Ministerie van Justitie
http://www.justitie.nl
MIN JUST: Stas Kalsbeek: Asylum and immigration into Europe
Toespraak Staatssecretaris Kalsbeek: Asylum and immigration into Europe: perspectives for common policies 30 March 2001
De politieke aandacht voor het Europese asiel- en migratiebeleid is de
afgelopen jaren sterk toegenomen om verschillende redenen. Zoals de
inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam. Dat bevat allerlei
afspraken over verdergaande samenwerking op asiel- en migratiebeleid.
Verder heeft de Europese Raad in Tampere de attentiewaarde van dit
onderwerp vergroot. Daar kwamen asiel en migratie immers uitgebreid
aan de orde.
Maar de belangrijkste reden is het besef in alle EU-lidstaten dat onze
samenlevingen veranderen, dat vreemdelingen daarin steeds meer een
vaste plaats hebben. Gelet op het toenemende politieke belang van het
Europese beleid op dit terrein stel ik er prijs op om hierover vandaag
met u van gedachten te wisselen.
Het is duidelijk dat het Europese beleid dikwijls gemengde reacties
oproept. Oók in regeringskringen. Bijvoorbeeld vorige maand in
Stockholm tijdens een informele JBZ-Raad.
s Ochtends was er een debat over de stand van zaken na Tampere en de
ene na de andere minister benadrukte het belang van vooruitgang ten
aanzien van asiel en migratie. Ze waren het roerend met elkaar eens:
de afspraken van Tampere moesten voortvarend worden uitgewerkt.
De stemming sloeg echter om in de middag, toen ministers zich concreet
over een gemeenschappelijk asielbeleid moesten uitspreken. Toen waren
sommigen beduidend minder ambitieus. Toen bleek het ideaal van een
gezamenlijk beleid het hier en daar af te leggen tegen de wens om de
eigen wet- en regelgeving in stand te houden.
Mijn Luxemburgse collega Luc Frieden verwoordde treffend de stemming
aan het einde van de dag. Hij zei het gevoel te hebben dat hij s
ochtends een ander gezelschap had ontmoet dan s middags. Zo
verschillend waren de uitspraken van enkele ministers.
Vanwaar nu deze ambivalente opstelling van sommige lidstaten? De
gevoeligheid van het onderwerp speelt hierbij zeker een rol. De vraag
wie je binnen je grenzen toelaat, raakt voor velen het wezen van de
nationale soevereiniteit. Lidstaten zijn huiverig om op dit terrein
bevoegdheden uit handen te geven.
Maar tegelijk beseffen de lidstaten dat ze ieder voor zich te weinig
middelen hebben om de ontwikkelingen rond asiel en migratie met succes
te beïnvloeden. Gezamenlijke acties sorteren nu eenmaal meer effect
dan afzonderlijk optreden, daar is iedereen het wel over eens.
Bovendien lijkt de geleidelijke totstandkoming van een geharmoniseerd
asiel- en migratiebeleid een noodzakelijk gevolg van een interne markt
waarin binnengrenzen plaatsmaken voor één gemeenschappelijke
buitengrens.
Tegen deze achtergrond heb ik vorige maand in Stockholm benadrukt dat
we de uitwerking van een gezamenlijk asiel- en migratiebeleid met
ambitie en durf ter hand moeten nemen. Dat we verder moeten gaan dan
het vaststellen van een gemeenschappelijke noemer van het nationaal
beleid. Dat we bereid moeten zijn om op bepaalde momenten onze
nationale wetgeving te wijzigen ten behoeve van een gezamenlijk
beleid. Af en toe zal dat pijnlijk zijn, ook voor Nederland. Maar we
krijgen er een gezamenlijk beleid voor terug, dat daarom al
effectiever zal zijn.
Niet alleen effectiever. Een geleidelijke harmonisatie van beleid zal
ook gunstig zijn uit oogpunt van solidariteit. Solidariteit met
vreemdelingen én solidariteit tussen lidstaten. Laat ik beginnen met
solidariteit ten aanzien van vreemdelingen. Waarom is het voor hen
belangrijk dat Europa een meer uniform beleid gaat voeren?
De afgelopen jaren is herhaaldelijk duidelijk geworden dat
aanscherping van beleid door een lidstaat direct gevolgen heeft voor
andere lidstaten. Zoals enkele jaren geleden toen Duitsland, na afloop
van het conflict rond Bosnië, besloot Bosniërs terug te sturen. Al
snel bleken velen van hen zich niet naar huis te begeven maar naar
Nederland. Een beslissing van de regering in Bonn had dus meteen
consequenties voor Nederland.
Dit voorbeeld toont aan hoe onderling verweven het beleid van de
lidstaten is. En het valt niet uit te sluiten dat, als een meer
geharmoniseerd Europees asiel- en migratiebeleid uitblijft, lidstaten
elkaar steeds vaker zullen beconcurreren met restrictieve maatregelen.
