.3, 22.55 uur

VICE-MINISTER-PRESIDENT JORRITSMA, NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE

MINISTERRAAD, OVER MOND- EN KLAUWZEER

MINGELEN:
De Europees Commissaris, verantwoordelijk voor de hele mond- en klauwzeerbestrijding, zei gisteravond in Brussel: we hebben de zaak onder controle. Denkt u dat Nederland op dit moment de zaak onder controle heeft?

JORRITSMA:
Dat hangt er maar vanaf wat je onder `controle' verstaat. Ik denk wel dat alle maatregelen genomen zijn die nodig zijn om in elk geval te proberen tegen te houden dat de ziekte zich verder verspreidt, voor zover die zich nog niet al verder verspreid heeft, omdat die nog in virussen ergens in lichamen van dieren zit.

MINGELEN:
Wekt het toch geen rare indruk, `onder controle', terwijl er dagelijks nog een besmettingshaard bij kan komen?

JORRITSMA:
Ja, ik vond überhaupt, toen ik naar de Commissaris keek, dat hij niet erg veel mededogen of medeleven toonde. Het was wel een erg koele kikker, terwijl hij toch gaat over een redelijk groot drama, zeker voor de mensen, de boeren die het aangaat. En er moeten toch weer grote hoeveelheden dieren preventief afgemaakt worden, of omdat ze besmet zijn, afgemaakt worden. Dat zijn grote drama's. Dus ik vind eerlijk gezegd: iets meer compassie van die kant had niet misstaan.

MINGELEN:
Nu valt me wel op dat Kok, Brinkhorst, u ook, dat zijn toch vrij pragmatische politici, en nu ineens is dat verbranden van dat vee zo'n groot issue dat u zelfs tegen Europa ingaat. Je zou kunnen zeggen: verbranden van vee is natuurlijk vreselijk, maar ze moeten sowieso dood en anders gaat het met grijpers, en naar zo'n fabriek. Wat is nu toch zo vreselijk aan het verbranden als zodanig?

JORRITSMA:
Wij vinden in Nederland niet aanvaardbaar, überhaupt, dat beesten gewoon en public verbrand worden. Wij hebben een systeem waarbij er een destructiecapaciteit is, dus dat is een bedrijf waar dat gewoon keurig gebeurt, ook op ethisch verantwoorde wijze. Ik denk dat het in Nederland breed maatschappelijk, moreel ook niet en ethisch niet, aanvaard wordt als wij daar ook brandstapels neer zouden leggen. Ik moet u zeggen: ik wordt misselijk van de beelden als ik daar naar kijk, zoals ze in Engeland waren. En wij hebben dan nog het extra probleem, dat is misschien in Nederland dan nog iets meer, waardoor het in Nederland ook iets meer reactie oplevert dan elders: wij zijn een zeer dichtbevolkt land. Op het moment, ik noem maar eens een dwarsstraat, stel: midden in het Groene Hart zouden we een geval hebben. Dan ziet de hele Randstad het. En stel: ergens in midden-Overijssel, dan ziet heel Twente het. Er zit altijd wel een stedelijk gebied bij en mensen die buiten het platteland wonen snappen er nog veel minder van dan boeren. Maar ook voor boeren is dit natuurlijk een rampzalige toestand.




MINGELEN:
Dat is het verschil met Engeland: daar is zoveel ruimte, daar maakt het niet zoveel uit als daar ergens iets staat te branden.

JORRITSMA:
Misschien wel. In elk geval: ik zie daar ook wel felle reacties, maar mijn indruk is dat het in Nederland moeilijker ligt. Wij vinden dit inmiddels volgens mij breed echt niet aanvaardbaar. En er zijn ook andere oplossingen. Ik ga er overigens ook vanuit dat ons wel de ruimte gegeven wordt, en dat heb ik dan ook wel uit de woorden van Byrne gisteravond al gemerkt, om dat wel te doen.

MINGELEN:
Nu zie je momenteel: in een deel van het land mag niets meer vervoerd worden. Als er nog besmettingshaarden bijkomen wordt dat steeds meer. Nederland is niet zo groot. Als het even tegenzit mag er in heel Nederland geen transportauto meer rijden. Scholen zijn gesloten, sportwedstrijden worden afgelast, de melk wordt niet meer bevoorraad. Kan je zo langzamerhand spreken van een soort nationale rampsituatie?

