Ministerie van Financien

Titel: BTW-heffing in de gezondheidszorg



De vaste commissie voor Financiën van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

Fin-00-993 (VWS-00-1963)

PBTW 2001-00025 U

Onderwerp

BTW-heffing in de gezondheidszorg

Bij brief d.d. 19 januari 2001 heeft u de staatssecretaris verzocht te reageren op de brief van Algemeen Verenigde Thuiszorginstellingen G4,
d.d. 18 december 2000 over de BTW-heffing in de gezondheidszorg. Onderstaand worden de belangrijkste elementen uit de brief besproken.

De Algemeen Verenigde Thuiszorginstellingen G4 (in het vervolg AVTG4) vragen in hun brief aandacht voor de BTW-heffing in de gezondheidszorg. Deze aangelegenheid is onlangs ook aan de orde gesteld door mevrouw Dankers, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, in een aantal schriftelijke vragen over BTW-heffing in de gezondheidszorg (2000105730). Die vragen zijn op 6 maart jl. beantwoord door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens mij en de staatssecretaris. Onderstaande reactie volgt dezelfde lijnen als de beantwoording van de vragen van mevrouw Dankers.

Volgens AVTG4 is sprake van BTW-problematiek bij ketenvorming in de zorg en bij zorginstellingen die elkaar facilitair ondersteunen. Gezien het feit dat gemeenten en provincies met ingang van 1 januari 2003 een BTW-compensatie zullen ontvangen, wenst AVTG4 een faciliteit om de door haar bedoelde BTW-problematiek financieel te compenseren.

BTW-heffing

Zorginstellingen, zoals thuiszorgorganisaties en verpleeg- en verzorgingshuizen, worden als ondernemer aangemerkt als zij zelfstandig prestaties verrichten. Het ondernemerschap betekent overigens niet dat steeds BTW is verschuldigd. Veel prestaties van zorginstellingen zijn namelijk vrijgesteld van BTW. Zo geldt een vrijstelling voor het verzorgen en verplegen van personen die in een instelling zijn opgenomen en is ook de geïndiceerde thuiszorg vrijgesteld. Als zorginstellingen jegens elkaar prestaties verrichten in de facilitaire sfeer, zoals het verzorgen van de financiële administratie of het ter beschikking stellen van personeel, is wél BTW verschuldigd. Deze prestaties, die niet kenmerkend zijn voor de zorgsector, worden verricht in vele geledingen van zowel de profit- als de non-profit-sector.

Toch is het onder omstandigheden mogelijk dat BTW-heffing achterwege blijft. In de eerste plaats kan het zijn dat meerdere zorginstellingen, bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van een fiscale eenheid, als één ondernemer zijn aan te merken. De onderlinge dienstverrichting is dan niet aan BTW-heffing onderworpen. Voorts is er het in de rechtspraak ontwikkelde leerstuk van kosten voor gemene rekening. Volgens dat leerstuk kan BTW-heffing achterwege blijven indien sprake is van uitgaven die rechtstreeks zijn gedaan voor gemene rekening van de betrokken partijen. Hierbij geldt de voorwaarde dat de kosten voor het werkelijke bedrag en volgens een tevoren vastgestelde verdeelsleutel moet worden omgeslagen over de betrokken ondernemers terwijl het risico van deze kosten alle partijen aangaat volgens een vooraf overeengekomen verdeelsleutel.

Met betrekking tot het ter beschikking stellen van personeel tussen zorginstellingen is nog een faciliteit neergelegd in een notitie aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake het ter beschikking stellen van personeel in onder andere de gezondheidssector1. Deze faciliteit houdt in dat BTW-heffing achterwege kan blijven mits, kort gezegd, de inlening een structureel karakter heeft en de inlenende zorginstelling materieel optreedt als werkgever. Deze voorwaarden beogen concurrentieverstoring te voorkomen ten opzichte van andere ondernemers, zoals uitzendbureaus, die eveneens personeel ter beschikking stellen aan zorginstellingen.

De in de brief van AVTG4 bedoelde aangelegenheid is overigens reeds onderwerp van gesprek tussen enkele (koepel)organisaties voor thuiszorg en verpleeg- en verzorgingshuizen en de staatssecretaris. Daarbij is onder meer afgesproken dat die organisaties zullen bezien of en zo ja, in welke gevallen de hiervóór genoemde mogelijkheden om BTW-heffing achterwege te laten voldoende soelaas bieden voor de door hen onderkende problematiek. Zodra de betrokken organisaties hun rapportage hierover hebben afgerond, zullen de gesprekken daarover met Financiën worden voortgezet.

BTW-compensatiefonds

Ten einde de BTW in de zorg geen financiële hindernis te laten zijn voor doelmatiger werken in de gezondheidszorg vraagt AVTG4 een passende oplossing te zoeken. Men denkt hierbij bijvoorbeeld aan een verhoging van de budgetten met een BTW-toeslag.

Op 18 september 2000 is het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal2.

Het doel van het BTW-compensatiefonds voor gemeenten en provincies is het opheffen van de verstoring die de BTW thans vormt bij de keuze om een taak zelf uit te voeren of om de taak uit te besteden.

De voeding van het voorgestelde BTW-compensatiefonds zal primair plaatsvinden door een verlaging van de uitkering aan de gemeenten en provincies uit het gemeentefonds respectievelijk het provinciefonds. Hierdoor is de invoering van het BTW-compensatiefonds voor het Rijk budgettair neutraal. Bij de introductie van het BTW-compensatiefonds is er dus geen sprake van een verhoging van de budgetten van provincies en gemeenten met een BTW-toeslag.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds3 is aangegeven dat het BTW-compensatiefonds vooralsnog beperkt blijft tot de niet-ondernemersprestaties van gemeenten en provincies. Daarnaast is aangegeven dat de compensatie niet geldt voor vrijgestelde ondernemersprestaties zoals het verstrekken van onderwijs en het verlenen van zorg.

Voor deze keuze geldt een aantal argumenten. Ten eerste is een vorm van compensatie voor vrijgestelde ondernemersprestaties lastig vorm te geven doordat deze prestaties verstrekt worden door zowel publieke als private partijen. Ten tweede laten de Europese richtlijnen voor de heffing van omzetbelasting in feite niet toe dat voor vrijgestelde ondernemersprestaties een systeem van compensatie van BTW wordt geïntroduceerd zoals dat voor gemeenten en provincies wordt voorgesteld. Beide aspecten zullen nader aan de orde komen in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds.

DE MINISTER VAN FINANCIËN