http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=412255
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Veiligheidsbeleid Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 28 maart 2001 Auteur DVB/VD
Kenmerk DVB/VD-154/01 Telefoon 00-31-70-3485231
Blad /9 Fax 00-31-70-3485479
Bijlage(n) E-mail karel.vosskühler@minbuza.nl
Betreft Recente ontwikkelingen en toekomst OVSE
Zeer Geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier van de vaste commissie van
Buitenlandse Zaken d.d. 18 december j.l. treft u hier een notitie aan over
recente ontwikkelingen in de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in
Europa (OVSE), alsmede over enkele voorlopige Nederlands-Duitse voorstellen
die erop gericht zijn een nieuwe impuls te geven aan de OVSE door een
verdere ontwikkeling van haar kerntaken en door suggesties voor verbeterde
werkwijzen. Voor aanverwante aspecten verwijs ik u graag naar mijn brief van
5 december j.l., waarin verslag wordt gedaan van de OVSE Ministeriële Raad
(Wenen, 27-28 november j.l.) en naar mijn recente brief aan de Voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, waarin wordt ingegaan op de relatie
tussen de OVSE, de EU en de Raad van Europa d.d. 20 maart j.l., ten
informatie bijgevoegd. Hieronder wordt kort ingegaan op de missies van de
OVSE; voor meer gedetailleerde informatie over individuele missies wordt
verwezen naar de uitstekende website van de OVSE: www.osce.org. Tot slot
wordt kort ingegaan op de Nederlandse kandidatuur voor het
OVSE-Voorzitterschap voor 2003.
Inleiding
Er zijn goede redenen om kritisch na te denken over de toekomst van de OVSE.
De laatste ministeriële bijeenkomst van j.l. november boekte weliswaar een
bescheiden oogst (terugkeer Joegoslavië; Verklaring Zuid-Oost Europa;
document over kleine wapens), maar het resultaat werd negatief beïnvloed
door de Russische opstelling die het onmogelijk maakte een gezamenlijke
slotverklaring aan te nemen. Naar Russisch gevoelen ontwikkelt de OVSE zich
momenteel in de verkeerde richting, met name omdat er te veel nadruk wordt
gelegd op humanitaire en mensenrechten-vraagstukken en de OVSE-missies te
eenzijdig in de landen van de voormalige Sovjetunie geconcentreerd zijn.
Ook Nederland neemt binnen de OVSE een zekere stagnatie waar, maar brengt
die primair in verband met een gebrekkige naleving door sommige deelnemende
staten van hun verplichtingen, een gebrek aan transparantie in de
besluitvorming, soms tekortschietend uitvoerend vermogen (o.m. door
overbelasting van het Voorzitterschap) en het achterwege blijven van
voldoende politieke discussie in de Permanente Raad. In het voornoemde
Nederlands-Duitse ontwerp-papier, waarop hierna nader zal worden ingegaan,
wordt hiervoor een aantal mogelijke remedies aangeduid, en wordt een aantal
nieuwe aandachtsgebieden genoemd, dit mede om recht te doen aan de inmiddels
veranderde aard van sommige veiligheidsproblemen.
Dit alles laat echter onverlet dat de relatieve kracht van de OVSE blijft
liggen op die gebieden waar de organisatie zich in de afgelopen tien jaar
heeft bewezen: bij vroegtijdige waarschuwing en conflictvoorkoming (bijv.
door het werk van de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden), bij
post-conflict rehabilitatie, bij de menselijke dimensie, en bij
wapenbeheersing en vertrouwenwekkende maatregelen. Op deze terreinen heeft
de OVSE een indrukwekkende staat van dienst. Daarnaast heeft de OVSE in het
verleden blijk gegeven van grote flexibiliteit door snel op nieuwe
werkterreinen, als b.v. verkiezingswaarneming, of politietraining, actief te
worden. Ook de recente activiteiten m.b.t. de kleine wapens zijn hiervan een
goed voorbeeld.
Nederland is er op uit de mogelijkheden van de OVSE maximaal te benutten.
Gezien de uitbreiding van de Europese Unie, de NAVO en de Raad van Europa,
en nieuwe aandachtsgebieden binnen deze organisaties (bijv. EVDB) is daarbij
afstemming van activiteiten en samenwerking in het veld, juist ook met de
OVSE en zijn uitgebreide veld-presentie, van steeds groter belang. Op deze
materie wordt nader ingegaan in mijn voornoemde brief aan de Eerste Kamer.