JORRITSMA:
We moeten even een paar dingen onderscheiden. We hebben de 72-uursperiode ingesteld. Wat is dat nou? Dat is eigenlijk dat je zegt: er is nu geconstateerd dat er in Nederland mond- en klauwzeer is. Dan creëer je eigenlijk een time-out waarbij je zegt: in die periode moeten we in elk geval alles doen om te voorkomen dat nu nog het virus zich verder kan verspreiden. Dus in feite neem je ook wel maatregelen die straks niet meer nodig zijn. Dus een heel streng vervoersverbod, maar ook een dringende oproep aan iedereen, zou ik zeggen, om zo min mogelijk naar meer dan één boer op bezoek te gaan. Dan loop je al het risico dat het er bij de ene is en jij het meeneemt naar de ander. Dat mag ook wel tegen iedereen gezegd worden, want ik hoor toch wel bizarre verhalen daarover.

MINGELEN:
Zoals?

JORRITSMA:
Ik heb begrepen dat sommige mensen gewoon zeggen: ja, ik leg zulke adviezen maar naast me neer. Dat zijn hele risicovolle beslissingen, als je dat doet.

MINGELEN:
Hoe zou u dat kwalificeren, in het licht van deze ramp?

JORRITSMA:
Onverantwoord.

MINGELEN:
Misdadig?

JORRITSMA:
Misdadig niet, maar wel onverantwoord, en ik hoop ook eerlijk gezegd dat de boeren bij wie men op bezoek komt ook zelf zo verstandig zullen zijn om de mensen in elk geval




volledig te ontsmetten en misschien ook te vragen: bent u al bij iemand anders geweest? Nu even dat allemaal doen om de tijd te hebben om een pakket maatregelen te bedenken en uit te werken en ook uit te zetten, want daar moet natuurlijk handhaving bij, wat daarna nodig is. En wat we natuurlijk gaan proberen is om te zorgen dat het maatschappelijk leven niet geheel ontwricht wordt, maar alles wat tot groot risico leidt wel vermeden wordt. Ik neem aan dat we bijvoorbeeld wel moeten kunnen zorgen , daar is vandaag overigens ook al sprake van geweest, dat er wel voer bij dieren kan komen. Of dat daar waar hokken barstensvol zitten en het welzijn van de dieren echt onverantwoord in gevaar komt, dat je daar iets kan doen. En ook natuurlijk wel weer dat kinderen naar school kunnen. Maar dan moet je ook nadenken van: moet je soms zoeken voor sommige kinderen, die in echte gevaarlijke plekken wonen ­ niet gevaarlijk voor hun, maar wel dat door hun gedrag mogelijk de ziekte verspreidt wordt ­ dat je daar iets mee doet.

MINGELEN:
Nationale ramp, vroeg ik. Je kan zeggen: misschien niet voor iedereen, maar voor de betrokken sector natuurlijk zeker.

JORRITSMA:
Voor die mensen is het een absolute ramp. Voor de sector: we moeten even afwachten hoe het zich nu ontwikkelt in Nederland. Het is sowieso voor de hele Europese sector een ramp omdat elke uitbraak van mond- en klauwzeer behoorlijke economische gevolgen heeft.

MINGELEN:
Het gaat natuurlijk niet alleen om het doden en ruimen van die beesten, het gaat om de export, het gaat om het transport, het gaat om zuivelindustrie. Vandaag heeft een landbouweconoom berekend dat het wel eens 500 miljoen gulden kan gaan kosten. Schade.

JORRITSMA:
Maatschappelijke schade.

MINGELEN:
Juist. Een deel van de schade, ook voor de boeren, wordt vergoed. Ze hebben fondsen daarvoor. Maar een deel ook niet. U bent minister van Economische Zaken. Is er een schaderegeling vanuit het kabinet voor deze situatie?

