Ministerie van Algemene Zaken

BASISTEKST

Toespraak van Minister-President W. Kok ter gelegenheid van de officiële opening van het Dr. Albert Heijn Gebouw van de Universiteit Nyenrode, woensdag 28 maart 2001

Koninklijke Hoogheid,
Geachte President,
Excellenties,
Dames en heren,

Ik dank de Universiteit Nyenrode hartelijk voor de uitnodiging hier vandaag te spreken ter gelegenheid van de opening van het nieuwe onderwijsgebouw, het Dr. Albert Heijn Gebouw. Als minister-president annex oud-student én als iemand die door de jaren heen evenzeer op de kleintjes is blijven letten, heb ik deze uitnodiging met genoegen aangenomen. Wat je noemt een AH Erlebnis...

Vanmiddag sta ik eerst kort met u stil bij de internationale omgeving waarin wij opereren. Van daaruit kom ik op de uitkomsten van de Europese Top van Stockholm eind vorige week. Vervolgens ga ik wat uitgebreider in op de brede Europese toekomstagenda die voor ons ligt.

Als land met een open economie is Nederland bijzonder sterk afhankelijk van internationale ontwikkelingen. In de VS is thans een aanzienlijke afvlakking van de groei te zien. De vraag is hoe snel zich daar weer een herstel zich zal aankondigen. Drie zaken zijn daarbij van belang.

Allereerst de ontwikkeling van de consumptie. Anders gezegd: hoe snel vertalen de recente renteverlagingen van de Fed en de aangekondigde belastingverlaging zich door naar de consumptieve bestedingen? Hoe is het gesteld met het consumentenvertrouwen? Dat vertrouwen hangt samen met de schuldpositie van gezinnen, de effecten van recent aangekondigde massa-ontslagen en het verloop van de beurskoersen.

Een tweede element betreft de ontwikkeling van de investeringen. Het minder gunstige beursklimaat heeft - samen met een voorzichtiger uitleengedrag van banken - geleid tot een daling van het investeringspeil. Het is de vraag of de hoge productiviteitscijfers van de afgelopen jaren ook bij de huidige groeivertraging kunnen worden vastgehouden.

In de derde plaats is het verloop van de inflatie van invloed. Deze bepaalt mede de ruimte voor eventuele verdere renteverlagingen. De meest recente berichten wijzen op een stijging van producenten- en consumentenprijzen. Het economisch beeld van de VS bevat dus risico's. Dát er weer een herstel volgt staat vast, maar onzeker is wanneer.

De economieën van Japan en van enkele Zuid-Oost Aziatische landen verkeren op dit moment niet bepaald in een glanzende vorm. Deels heeft dat te maken met binnenlands-politieke problemen in enkele van deze landen. Daarnaast heeft een aantal landen in die regio moeite om noodzakelijke structurele hervormingen door te voeren en de financiële sector te saneren.

In de Europese Unie komt de economische groei dit jaar naar verwachting uit op 2½ à 3%. Dat betekent een groeivertraging ten opzichte van vorig jaar, maar een kleine 3% is nog steeds een zeer behoorlijke groei. Een belangrijk fundament voor de groei wordt gevormd





- 2 -

door de binnenlandse bestedingen. Die zullen naar verwachting op een behoorlijk niveau blijven, mede als gevolg van recent doorgevoerde resp. aangekondigde belastingmaatregelen in diverse landen.

Ook in Europa is de ontwikkeling van het producenten- en consumentenvertrouwen een factor van betekenis. Als eerste wordt daarbij naar Duitsland gekeken. Recente berichten wijzen daar op een lichte afvlakking van de economische groei en een wat oplopende werkloosheid. Reden dus voor alertheid.

Wat Nederland zelf betreft, is er sprake van een gemengd beeld. Qua economische groei en werkgelegenheid behoren wij nog steeds tot de beste presteerders binnen de EU. De ontwikkeling van lonen en prijzen en van onze concurrentiepositie draagt echter bij aan een economisch beeld dat in zijn totaliteit vraagt om beleid dat ons in meerdere opzichten weerbaarder maakt. Door dat ook op Europees niveau te doen, verschaffen wij de Unie de mogelijkheid om een stimulerende en stabiliserende factor te zijn in de wereldeconomie.

Daarover ging het ook afgelopen week op de Top van Stockholm. We hebben met elkaar vastgesteld dat de Europese economie gezonde fundamenten heeft. Tegelijkertijd hebben de verslechterende vooruitzichten voor de wereldeconomie gevolgen voor Europa. Die vooruitzichten maken het des te noodzakelijker dat de Unie haar economische positie versterkt. Vandaar dat we in Stockholm een nieuwe impuls hebben gegeven aan het proces van modernisering en innovatie, dat vorig jaar op de Top in Lissabon zo hoog op de Europese agenda is gezet.