Nederland is voorstander van versterking van het uitvoerend vermogen van de
OVSE, maar wenst anderzijds een bureaucratisering tegen te gaan. Nederland
blijft wel van opvatting dat het hoog tijd wordt dat de OVSE
rechtspersoonlijkheid krijgt.
Operationele stand van zaken: een kwalitatieve schets
Nadat voor 1990 in de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
(1975-1990) het accent sterk had gelegen op normstelling en
implementatie-debat, over de volle breedte van de drie manden (men spreekt
thans veeleer over dimensies: de menselijke, de economische en de
politiek-militaire), bleek het na het einde van de Koude Oorlog mogelijk
om, te beginnen met het Handvest van Parijs, op dit terrein een kwalitatieve
sprong voorwaarts te maken. Ineens stonden binnen het normenstelsel van de
CVSE politiek en economisch pluralisme - de bevordering van democratie,
rechtsstaat en markteconomie - centraal. Zowel op deze terreinen als op het
gebied van de wapenbeheersing en de vertrouwenwekkende maatregelen heeft in
de loop van de jaren '90 nog een aanzienlijke verdichting van de regelgeving
plaatsgevonden. Zo is op het gebied van de menselijke dimensie, inclusief de
behandeling van minderheden, een zeer indringend regime onstaan dat veel
verder gaat dan hetgeen tot dusver in het kader van de Verenigde Naties, of
elders in de wereld in regionaal verband, aan normstelling haalbaar is
gebleken. De organisatie belichaamt daarmee een zekere mate van
Euro-Atlantische eigenheid, hetgeen zijn bekroning kreeg met de
formalisering van de status van regionaal arrangement in de zin van
Hoofdstuk VIII van het VN Handvest. Helaas blijkt in de praktijk dat het
OVSE-
acquis
m.n. in een aantal landen in Oost-Europa nog niet op een naar behoren
functionerend politiek, maatschappelijk en cultureel draagvlak kan
terugvallen. Daar blijft een belangrijke taak voor de OVSE liggen.
Inspelend op de nieuwe situatie in Europa na de Koude Oorlog begaf de OVSE
zich op een aantal nieuwe werkterreinen, zoals bijvoorbeeld
verkiezingswaarneming en het voorkomen van etnische conflicten. Daartoe
werden bijbehorende instituties opgericht, zoals het Office for Free
Elections, het latere ODIHR, Office for Democratic Institutions and Human
Rights, en de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden. De eerste
missie in het veld ontstond in 1992 (Kosovo, Sandjak en Vojvodina). Midden
jaren '90 werd de Conferentie omgezet in een Organisatie met een permanente
zetel in Wenen.
De nieuwe werkterreinen en de nieuwe structuur leidden tot een nieuwe
formulering van de rol van de OVSE. In 1994 (top in Boedapest) kwamen de
landen overeen de organisatie te beschouwen als "primair instrument voor
vroegtijdige waarschuwing, conflictvoorkoming en crisisbeheersing". In 1996
(top Lissabon) kwam daar nog als vierde taak bij post-conflict
rehabilitatie. Het accent van de werkzaamheden kwam steeds meer in het veld
te liggen.
Tegenwoordig beschikt de OVSE
over 22 missies, die worden bemenst door ongeveer 1500 internationale
stafleden en meer dan het dubbele van dit aantal aan lokale stafleden. Deze
liggen allemaal in landen en regio's van de voormalige Sovjetunie (zoals
Belarus, Oekraïne, Moldavië, de Kaukasus, Centraal Azië, het Balticum) en op
de Balkan (landen van voormalig Joegoslavië en Albanië). Een aantal van deze
missies heeft ook taken op zich genomen op het vlak van de politie. In
Kroatië en Joegoslavië adviseert de OVSE de autoriteiten op het gebied van
politiehervorming. In Kosovo maakt de OVSE als een van de pijlers van de
VN-missie zelfs deel uit van het bestuur aldaar. In Kosovo heeft de OVSE de
Politie Academie opgezet, waar lokale Kosovaarse politie-agenten, zowel
Kosovo-Albanees als Kosovo-Servisch, worden gerecruteerd en opgeleid
(inmiddels meer dan 4.000).