Het gevolg: een neerwaartse spiraal waarin de rechtspositie van
vreemdelingen geleidelijk verzwakt.
Een eenduidig Europees beleid zal ook de onderlinge solidariteit
tussen lidstaten ten goede komen. Al jaren loopt het aantal
asielzoekers binnen Europa sterk uiteen. Zo vroegen vorig jaar bijna
honderdduizend mensen asiel aan in Engeland. In Portugal waren dat er
tweehonderd. Over hetzelfde jaar bedroeg het aantal asielzoekers in
Nederland drieënveertigduizend, tegen zevenduizend in Spanje. In
België ging het vorig jaar om tweeënveertigduizend, in Griekenland
slechts om drieduizend.
Dat deze cijfers zo sterk uiteen lopen, hangt mede samen met het
verschil in beleid tussen de lidstaten. Bijvoorbeeld in de wijze
waarop ze asielzoekers opvangen of bescherming bieden. Dit pleit
ervoor om het niveau van rechten- en voorzieningen voor asielzoekers
binnen de Europese Unie zoveel mogelijk gelijk te trekken. Dat
stimuleert een meer evenwichtige verdeling van asielzoekers en
bevordert de onderlinge solidariteit tussen de lidstaten.
Daarnaast zullen we meer werk moeten maken van een evenredige
verdeling van de kosten. Een eerste stap daartoe was vorig jaar
september de oprichting van het Europees Vluchtelingenfonds om
projecten te financieren rond opvang, integratie en terugkeer. Het
fonds loopt tot en met 2004.
Voor die periode heeft de Commissie jaarlijks 36 miljoen Euro
beschikbaar gesteld. De verdeling hiervan over de lidstaten wordt mede
bepaald aan de hand van het aantal asielzoekers in de lidstaten. Voor
lidstaten als Nederland, Engeland en België is dit momenteel gunstig.
Maar willen we écht werk maken van solidariteit, dan zal dit fonds
aanzienlijk meer moeten bevatten.
De huidige onevenredige spreiding van asielzoekers binnen de EU leidt
in Nederland geregeld tot felle debatten. Sommige partijen, waaronder
de liberale coalitiepartner de VVD, suggereren voor Nederland een
quotering van het aantal asielzoekers. Zo zou Nederland een daad
stellen en duidelijk maken dat wij in verhouding tot andere lidstaten
te veel asielzoekers opvangen.
Ik voel daar niets voor. Nederland kan de deur niet sluiten voor
mensen die bescherming nodig hebbenzoeken. Voor mij staat absoluut
vast dat Nederland ook in de toekomst de internationale
mensenrechtenverdragen moet zal respecteren. Dat hebben we vastgelegd
in het Verdrag van Amsterdam en nog eens plechtig herhaald tijdens de
Europese Raad in Tampere. Maar los daarvan: een eenzijdige stop op
asielzoekers verhoudt zich slecht met het principe van solidariteit en
is dus ook om die reden geen optie. Een betere weg is die van overleg
binnen de Europese Unie. Overleg om geleidelijk een geharmoniseerd
asiel- en migratiebeleid tot stand te brengen en om de middelen voor
het Europees Vluchtelingenfonds uit te breiden.
Een onderwerp dat zeker ook deel moet uitmaken van verdergaande
Europese samenwerking betreft mensensmokkel. De verschrikking van
Dover staat velen in het geheugen gegrift. Dit soort misdaad moet hard
en effectief worden aangepakt en Nederland besteedt daar veel aandacht
aan. Voor mensensmokkel hier strafbaar sinds 1993 - is in 1996 de
strafmaat verhoogd van 1 naar 4 tot 8 jaar. Het aantal rechtbankzaken
rond dit delict is de afgelopen jaren sterk gestegen. In 1994 werden
er 4 zaken ingeschreven, in 1995 waren dat er 69 en sinds 1998 zitten
we jaarlijks ruim boven de 200 zaken. Dat maakt duidelijk dat we hier
met een groot probleem hebben te maken. Ook Europol onderschrijft dat.
Volgens deze instelling is mensensmokkel in Europa inmiddels
lucratiever dan drugshandel.
In het Belgische tijdschrift Knack zei een hoge functionaris van
Europol onlangs dat ruim de helft van illegale immigranten en
asielzoekers een beroep doet op criminele netwerken om Europa binnen
te komen. Volgens Europol betalen zij gemiddeld tussen de
vijfentwintighonderd en de vijfentwintigduizend euro, alleen al om
Europa binnen te komen. Dat bewijst hoe aantrekkelijk deze misdaad is.