Ons doel is in het komende decennium van Europa een van de meest concurrerende en dynamische kenniseconomieën van de wereld te maken, met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Om dat doel te verwezenlijken is een integrale strategie opgesteld, gericht op de overgang naar een kenniseconomie en een kennismaatschappij, de modernisering van het Europees sociaal beleid en het bewerkstelligen van gezonde macro- economische verhoudingen.

Belangrijke onderdelen van deze strategie zijn het streven naar hogere arbeidsparticipatie, hogere groei van de arbeidsproductiviteit en meer arbeidsmobiliteit. In de persoon van de President van deze Universiteit zijn deze drie doelstellingen van Lissabon verenigd: Ten eerste behoort hij tot het smaldeel van 55-plussers dat werkt, ten tweede is hij nog steeds zeer productief en ten derde werkt hij in het buitenland.

Structurele hervormingen blijven noodzakelijk om onze ambitieuze doelstellingen te verwezenlijken. We moeten hard blijven werken aan

- het verkleinen van de welvaartsverschillen tussen de VS en de EU,
- het feit dat nog altijd teveel mensen zonder werk zijn
- en de gevolgen van de vergrijzing.

In Stockholm ging het ook over het veiligstellen van oudedagsvoorzieningen. Die kunnen door de vergrijzing onder druk komen en daarmee een gezonde economische ontwikkeling belasten. Een relatief dalend aantal werkzame mensen zal in de loop der jaren steeds hogere lasten moeten opbrengen. Op Nederlands voorstel is in Stockholm afgesproken dat de lidstaten voortaan jaarlijks moeten aantonen dat hun pensioenstelsels ook op langere termijn





- 3 -

betaalbaar blijven. We hebben er allemaal belang bij om te voorkómen dat straks in sommige landen ernstige problemen zouden ontstaan. Die zouden dan immers ook de waarde van onze gemeenschappelijke munt raken.

In Lissabon en Stockholm is beleid gemaakt door middel van een specifieke manier van Europese samenwerking. Die open coördinatiemethode van beleidsvergelijking komt voort uit de behoefte aan Europese samenwerking ook op terreinen waar bevoegdheden bij lidstaten liggen. Dit sluit aan bij de beleidspraktijk in Den Haag. Overal wordt Europees en internationaal vergeleken. De Europese Commissie heeft in dit proces zowel de rol van onafhankelijk beoordelaar als die van aanjager om te komen tot betere prestaties van individuele lidstaten.

Wij verkeren met elkaar in een proces van steeds verdergaande integratie én van steeds hogere verwachtingen die in Europa worden gesteld. Er is altijd wel debat over het Quo Vadis Europa, maar de aard en reikwijdte van de discussie is ditmaal een andere. De agenda van de Unie wordt gekenmerkt door een grote dynamiek, inclusief het proces van uitbreiding. De vraag is: houden de instituties het bij en houden de mensen het bij? Wij zullen beter toegerust moeten zijn op de eisen die de toekomst aan ons stelt. Daar ga ik graag wat nader op in, zonder dat ik volledig kan zijn natuurlijk.

Eerst een korte terugblik. De Europese samenwerking maakt al jaren een positieve ontwikkeling door. Kijk maar naar de resultaten van recente Europese Toppen, zoals die van Berlijn, Keulen, Tampere, Helsinki, Lissabon en Stockholm. In Berlijn werden alomvattende afspraken gemaakt over de financiering van de Unie tot 2007. In Tampere bereikten we overeenstemming over een gemeenschappelijke aanpak van problemen op het terrein van het asiel- en migratiebeleid en de criminaliteitsbestrijding. In Keulen en Helsinki werden stappen gezet op weg naar een slagvaardiger optreden van de Unie op buitenlands politiek gebied, inclusief het Europees veiligheids- en defensiebeleid. In Helsinki vielen beslissingen over de uitbreiding van de Unie. In Lissabon en Stockholm zijn impulsen gegeven aan het verder versterken van de kracht van de Europese economieën. Dit werk is natuurlijk nog niet af, het vereist een voortdurende inspanning.

De Europese integratie heeft ons binnen de Unie een hoge graad van vrede, stabiliteit, voorspoed en welzijn gebracht. Europa is nu in de fase van de politieke Unie. Het is diep doorgedrongen in onze samenleving, tot de kern van onze nationale bevoegdheden. Europees en nationaal beleid raken steeds nauwer met elkaar verweven.

