Titel: Belasting op vliegtuigbrandstof
de Voorzitter van de vaste Commissie
voor Financiën uit de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
26 maart 2001
7 juni 2000/18-00-Fin
WV 2000/433 U
Onderwerp
Belasting op vliegtuigbrandstof
Naar aanleiding van uw vraag waarvan de beantwoording door administratief-technische oorzaak helaas vertraging heeft ondervonden
- naar de stand van zaken van het dossier over de belasting van vliegtuigbrandstof en de opvatting van de regering over de aanbevelingen van de Europese Commissie ter zake, informeer ik u mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken - als volgt.
In de brief van 28 maart 2000 (Kamerstukken 1999-2000, 21 501-07, nr. 278) heeft de Minister van Financiën de Tweede Kamer verslag gedaan van de toelichting die Commissaris Bolkestein in de Ecofin Raad van 13 maart 2000 heeft gegeven op de mededeling van de Commissie van 2 maart 2000 inzake de belasting op vliegtuigbrandstof, in het bijzonder op de in die mededeling opgenomen aanbevelingen. Daarbij is aangegeven dat de Raad de Commissie-mededeling waarin deze aanbevelingen waren opgenomen, heeft doorverwezen naar het Comité van Permanente vertegenwoordigers en naar de Groep Financiële Vraagstukken.
De mededeling is vervolgens in de Groep Financiële Vraagstukken
besproken. Samengevat komen de bevindingen van de Groep op het
volgende neer:
* de groep onderschreef in het algemeen de in de mededeling van de
Commissie vervatte conclusies betreffende de belasting op
vliegtuigbrandstof;
* de meerderheid van de delegaties (één lidstaat heeft zich
uitgesproken tegen een belasting op vliegtuigbrandstof) was van
mening dat, waar het de beginselen en de samenhang van het
belastingstelsel betreft, de brandstof voor de commerciële
luchtvaart op dezelfde wijze belast moet worden als de andere
brandstoffen; toch moet aandacht worden besteed aan de mededinging
met derde landen en mogen er geen concurrentievervalsingen met
sociaal-economische gevolgen optreden; een eenzijdige maatregel
van de Europese Gemeenschap in de zin van de belastingheffing is
dan ook niet wenselijk;
* de groep was daarnaast van mening dat de tactiek moet zijn de
behandeling over te hevelen naar de International Civil Aviation
Organization (ICAO);
* de delegaties meenden voorts dat andere fiscale maatregelen of
andere technologische oplossingen kunnen worden overwogen om de
CO2-uitstoot terug te dringen; de Commissie heeft zich bereid
verklaard dergelijke maatregelen te bestuderen.
De Raad is door de Groep Financiële Vraagstukken van haar bevindingen
in kennis gesteld.
Met de analyse die de Europese Commissie in haar mededeling heeft
gegeven bestaan op zich geen problemen. Zij is gebaseerd op een studie
die de Commissie naar aanleiding van een verzoek van de Raad heeft
laten verrichten naar de economische, juridische en milieu effecten
van een belasting op vliegtuigbrandstof.
Van de zijde van de Regering is er evenwel op gewezen dat niet
volstaan zou moeten worden met een verwijzing van het vraagstuk naar
het internationale overleg in ICAO-verband, hoe terecht op zichzelf
ook, maar dat ook bezien moet worden welke mogelijkheden er zijn voor
alternatieve oplossingen waarvoor de internationale context minder
knellend is.
Het is daarom een goede zaak dat in de conclusies van de Groep
Financiële Vraagstukken daartoe ook wordt opgeroepen en de Commissie
zich daartoe bereid heeft verklaard.
In dit verband is ook van belang een tweede mededeling van de
Commissie, te weten een mededeling van 9 december 2000, genaamd:
Luchtvervoer en het milieu, werken aan duurzame ontwikkelingen. In die
mededeling die niet is beperkt tot de mogelijkheden die de fiscaliteit
biedt - wordt ten algemene een overzicht gegeven van de mogelijkheden
om de effecten van de groei van de luchtvaart voor het milieu te
compenseren. Er wordt ook een aantal aanbevelingen gedaan, waaronder
de in dit kader van belang zijnde aanbeveling om de mogelijkheden met
betrekking tot een zogenoemde en-route heffing te onderzoeken.
Hieronder wordt verstaan een heffing op basis van de gevlogen afstand
boven de Europese Unie waarbij de hoogte van de heffing mede
afhankelijk wordt gesteld van de milieukarakteristieken van het
vliegtuig. Deze mededeling is in de Transportraad besproken en de
Commissie heeft de opdracht gekregen de daarin gedane aanbevelingen
(waaronder begrepen die voor de hiervoor genoemde en-route heffing)
nader te onderzoeken en zo mogelijk uit te werken. De Commissie heeft
pas zeer recent aan een consortium van (voornamelijk) Nederlandse
onderzoekbureaus de opdracht gegeven de details met betrekking tot de
gedane aanbevelingen nader uit te werken.
In januari van dit jaar heeft de (driejaarlijkse) vergadering
plaatsgevonden van de Committee Aviation Environmental Protection (van
de ICAO), zulks ter voorbereiding van de vergadering van de Council en
General Assembly van de ICAO later dit jaar. Onder druk van een aantal
Europese landen is het gelukt om het onderwerp heffingen op de agenda
van de ICAO te krijgen. De aanbeveling van de Committee is om verder
onderzoek te doen. Dit is vaag en niet erg hoopgevend, maar men moet
hierbij bedenken dat alle niet-Europese landen zonder meer
tegenstander zijn van heffingen in welke vorm dan ook. Het is thans
aan Europa (lees EU) om de komende jaren serieus werk te maken van
enigerlei vorm van heffing. Indien dat niet lukt is het maar zeer de
vraag of dit onderwerp nog zal worden geagendeerd op de volgende
vergadering van de ICAO (eind 2003/begin 2004).
De Staatssecretaris van Financiën,