De in Den Haag gevestigde Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden, Max
van der Stoel, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het voorkomen van
conflicten tussen etnische groeperingen. Zijn werkzaamheden onttrekken zich
door hun aard meestal aan het publieke oog, maar worden door alle
deelnemende Staten beschouwd als een van de meest succesvolle onderdelen van
het OVSE-instrumentarium. Deze zomer zal Van der Stoel worden opgevolgd door
de prominente Zweedse diplomaat Rolf Ekeus.
Menselijke dimensie
De werkzaamheden van de OVSE op het vlak van de menselijke dimensie worden
voor een belangrijk deel uitgevoerd door het ODIHR. Zowel de politieke
context als de aard van de werkzaamheden zijn sinds het einde van de Koude
Oorlog
uiteraard grondig veranderd. Politieke confrontatie op het scherpst van de
ideologische snede heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een vaak moeizame
dialoog met de vele landen waarin de verwezenlijking van het OVSE-acquis in
de praktijk van alledag, ook als gevolg van zwakke instituties, culturele
factoren en soms diep-ingesleten corruptie nog heel wat inspanningen zal
vergen.
De Implementatiebijeenkomst inzake de Menselijke Dimensie, die jaarlijks in
Warschau plaatsvindt, alsook speciale, kortere aanvullende bijeenkomsten
over speciale onderwerpen te Wenen bieden een gelegenheid aan de deelnemende
Staten tesamen met internationale organisaties en NGO's de stand van zaken
op alle terreinen van de menselijke dimensie kritisch te bezien.
Verdere activiteiten van het ODIHR richten zich op verkiezingswaarneming, steun bij de opbouw van democratische instellingen en het bevorderen van de rechtsstaat. De laatste jaren heeft de OVSE in vele landen verkiezingen waargenomen, ondermeer in Kroatië, Macedonië, Albanië, Georgië, Rusland (Tsjetsjenië), Estland, Letland, Wit-Rusland, Oekraïne, Moldavië, Tadzjikistan, Kazachstan, Kirgizië. De laatste jaren veranderen de activiteiten op het gebied van verkiezingswaarneming zowel in omvang als in aard. Het aantal landen waar het noodzakelijk is de integriteit van het verkiezingsproces waar te nemen, neemt langzaam af. Waarneming beperkt zich niet langer tot de verkiezingsdag zelf, maar richt zich op andere aspecten van het verkiezingsproces, zoals: de registratie van kiezers en kandidaten, de mediacampagne, voorlichting aan de kiezers, het organiseren van de verkiezingsdag(en) zelf en de uiteindelijke installatie van de gekozenen. Ook houdt de OVSE zich bezig met het organiseren van de verkiezingen zelf, zoals in Bosnië-Herzegovina en in Kosovo. Waarneming gebeurt dan uiteraard door een andere organisatie. Het internationale personeel dat voor kortere tijd als waarnemer of 'supervisor' in de regio actief is varieert in aantal enkele tientallen tot bijvoorbeeld vijftienhonderd in Kosovo.
De menselijke dimensie in de OVSE beperkt zich geenszins tot de werkzaamheden van het ODIHR, maar is voortdurend ook in de Permanente Raad aan de orde en vormt een hoofdbestanddeel van het werk van de missies. Zo houden de missies in Kosovo en Sarajevo zich bezig met 'Human Resources Capacity Building' (niet alleen politie, maar ook juridische experts, rechters, lokale bestuurders e.d.); bevordering van goed bestuur; hervorming van de rechterlijke macht; versterking van het maatschappelijk middenveld en van partijvorming; bevordering van vrije media; en het volgen en bevorderen van respect voor mensenrechten (o.m. door instellingen als de ombudsman).
Wapenbeheersing
Met het einde van de Koude Oorlog dienden zich plotseling mogelijkheden aan
om in Europa op het gebied van de conventionele wapenbeheersing en
vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen (csbm's) grote
stappen voorwaarts te zetten. Door goed gebruik te maken van het momentum
werd in een relatief kort tijdsbestek een systeem opgezet dat de
veiligheidssamenwerking tot op de dag van vandaag vorm geeft.
