Artsen kritisch tegenover gunsten farmaceutische industrie (KNMG-onderzoek)

4 april 2001

Een onderzoek onder leden van de artsenfederatie KNMG laat een kritisch geluid horen over het aanbieden en ontvangen van gunsten van de farmaceutische industrie.

Aannemen van gunsten
Een ruime meerderheid van het ledenpanel vindt dat artsen openheid moeten betrachten over hun relaties en eventuele financiële banden met de farmaceutische industrie. Artsen zijn kritisch over geboden gastvrijheid door de industrie bij cursussen. Medisch specialisten denken iets ruimer over normen bij het aannemen van gunsten dan huisartsen. Specialisten en huisartsen denken iets ruimer over dergelijk gunstbetoon dan sociaal-geneeskundigen. Vrouwen zijn iets terughoudender in het accepteren van gunstbetoon dan mannen. Artsen jonger dan 30 jaar hebben iets ruimere opvattingen over het aannemen van gunsten dan artsen ouder dan 46 jaar.

KNMG peilt opvattingen bij leden
De verhouding tussen de farmaceutische industrie en artsen staat in de spotlights van de overheid en de media. Ondanks regelgeving en een gedragscode wordt soms de indruk gewekt dat de betrokken partijen de normen slecht naleven. Een goed moment voor de artsenfederatie KNMG om onder haar leden te polsen hoe zij aankijken tegen verschillende vormen van gunstbetoon door de industrie en waar de eigen grenzen hierbij liggen. In het onderzoek peilde de KNMG de opvattingen over giften, relaties met de industrie en snoepreisjes. Over de aanvaardbaarheid van het aannemen van cadeaus zijn de opvattingen verdeeld, maar over de gastvrijheid die de industrie biedt bij cursussen, is een terughoudende opstelling te bespeuren. Men is het er vrijwel unaniem over eens dat openheid moet worden betracht over alle soorten van relaties die artsen met de industrie onderhouden en omgekeerd.

Belangrijkste uitkomsten

* Een ruime meerderheid van de artsen (81%) vindt het nuttig dat - naast het wettelijk toezicht - de partijen zelf afspraken maken over gedragscodes en normen bij gunstbetoon. Ook vinden de meeste respondenten (71%) dat zowel artsen als de industrie zich aan deze normen moeten houden.

* Alleen een gematigde vorm van door de industrie geboden gastvrijheid bij cursussen en andere bijeenkomsten wordt acceptabel geacht. Zo zegt 73% een uitnodiging voor een weekend met het gezin in een pretpark waarbij zaterdagochtend een wetenschappelijke lezing wordt gehouden, niet aan te nemen. 21% neemt de uitnodiging wel aan en 6% zegt zelf de kosten voor de gezinsleden te willen betalen.

* Van de respondenten vindt 25% dat financiële steun van de industrie bij nascholing overbodig is vanwege de mogelijkheden om kosten van nascholing fiscaal af te trekken. Meer dan de helft van de respondenten (58%) is het hier niet mee eens en 18% heeft geen mening. Van de respondenten heeft 45% bezwaar tegen nascholing van Nederlandse artsen in het buitenland op kosten van de industrie, 39% heeft hiertegen geen bezwaar en 17% stelt zich neutraal op.
* De meeste respondenten vinden dat artsen over (financiële) relaties met bedrijven - zoals adviseurschap, onderzoek doen, spreekbeurten houden et cetera - openheid van zaken moet geven zowel naar de instelling waar de arts werkt (89%), als naar de toehoorders voor wie hij of zij een lezing houdt (85%). Ongeveer de helft van het panel (49%) vindt dat een collega die een lezing over geneesmiddelen houdt, financiële relaties met de betreffende industrie mag hebben, 31% vindt van niet en 20% heeft hierover geen mening.

* De helft van de respondenten is van mening dat voorschrijvers aandelen van de farmaceutische industrie mogen kopen, 30% vindt dat dit niet kan en 20% heeft geen mening. Indien een arts regelmatig onderzoek uitvoert voor een bepaalde industrie vindt 44% dat die arts geen aandelen mag kopen van dat bedrijf, 37% vindt van wel en de rest heeft geen mening.

Het onderzoek
De anonieme raadpleging van de KNMG-leden vond plaats in februari en maart van dit jaar. Het ledenpanel vormt een representatieve steekproef van Nederlandse artsen en wordt op gezette tijden gepolst over belangrijke kwesties. Het weekblad Medisch Contact besteedt deze week uitgebreid aandacht aan dit onderwerp. De KNMG is verheugd over de eensluidendheid van de meeste antwoorden. Gezien de grootte (in totaal werden 696 artsen ondervraagd) en de representativiteit kunnen we concluderen dat de leden van de federatie KNMG zich in meerderheid uitspreken voor een duidelijke normering van relaties tussen de farmaceutische industrie en artsen. Dit moet zodanig dat de kennis over geneesmiddelen die bij farmaceutisch onderzoek wordt gegenereerd, optimaal kan worden benut, maar waarbij iedere schijn van afhankelijkheid wordt vermeden.

Regelgeving
Vanaf 1992 is er Europese regelgeving en vanaf 1994 is er een nationale wettelijke regeling in de vorm van het Reclamebesluit geneesmiddelen. Ook de veldpartijen overleggen sinds die tijd over het in eigen kring stellen van normen. Dat heeft geresulteerd in de oprichting van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) in 1998. De federatie KNMG participeert in deze stichting samen met Nefarma (overkoepelende organisatie farmaceutische industrie), de KNMP (apothekersorganisatie) en andere betrokken partijen. De overheid heeft lang geaarzeld tussen zelf toezien op het naleven van het Reclamebesluit of de naleving voornamelijk aan het veld overlaten. Een en ander leidde ertoe dat noch de overheid, noch de veldpartijen actief normstellend optraden, met het gevolg dat iedereen zelf zijn normen bepaalde waardoor een onduidelijke situatie is ontstaan. Omdat een te intensieve relatie met de industrie het gevaar oplevert van afhankelijkheid bij het voorschrijven van geneesmiddelen door artsen, heeft de Tweede Kamer bij de overheid aangedrongen op actie. Het ministerie van VWS legt de Kamer binnenkort een aanpassing van het Reclamebesluit geneesmiddelen voor. Voorts is het toezicht op de naleving van het Reclamebesluit sinds kort drastisch verscherpt.

Nadere informatie bij:


* Annemieke Bol, senior communicatie adviseur, (030) 28 23 831, e-mail: a.bol@fed.knmg.nl

* Paul de Vries, Hoofd Dienst Communicatie, (030) 28 23 295 e-mail: p.de.vries@fed.knmg.nl