NIPO

Ouders kiezen voor extra vaccinaties om kinderen voor ernstige ziekten te behoeden

In Nederland is het vaccineren van kinderen bijna vanzelfsprekend: 96% van de kinderen tussen de één en twee jaar heeft een DKTP-prik, 87% heeft een BMR-prik (bof, mazelen en rode hond) en 82% heeft een HIB-prik (haemophilus influenzae) gehad. Slechts 2% van de ouders staat zo negatief ten opzichte van vaccinatie dat men de kinderen niet laat vaccineren. Dit alles blijkt uit een onderzoek in opdracht van de Pneumokokkenstichting dat in januari/februari van dit jaar gehouden is bij een representatieve steekproef van 525 ouders en toekomstige ouders.

In Nederland zijn de zogenaamde DTKP-, de BMR- en de HIB-prik opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Dit feit leidt tot een groot vertrouwen in deze vaccins, hoewel men niet bij voorbaat afwijzend staat tegenover vaccins die niet in dit programma opgenomen zijn. Hoewel de meeste kinderen dus op jonge leeftijd al een aantal inentingen hebben gehad, vindt de overgrote meerderheid (92%) dat het kind vaker ingeënt mag worden wanneer dit de kans op een ernstige ziekte verkleint.

Hoewel de ouders zich realiseren dat ieder kind een ernstige ziekte kan oplopen, is het overgrote merendeel hiervoor niet overmatig bezorgd. Vrouwen zijn iets vaker bezorgd dan mannen. De meest gevreesde kinderziekte is hersenvliesontsteking.

De verwachtingen ten aanzien van een vaccin zijn hoog: hoewel de meerderheid van de ouders zich realiseert dat er ondanks het vaccin geen zekerheid kan worden verkregen dat het kind een bepaalde ziekte niet kan krijgen, verwacht men toch dat de kans op de ziekte sterk zal worden gereduceerd.

Ook pneumokokken (een bacteriesoort) kunnen ernstige ziektes overbrengen (met name hersenvliesontsteking, bloedvergiftiging, longontsteking en middenoorontsteking). De meerderheid van de ouders heeft echter nooit van pneumokokken gehoord (56%). Verder is men zeer onbekend met de ziektes die pneumokokken kunnen veroorzaken: 40% heeft geen idee. Vaders weten dit nog minder dan moeders (zie tabel 1).
1 | Kennis over ziektes die door pneumokokken kunnen worden veroorzaakt mannen vrouwen totaal
% % %
hersenvliesontsteking 15 19 18
bloedvergiftiging 5 8 7
longontsteking 23 33 30
middenoorontsteking 34 46 42
GEEN van deze 48 37 40

"Deze bevindingen geven duidelijk aan hoe ontstellend weinig bekend is over pneumokokkeninfecties bij kinderen en de mogelijkheid tot preventie daarvan. Men vertrouwt erop dat de overheid er wel voor zal zorgen. Een soortgelijk beeld bestaat al langer ook bij de kennis over pneumokokkeninfecties en de mogelijkheid tot preventie daarvan bij chronisch zieken en ouderen.", aldus prof. Dr. P. Brakman, bestuurslid en voorzitter van de wetenschappelijke adviescommissie van de Pneumokokken Stichting. Deze problematiek komt aan de orde op 30 maart a.s. in Amersfoort op de Boerhaavecursus "Vóórkomen en voorkómen van pneumokokkeninfecties in de 21ste eeuw".

De resultaten van deze enquête zijn op 30 maart integraal te downloaden op: www.nipo.nl.

Voor verdere informatie;
Over de resultaten van de NIPO-enquête: 020-5225472 (drs. H. Foekema) Over de Boerhaave cursus prof. Dr. P. Brakman: 071-5181411

Noot van de opdrachtgever::

De Boerhaave cursus wordt georganiseerd door de Pneumokokken Stichting, mede onder auspiciën van de afdelingen infectieziekten, LUMC en kindergeneeskunde, UMCU en het Julius Centrum voor Huisartsgeneeskunde en Patiëntgebonden Onderzoek, UMCU.

Nederlandse en buitenlandse experts presenteren recente inzichten over pneumokokkeninfecties bij kinderen en volwassenen, over resistentie van antibiotica tegen pneumokokken, over vaccinatie met het nieuwe conjugaat- en het al langer bestaande polysaccharidevaccin, over de effectiviteit en kosten-baten van beide vaccins en over de implementatie. Het programma van deze cursus is gepubliceerd op www.Boerhaave.nu