JORRITSMA:
De schaderegelingen die er voor dit soort situaties zijn worden natuurlijk gewoon gebruikt en wij hebben ook niet de intentie, en dat kan ook niet, om meer te doen. Er is ook sprake van normaal bedrijfsrisico. We hebben vaker besmettelijke ziektes of andere bedrijfsrisico's waar bedrijven en ondernemingen gewoon óf zich voor verzekeren, daar zijn ook verzekeringen voor, óf gewoon het risico lopen dat dat af en toe gebeurt.

MINGELEN:
Maar dat betekent gewoon dat een boer die zijn veestapel ziet verdwijnen en die op andere manier ook nog schade lijdt, dat faillissementen zo...Daar heeft u geen boodschap aan?




JORRITSMA:
Nee, dat is niet zo. Er is een fonds wat gevoed wordt deels door de overheid, deels door de boeren zelf, wat eigenlijk een soort verzekering is, wat in dit soort gevallen van toepassing is. Boeren die werkelijk getroffen worden, hebben daar wel degelijk ook recht op vergoedingen.

MINGELEN:
Maar zit er genoeg geld in dat fonds?

JORRITSMA:
Als daar niet genoeg geld in komt te zitten, maar dat weten we helemaal nog niet, omdat we de echte omvang nog niet kennen.... Laten we eerlijk zijn: tot op dit moment hebben we het feitelijk over drie gevallen waar het geconstateerd is. Als het daarbij zou blijven, dan is het nog steeds omvangrijk maar is het natuurlijk, in Nederland althans, redelijk beperkt. Maar we hebben daar absoluut geen zekerheid over, want de incubatietijd is redelijk lang. Dus het kan best zijn dat we de komende weken nog meer gevallen krijgen.

MINGELEN:
Met andere woorden: als het wel doorgaat en het aantal gevallen groeit en het geld in die fondsen is niet voldoende, is het dan zo dat het kabinet nu zegt: dan zijn wij bereid om aanvullende financiering te geven of niet?

JORRITSMA:
Dan laten wij het er natuurlijk niet bij zitten. Laat ik dat dan maar zeggen. Ik kan er natuurlijk geen uitspraak over doen wat we dan precies wel gaan doen. Dan moeten we eerst kijken: waar hebben we het dan precies over?

MINGELEN:
Natuurlijk, maar er komt extra geld als dat daar voor nodig is.

JORRITSMA:
Als het gaat over de uitputting van bestaande fondsen, dan zullen wij er ook als kabinet naar moeten kijken. Zeker, zeker. En of dat dan allemaal door ons gefinancierd wordt of op een andere manier, dat moeten we dan beoordelen, maar ik wil eerst maar eens even kijken, want die fondsen, daar zit nog geld in, hoe dat zich ontwikkeld. Maar we laten natuurlijk wat dat betreft mensen niet in de steek. Maar nogmaals: er zijn ook stukken gewoon eigen risico. En dat is ook de reden waarom ik wel zeg, en ik vind dat een rekening van 500 miljoen op Nederlandse schaal mij eigenlijk nog redelijk bescheiden voorkomt: wij hebben natuurlijk toch wel van de week geconstateerd dat niet uitgesloten is dat we echt naar een ander beleid zouden moeten gaan, omdat wij vermoeden dat uiteindelijk de kosten, breed economisch maar ook maatschappelijk gezien, wel eens veel en veel hoger zouden kunnen zijn dan de sectorale kosten.

MINGELEN:
Maar daar is in Brussel nog absoluut geen draagvlak voor.

JORRITSMA:
Nee, tot nu toe niet.




MINGELEN:
Zelfs de Engelse boerenbond wil het niet.

JORRITSMA:
Zelfs de Engelsen willen het niet.

MINGELEN:
Dus dat kan nog heel lang gaan duren.

JORRITSMA:
Ja, dat ligt er misschien aan. Wij moeten misschien eens een keer proberen een hele goede analyse te maken. En als we echt iets kunnen aantonen heb je natuurlijk wel een goede case.

MINGELEN:
Misschien eens met de vuist op tafel slaan?

JORRITSMA:
Dat doen wij regelmatig.

MINGELEN:
Dat helpt niet?

JORRITSMA:
Niet altijd. Soms wel. Maar ik ben ervan overtuigd: als deze ziekte zich nog gedurende een lange tijd voortzet, dat dat toch wel een keer ter discussie zal komen. (Letterlijke tekst, ongecorrigeerd, EV)