Het meest recente hoogtepunt voor de conventionele wapenbeheersing was de
OVSE-Top van 1999 in Istanbul. Tijdens deze top werd het Verdrag tot
aanpassing van het CSE-Verdrag ondertekend
. Door deze herziening werd het verdrag in overeenstemming gebracht met de
veranderde politieke situatie die in Europa was ontstaan na de val van de
Muur. Verder vond er een aanpassing plaats van het Weens Document (WD)
waaraan o.a. vooral op aandringen van Nederland een hoofdstuk over regionale
maatregelen werd toegevoegd.
Tijdens de laatste OVSE-Ministeriële in Wenen (27-28 november j.l.) werd
het OVSE-document inzake Kleine Wapens aangenomen. Dit belangrijke document
werd uitonderhandeld binnen het Forum for Security Co-operation (FSC). Het
document draagt een duidelijk normatief karakter en schept vergaande
verplichtingen voor de 55 OVSE-Staten. De implementatie zal een belangrijke
uitdaging zijn voor de komende tijd. Ook in de aanloop naar de
VN-Conferentie over de illegale handel in Kleine Wapens in New York deze
zomer, zal het OVSE-document een belangrijke rol spelen.
Er bestaat binnen de OVSE in brede kring het gevoelen dat de vooruitgang op het gebied van de veiligheidssamenwerking vooral gezocht moet worden in een verbeterde implementatie van de bestaande csbm's in plaats van te onderhandelen over nieuwe maatregelen. Om het WD en meer algemeen de conventionele wapenbeheersing levend te houden binnen de OVSE zal er op de middellange termijn toch bereidheid moeten zijn om te onderhandelen over aanpassing. Het WD is bijvoorbeeld nog steeds niet van toepassing op een belangrijk deel van de strijdkrachten in Europa, namelijk paramilitaire. Uiteindelijk zou er naar gestreefd kunnen worden om ook csbm's op dit terrein overeen te komen. Daarnaast zou bezien kunnen worden in hoeverre binnen het WD toch ook ruimte is voor civiele csbm's. Tenslotte zou gestreefd kunnen worden naar verdieping van regionale maatregelen.
Het aangepaste CSE-Verdrag is nog niet in werking getreden. Ratificatie
wordt door Nederland en de NAVO-bondgenoten sinds 1999 aangehouden totdat
Rusland zich houdt aan alle Istanbul-verplichtingen, d.w.z. nakoming van de
flanklimieten (Tsjetsjenië), en terugtrekking van materieel uit Georgië en
Moldavië (Transdnjestrië). Voor wat betreft de terugtrekking uit Georgië
geldt dat de eerste deadline door Rusland is nagekomen. De terugtrekking uit
Moldavië verloopt zeer stroef waarbij het er op lijkt dat de deadline van 31
december 2001 slechts gehaald kan worden als de terugtrekking van het
materieel terstond voortvarend ter hand wordt genomen. Ten aanzien van de
flanklimieten (Tsjetsjenië) geldt dat afgewacht moet worden in hoeverre de
toezeggingen van President Poetin nagekomen zullen worden. Het blijft
noodzakelijk dat Rusland zijn verplichtingen nakomt. Voor de financiering
van het terugtrekken dan wel opruimen van Russische wapens en
munitievoorraden heeft de OVSE een fonds opgericht waarin de deelnemende
landen vrijwillig een bijdrage kunnen storten. Ook Nederland heeft daaraan
een bijdrage geleverd: NLG. 200.000,- voor Georgië en NLG 300.000,- voor
Moldavië/Transdnjestrië.
De tweede toetsingsconferentie van het CSE-Verdrag - die van 28 mei tot en
met 1 juni in Wenen zal worden gehouden - is in dit verband een belangrijk
moment. Deze vijfjaarlijkse conferentie is bedoeld om de implementatie van
het verdrag te bespreken. In de Final Act bij het CSE-Herzieningsverdrag is
echter afgesproken dat op de eerstvolgende toetsingsconferentie ook de
nakoming door Rusland van de afspraken inzake Georgië en Moldavië zou worden
geëvalueerd. In dit licht gezien is de toetsingsconferentie niet alleen een
zaak van terugkijken maar ook van belang met het oog op de inwerkingtreding
van het herziene verdrag.