Die verdieping gaat gepaard met het belangrijke en omvangrijke proces van uitbreiding van de Unie. Met het verdrag van Nice staat het licht voor de uitbreiding definitief op groen. Het toetredingsproces gaat nu een nieuwe fase in. Dat proces moet vaart houden, opdat voor alle kandidaat-lidstaten het perspectief op Europese integratie concreet blijft. Bezorgdheid over de gevolgen van de uitbreiding mag niet als alibi gebruikt worden om besluiten over de uitbreiding voor ons uit te schuiven. Dat zou een historische vergissing zijn en de geloofwaardigheid van de Unie aantasten. Snelheid en kwaliteit moeten dus hand in hand gaan. Tijdens de Top van Gotenburg in juni zullen we hieraan een nieuwe impuls geven, op weg naar onderhandelingen over de toetredingsvoorwaarden aan de hand van heldere criteria en een concreet werkprogramma. Intussen moeten de kandidaat-toetreders zelf natuurlijk zo veel mogelijk voortgang blijven boeken. Met de politieke wil van zowel de kandidaten als de





- 4 -

huidige leden kunnen we de droom van een werkelijk ongedeeld en eensgezind Europa verwezenlijken. Dat kan en dat moet.

Europa is voor velen nog ongrijpbaar en veraf. Mensen hebben vragen over de totstandkoming en de effectiviteit van besluitvorming. Vragen waarom iets in Brussel en niet nationaal of subnationaal beslist kan worden of juist waarom in Brussel niet snel genoeg wordt ingegrepen. De wens om inspraak en invloed te hebben in de Europese besluitvorming groeit. Die betrokkenheid van de burger nemen we serieus. Politici moeten daar invulling aan blijven geven. Immers, Brussel, dat zijn wij zelf. Het streven naar eenheid en samenhang binnen de steeds groter wordende Unie kan en moet gepaard gaan met behoud van diversiteit. De natiestaat zal voorlopig zeker het centrum van identificatie blijven. De impact van de globalisering versterkt bovendien de belangstelling voor onze eigen taal en cultuur.

Nederland heeft zich samen met de Benelux-partners steeds uitgesproken voor de communautaire methode als motor van de Europese integratie. Een intergouvernementeel Europa, waarin initiatieven afhankelijk zijn van de instemming van straks meer dan twintig lidstaten, zou aan starheid ten onder kunnen gaan en de uitdagingen van morgen niet meer goed aankunnen. Een sterke Europese Commissie is en blijft dan ook noodzakelijk.

Nice ging vooral over de slagvaardigheid van de Unie. Post-Nice gaat meer over legitimiteit en democratie. In menige lidstaat vindt discussie plaats over de eindigheid van Brusselse competenties en de finaliteit van de Europese integratie. In Nice is afgesproken dat het debat over de toekomst van de Europese Unie dit jaar wordt verdiept en verbreed. Tijdens de Top van Laeken in december zal een verklaring opgesteld worden over de agenda en methode van een volgende IGC, in 2004. Daarin komen in elk geval de volgende vier onderwerpen aan de orde: de vereenvoudiging van de verdragen waarop de Unie thans is gebaseerd, de status van het handvest voor de grondrechten, de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten en tot slot de rol van nationale parlementen in de Europese architectuur. Deze vier onderwerpen kunnen niet los van elkaar worden gezien, maar in een totaalverband van een institutioneel evenwicht. De resultante van die samenhang zou logischerwijze kunnen worden neergelegd in een Europese Grondwet als sluitstuk van de huidige constitutionele ontwikkeling.

Vereenvoudiging van de verdragen is niet een uitsluitend juridische kwestie. Het biedt de gelegenheid de verdragen zo in te delen dat er een basisverdrag komt met institutionele bepalingen, eventueel onder toevoeging van grondrechten. Het huidige handvest voor de grondrechten is niet met dat doel voor ogen opgesteld en dient dus aangepast te worden. Wijzigingen van zo 'n basisverdrag moeten door alle lidstaten geratificeerd worden. Het overige, met de materiële bepalingen, zou volgens een nader te bepalen procedure door de instellingen kunnen worden gewijzigd. Met de institutionalisering van grondrechten en de vereenvoudiging van de bestaande verdragen wordt het voor burgers inzichtelijker wat zij wel en niet van de Unie en haar instellingen mogen verwachten.

Een hierop aansluitend thema is de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten. De discussie over waar de bevoegdheden komen te liggen, heeft te maken met het nu reeds bestaande federatieve karakter van de Unie. Met name in Duitsland is er discussie over vergroting van de legitimiteit van besluitvorming binnen de Unie. Die discussie is met name ingegeven door de staatsrechtelijke positie van de deelstaten ten opzichte van de Bond.