Momenteel lopen in Brussel onderhandelingen over de aanpak van
mensensmokkel. Die zullen, hoop ik, op korte termijn resultaat
opleveren. Dan zal de Europese Unie slagvaardiger kunnen optreden
tegen criminelen die zich hiermee inlaten.
Ik ben er niettemin van overtuigd dat repressie alléén niet genoeg zal
zijn. De wens om te migreren laat zich niet louter beteugelen door
strengere grenscontroles. Daarvoor is de kloof tussen welvaart en
armoede in de wereld te groot. We zullen dus ook op een creatieve
manier de noodzaak tot migratie moeten zien terug te dringen. De
Europese Unie zal - meer dan nu het geval is- daartoe breed moeten
samenwerken met landen van herkomst en waar dat niet kan met
buurlanden en internationale organisaties.
Zo n gedifferentieerde aanpak is het uitgangspunt van de Groep op Hoog
Niveau inzake Asiel en Migratie. Daarin werken de lidstaten diverse
maatregelen uit ten aanzien van een zestal landen, te weten: Marokko,
Somalië, Afghanistan, Albanië, Sri Lanka en Irak. Dat is niet
eenvoudig. Toch zullen we door moeten gaan met het zoeken naar nieuwe
wegen om het asiel- en migratievraagstuk te benaderen. Een goede
balans tussen repressief en preventief beleid en samenwerking met
partners buiten de Europese Unie zijn daarbij in mijn ogen essentiële
uitgangspunten.
Ten slotte wil ik hier spreken over arbeidsmigratie. Dit onderwerp
valt een beetje uit de toon omdat het debat zich meestal toespitst op
de vraag hoe migratie te voorkomen.
De laatste tijd lijkt dit beeld in verschillende lidstaten bijgesteld
te worden. Zo is er momenteel bijvoorbeeld in Duitsland en Italië een
levendige discussie over de vraag of de overheid de komst van
arbeidsmigranten moet stimuleren. Tekorten aan arbeidskrachten in
bepaalde sectoren en de voorziene vergrijzing van de samenleving geven
deze gedachtewisseling extra voedsel. Recente rapporten van de
Verenigde Naties en van de Europese Commissie hebben de discussie
verder aangewakkerd.
Ook in Nederland wordt over arbeidsmigratie gesproken. Een
interessante discussie. Zelf vind ik het positief dat migratie nu eens
n¡et als een probleem wordt beschouwd, maar als iets waar de
samenleving bij te winnen heeft. Tegelijk ben ik beducht voor al te
snelle beslissingen nu er van verschillende kanten een roep om
arbeidsmigratie klinkt.
We zullen de verschillende factoren goed tegen elkaar moeten afwegen.
In Nederland is de deelname aan de arbeidsmarkt onder bijvoorbeeld
vrouwen, etnische minderheden en mensen die gedeeltelijk
arbeidsongeschikt zijn, lager dan in omringende landen. Het meer
betrekken van deze groepen bij het arbeidsproces verdient in mijn ogen
prioriteit.
Bovendien, arbeidsmigratie is geen wondermiddel. Dat bleek onlangs in
Duitsland waar de overheid vele duizenden ICT-ers probeerde aan te
trekken met speciale verblijfsvergunningen. Er werden er veel minder
geworven dan er nodig waren. Duitsland ondervond de concurrentie van
andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten die
evenzeer op zoek zijn naar ICT-specialisten. Dit maakt nog eens
duidelijk dat aan een binnenlandse vraag niet altijd te voldoen is met
een aanbod van over de grenzen. Daar komt bij dat de uitstroom van
gekwalificeerde mensen een schaduwzijde heeft. Een brain-drain is
niet in het belang van bijvoorbeeld de kandidaat-lidstaten van de
EU.
Het vraagstuk van arbeidsmigratie is boeiend en actueel. Samen met
mijn collega van het ministerie van Sociale Zaken bereid ik over dit
onderwerp een expertmeeting voor gepland voor mei dit jaar- waar de
voors en tegens aan de orde zullen komen. Dan zullen we bezien welke
lessen Nederland hieruit kan trekken en welke rol de EU op dit vlak
zou kunnen spelen.
Dames en heren (geachte partijgenoten),
Het Europese asiel- en migratiebeleid is duidelijk in beweging. Het
Verdrag van Amsterdam en de conclusies van de Europese Raad van
Tampere beloven veel. Nu komt het erop aan deze beloftes in te lossen
en onze ambities te vertalen naar concrete afspraken en besluiten.
Daarbij zullen we weerstanden en gevoeligheden moeten overwinnen. Ik
ben ervan overtuigd dat, als we erin slagen om tot een geharmoniseerd
beleid te komen, iedereen wint. Dat is ook de komende tijd mijn inzet
bij de besprekingen, hier in Den Haag en in Brussel.
30 mrt 01 11:01