Economische dimensie
De tweede mand van de OVSE, die tegenwoordig wordt aangeduid als de
economische en milieu-dimensie (in het engelse afgekort: EED) wordt door
m.n. veel Oost-Europese landen en de Verenigde Staten gezien als het
ondergeschoven kind van de OVSE. Gezien de vele activiteiten van
gespecialiseerde instellingen, en de het zich in oostwaarts bewegende
Europese integratieproces, lijkt in eerste instantie geen grote toegevoegde
waarde te bestaan bij een prominente OVSE-rol op dit terrein. Anderzijds
ontstaat er onder de deelnemende landen steeds meer oog voor de belangrijke
economische- en milieudimensie van veiligheidsproblemen in b.v. de Oekraïne,
de Kaukasus en Centraal-Azië, die een grotere betrokkenheid van de OVSE en
haar missies in deze gebieden zouden kunnen rechtvaardigen. Zo krijgen
veiligheidsaspecten van de problematiek van de waterschaarste in toenemende
mate aandacht.
Ook de onderwerpen op het grensvlak van de menselijke en economische
dimensies, zoals goed bestuur en anti-corruptie, vormen onderwerp van
toenemende discussie. Op deze terreinen heeft de OVSE in vele missies
activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn de OVSE activiteiten in Wit-Rusland,
Oekraïne, Albanië en Bosnië waar de OVSE de autoriteiten adviseert inzake de
democratisering van overheidsinstanties.
Samenwerking met niet-OVSE-landen
Japan, Zuid-Korea en sinds kort ook Thailand hebben een waarnemers-status
bij de OVSE. Verder zijn er de traditionele contacten met de mediterrane
partners die de status van samenwerkings-partners hebben. Voor de toekomst
lijkt meer aandacht gerechtvaardigd voor de betrekkingen tussen de OVSE en
andere regionale organisaties, c.q. landen uit de betrokken regio, met als
inzet de vraag in hoeverre het OVSE-acquis voor andere delen van de wereld
van nut kan zijn.
Hoe verder met de OVSE?
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond, wordt in brede kring de behoefte
gevoeld nog eens na te denken over de hoofddoelstellingen, de prioriteiten
en de werkmethoden van de OVSE. Zowel het Roemeense Voorzitterschap als
verschillende deelnemende staten hebben inmiddels hun licht laten schijnen
over de situatie waarin de OVSE zich bevindt en hebben voorstellen gedaan
voor verbeteringen.
Nog tijdens de ministeriële bijeenkomst in Wenen is tussen Nederland en
Duitsland de vraag opgekomen of beide landen een gezamenlijk initiatief
zouden moeten overwegen om de OVSE een nieuwe impuls te geven. Inmiddels
heeft wederzijds overleg de aanzet tot een gezamenlijk papier opgeleverd. In
het papier zal kort worden ingegaan op de evolutie in de rol van de OVSE, en
op de problemen waarvoor de organisatie zich gesteld ziet. Vervolgens zullen
suggesties worden gedaan voor de versterking van de OVSE, voor nieuwe
gebieden voor samenwerking en voor verbeterde werkmethoden. De bedoeling is
dat deze als input zullen dienen voor discussies in Wenen en tussen de
hoofdsteden. Zij behelzen in grote lijnen het volgende:
Op het terrein van de conflictvoorkoming zou de OVSE, in goed overleg met
andere internationale organisaties, voor bestaande of dreigende crisiszones
geïntegreerde sub-regionale strategieën kunnen ontwikkelen, waarbij,
overeenkomstig het alomvattende veiligheidsbegrip van de OVSE, elementen uit
de diverse OVSE-dimensies met elkaar zouden kunnen worden samengebracht.
Hiertoe zouden in Wenen werkgroepen kunnen worden ingesteld, die vervolgens
met aanbevelingen zouden moeten komen.
De OVSE zou het kantoor van de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden
kunnen versterken, aangezien er daar behoefte lijkt te bestaan aan grotere
capaciteit om projecten op terreinen van (taal)onderwijs, etnische
'monitoring' en sociale integratie te kunnen ontwikkelen, uiteraard binnen
het mandaat van de HCNM.
Een werkgroep van de Permanente Raad zou nadere studie kunnen maken van een
mogelijke ad-hoc rol van de OVSE bij vredesoperaties, inclusief de
juridische implicaties.