- 5 -

Uitgangspunt moet zijn dat 'Brussel' helpt in aanvulling op wat lidstaten, deelstaten, provincies of gemeenten zelf willen en kunnen verwezenlijken. Concrete problemen moeten concreet worden opgelost. Dus nationaal of subnationaal als het kán en Europees als het móét. Het moet helder zijn wie op welk niveau wat doet, op welke wijze en met welke democratische controle. Deze discussie mag geen excuus worden om communautaire taken naar de lidstaten terug te brengen. Om een voorbeeld te noemen: het toezicht op de naleving van de mededingingsregels is een specifieke Europese taak.

Het vierde element dat in Nice is geagendeerd, is de versterking van de rol van nationale parlementen in de Europese architectuur. Het vraagstuk van de Europese legitimiteit en van de Europese democratie vormt niet alleen een kwestie van structuren, van een statelijke vormgeving. Structuren kunnen een formele democratie waarborgen, maar scheppen daarmee nog geen levende democratie, zolang een eenduidig publiek domein op Europees niveau onvoldoende ontwikkeld is. Daartoe is een goede en tijdige betrokkenheid van en afstemming tussen de volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer en het Europees Parlement nodig. Voorts dient er een goede, zelfstandige informatievoorziening tussen de Kamer en het EP te zijn. Wellicht zou een tweekamerstelsel binnen het EP, waarbij de Tweede Kamers van de lidstaten een soort senaat zouden vormen, toegevoegde waarde kunnen hebben. Ook die discussie zullen we de komende tijd met elkaar moeten voeren. Vele landen willen de agenda voor de volgende IGC verder uitbreiden. Dat geldt ook voor Nederland. Wij vinden het belangrijk de vertegenwoordiging van de EU in internationale organen te stroomlijnen. Premier Verhofstadt heeft over een euro-tax gesproken waarbij elke burger direct, in plaats van op de huidige indirecte manier, belasting afdraagt aan de Unie. Er wordt nagedacht over een raad van ministers die als een Raad van Toezicht van de Commissie functioneert; over een kerneuropa, een gekozen voorzitter van de Europese Commissie, een Europees referendum en nog veel meer. Wij zullen de plussen en minnen van de veelheid aan suggesties zonder vooringenomenheid in kaart brengen en wegen, en er zelf mede richting aan geven. Waar het uiteindelijk om gaat, is hoe we Europa zodanig vorm kunnen geven dat aan onze doelstellingen van verbreding en verdieping van de Unie onder gelijktijdige waarborging van de eenheid, samenhang, slagvaardigheid en legitimiteit wordt voldaan.

Daartoe moeten we eerst het debat voeren. Tot eind dit jaar worden in Nederland, onder meer via internet, manifestaties georganiseerd om de maatschappelijke inbreng ruim baan te geven. Minister Van Aartsen en staatssecretaris Benschop hebben hiertoe het initiatief genomen. In mei geeft de regering in een notitie haar visie op weg naar de Top van Laeken. Dat houdt in de agenda die voor een volgende IGC zou gelden en de methode waarmee de Europa-brede publieke betrokkenheid in 2002 en 2003 zal worden aangemoedigd in de aanloop naar de IGC van 2004. Wat mij betreft kan dat op verschillende manieren. Bijvoorbeeld een groep van wijze mannen en vrouwen die het maatschappelijk debat samenvat in een mooi document, en na Laeken een conventie zoals we die voor het handvest hebben gehad. Die zou op basis van een mandaat een aantal opties kunnen uitwerken. En dan een korte IGC ter afronding. Van belang is dat de stem van de kandidaat-lidstaten in dit proces wordt gehoord. Op deze manier, met betrokkenheid van regeringen, burgers en kandidaat-lidstaten, kunnen wij samen bouwen aan het Europa van morgen.





- 6 -

Koninklijke Hoogheid,
Geachte Voorzitter,
Excellenties,
Dames en heren,

Ik rond af. Ik rond af met de vaststelling dat juist omdat de economische omgevingsfactoren momenteel wat minder gunstig zijn, we nog ambitieuzer moeten zijn. Bij het uitvoeren van wat we in de Europese Unie met elkaar hebben afgesproken, moeten we daarom het tempo erin houden en waar het kan versnellen. Europa staat economisch en sociaal stevig op zijn benen. We moeten niet buiten onze schoenen gaan lopen, want er moet een aantal dingen gebeuren die de modernisering verder dragen. Ik ben ervan overtuigd dat de Unie de uitdagingen waarvoor zij staat met succes aankan. We zijn dat niet alleen aan onszelf verplicht, maar ook aan de burgers in Midden- en Oost-Europa die straks deel uitmaken van de Unie, en - last but not least - aan de generaties die na ons komen. Daarop moeten onze inspanningen gericht blijven. De verdere Europese integratie kan ons daarbij helpen. Het debat daarover is urgent. Wij zullen dat debat met passie en met gezond verstand voeren.

Dank u wel voor uw aandacht.

LET OP:
BASISTEKST