De implementatie van het OVSE-document inzake Kleine Wapens zou kunnen
worden bevorderd door het aanstellen van een OVSE-Coördinator voor
Politiek-Militaire Kwesties, inclusief Kleine Wapens, terwijl deze
problematiek mede met het oog op Hoofdstuk V van het document ook beter
geïntegreerd dient te worden in het werk van de OVSE-missies. Het
wapenbeheersingsproces in de OVSE meer in het algemeen heeft een nieuwe
impuls nodig, met als oogmerk om een gemeenschappelijke veiligheidsruimte in
Europa te scheppen, o.m. door toetreding van nieuwe landen tot het
CSE-Verdrag. Aan het implementatiedebat binnen de veiligheidsdialoog in het
'Forum for Security' dient nieuwe impulsen te worden gegeven. Ook zou moeten
worden bezien welke mogelijkheden er zijn voor vertrouwenwekkende
maatregelen inzake paramilitaire strijdkrachten en regionale maatregelen.
Voor wat betreft de economische- en milieu-aspecten van de veiligheid kan de
OVSE zich meer dan voorheen richten op de mogelijke bedreigingen voor de
stabiliteit en veiligheid in Europa die kunnen voortvloeien uit bepaalde
ontwikkelingen op het gebied van economie en milieu. Daarnaast dient ook
meer aandacht te worden besteed aan de verbanden tussen de economische
dimensie enerzijds en de overige OVSE-dimensies. Uitgangspunt bij de
activiteiten van de OVSE in de economische dimensie dient de samenwerking
met andere, gespecialiseerde organisaties te zijn, langs de lijnen van het
in Istanbul aangenomen platform voor coöperatieve veiligheid. De OVSE heeft
ten aanzien van de economische dimensie vooral een catalyserende rol te
vervullen.
Teneinde de stem van hoofdsteden binnen de OVSE directer te laten
doorklinken, zouden af en toe in het land van het Voorzitterschap of en
marge van ministeriële bijeenkomsten 'Gymnich'-ontmoetingen (informele
brainstormings) van politieke directeuren-generaal kunnen worden gehouden.
Teneinde het OVSE-Voorzitterschap te ontlasten, zou vaker gebruik kunnen
worden gemaakt van Persoonlijke Vertegenwoordigers en 'open-ended groups of
friends'. Het Bureau van de Secretaris-Generaal dient te worden versterkt,
mogelijk met een beperkte plannings- en analyse-capaciteit, en er dient
spoedig een doorbraak te komen ten aanzien van de juridische status van de
OVSE. In het overleg in Wenen zou geregeld een grotere rol kunnen worden
toegekend aan NGO's en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, dit ook om
de wederzijdse kennis van elkaar te vergroten. Ook de samenwerking tussen de
Permanente Raad en de OVSE-Assemblée zou kunnen worden versterkt, b.v. via
een 'Liaison Office' van de Assemblée in Wenen.
Nederlands Voorzitterschap OVSE 2003
Nederland heeft zich in de CVSE en later de OVSE voortdurend zeer actief
betoond. Vanuit de grote betrokkenheid bij de OVSE heeft Nederland zich
daarom kandidaat gesteld voor het Voorzitterschap van de OVSE
(Chairman-in-Office) in 2003. Het besluit terzake zal naar verwachting eind
dit jaar worden genomen. De vooruitzichten zijn gunstig. Indien verkozen,
zal Nederland het jaar daarvoor en het jaar daarna deelnemen aan de OVSE
trojka. De voorbereidingen van het Voorzitterschap zijn inmiddels ter hand
genomen. Vanaf medio 2001 zal met de opbouw van de staf van de benodigde
task force op het Ministerie worden gestart. De Coördinator, die leiding zal
geven aan deze task force zal per medio 2001 zijn werkzaamheden aanvangen.
Ten behoeve van het Voorzitterschap zal ook de Nederlandse delegatie bij de
OVSE worden versterkt. Via HGIS is 28 miljoen gulden gereserveerd voor de
periode 2002-2004.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Kenmerk
Blad /9
1 Formeel geen 'OVSE-verdrag' maar wel algemeen gezien als een
'OVSE-gerelateerd verdrag'.
===