http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=412887
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG Directie Sub Sahara Afrika Afdeling Midden en Oostelijk Afrika Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Nederland
Datum 4 april 2001 Auteur Fons Gribling
Kenmerk DAF-239/2001 Telefoon 070 - 348 5196
Blad /1 Fax 070 - 348 6607
Bijlage(n) 1 E-mail daf@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Molenaar 2000108820
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier van uw Kamer d.d. 30 maart
2001, kenmerk 2000108820, waarbij gevoegd waren de door het lid Molenaar
overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
bij u ingediende vragen, heb ik de eer u hierbij mijn antwoord op de
gestelde vragen te doen toekomen.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
Antwoord van mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op
vragen van het lid Molenaar
Vraag 1:
Bent u bekend met het project Kalidep, in de Kagera regio in Tanzania en
bent u op de hoogte van het bezoek dat de toenmalige minister voor
Ontwikkelingssamenwerking samen met minister-president Kok heeft gebracht
aan het project in oktober 1997? Klopt het dat zij toen de "regional
commissioner" van Kagera verdere ondersteuning aan de ontwikkeling van de
melkveesector hebben beloofd? Zo ja, kunt u zeggen wat deze belofte precies
inhield?
Antwoord:
Ja ik ben bekend met dit project en met het bezoek van mijn voorganger
tezamen met de Minister President in 1997. Mijn voorganger heeft in algemene
zin verdere Nederlandse steun aan de ontwikkeling van de melkveesector in
het vooruitzicht gesteld.
Vraag 2:
Wanneer heeft de laatste evaluatie van het project plaatsgevonden en wat was
de uitkomst? Op wiens initiatief en waarom werd besloten dat het project op
alle onderdelen beëindigd moest worden?
Antwoord:
De meest recente evaluatie van de veelteelt programma's is uitgevoerd in de
tweede helft van 1999
. De conclusie van deze evaluatie was dat KALIDEP de inkomenspositie, dieet
en welzijn van bijna 6000 nieuwe kleinschalige melkveeboeren heeft
verbeterd. De evaluatie beval voortzetting aan en legde daarbij het accent
op de versterking van de private sector aspecten.
In lijn met de uitkomsten van deze evaluatie, met de door Tanzania gemaakte
sectorkeuze en na overleg met het Ministerie van Financiën en Landbouw is
besloten het project voort te zetten, maar met een andere aanpak die vooral
particulier initiatief, lokaal ownership en (daarmee) duurzaamheid
bevordert.
Vraag 3:
Kunt u zeggen hoeveel boeren en hoeveel stuks vee momenteel bij dit project
betrokken zijn? Hoeveel tijd heeft de melkveevoorlichtingsdienst gekregen om
te privatiseren? Wat gaat er met het 'ruraal krediet', onderdeel van dit
project, gebeuren?
Antwoord:
Volgens de mij ter beschikking staande gegevens zijn sinds het begin van het
programma 7300 boeren betrokken geraakt bij het project. Bij grofweg 1500
daarvan staat nog steeds ruraal krediet uit. De overige boeren ontvangen
voorlichting via het project.
Het ruraal krediet programma wordt overgedragen aan lokale, particuliere
organisaties, geïnitieerd en geleid door Tanzanianen. Deze steun verloopt
niet meer via formele overheidskanalen.
In de nieuwe aanpak wordt voorlichting verleend op basis van vraag van de
boeren door voorlichters die ondersteund worden door het particuliere
initiatief. Dit particulier initiatief krijgt de beschikking over subsidies
en extern advies. Doel is niet langer publieke en private taken in een
donorproject uit te voeren, maar alle actoren te stimuleren hun eigen rol te
spelen. Dit komt de duurzaamheid van de interventie ten goede.
Vraag 4:
In hoeverre zijn mede in het kader van 'ownerschip' de Tanzaniaanse overheid
en Tanzaniaanse organisaties betrokken geweest bij de beslissing om het
project Kalidep niet voort te zetten? Waren bijvoorbeeld de Tanzaniaanse
ministeries van Financiën en Landbouw het er mee eens dat het project
afgesloten zou moeten worden?
Antwoord:
Er is intensief gesproken met alle partijen over mogelijke blijvende
betrokkenheid van Nederland bij de melkveeteelt. Immers, in het kader van de
sectorale benadering was de landbouwsector door de Tanzaniaanse regering
niet als een van de vier sectoren gekozen. Voortzetting van het oude
overheidsprogramma was dan ook niet aan de orde. Maar in de private sector
was volgens een geheel andere opzet wel steun via particuliere organisaties
aan kleine particuliere veetelers mogelijk. In de nieuwe opzet worden
overeenkomsten met het Ministerie van Financiën gesloten.
Vraag 5:
Bent u van mening dat alle betrokkenen, met name de Tanzaniaanse ministeries
van Landbouw en Financiën en het 'steering committee' van Kalidep, voldoende
mogelijkheden hebben gehad om een nieuw projectvoorstel te doen?
Antwoord:
Ja.
Vraag 6:
Door wie zijn de 'TOR' (terms of reference) gemaakt voor het nieuwe project,
waren bijvoorbeeld de Tanzaniaanse ministeries van Landbouw en Financiën
hierbij betrokken? Waar hoort zo'n samenwerking gezien in het licht van
'ownership' volgens 'het boekje' minimaal aan te voldoen?
Antwoord:
De TOR is door een externe en geheel onafhankelijke consultant geschreven na
consultatie met betrokkenen. De TOR is toegestuurd aan de directeur veeteelt
van het Ministerie van Landbouw voor commentaar. De samenwerking voldoet aan
de uitgangspunten die voor de private sector zijn geformuleerd. Het
'ownership' van het programma wordt zo veel mogelijk bij kleine veetelers
gelegd aan wie diensten worden verleend door Tanzaniaanse particuliere
organisaties.
Vraag 7:
Hoeveel bedrijven waren uitgenodigd om in te schrijven op de Tender en
hoeveel hebben zich uiteindelijk daadwerkelijk ingeschreven? Wat is het
voornaamste verschil tussen de winnaar en de verliezer van de Tender?
Antwoord:
Voor de adviescomponent van de activiteit is een tender uitgeschreven. Het
merendeel van de fondsen wordt echter besteed aan investeringen in de
melkveehouderij via Tanzaniaanse particuliere organisaties.
De tender is internationaal geadverteerd. Zeven bedrijven hebben ingeschreven in de eerste kwalificatie ronde. Slechts twee bedrijven voldeden aan de beoordelingscriteria voor de tweede kwalificatieronde. Beiden voldeden bij de eindbeoordeling kwalitatief aan de eisen. Daardoor vormden de consultancy kosten, zoals vastgelegd in de tender instructie, het doorslaggevend verschil tussen winnaar en verliezer.
Vraag 8:
Waren de Tanzaniaanse ministeries van Landbouw en Financiën bij de
beoordeling van de Tender betrokken? Zijn ook de Tanzanianen gehoord die bij
de ingeschreven projecten als beoogd teamleider waren betrokken?
Antwoord:
Twee Tanzaniaanse deskundigen werden uitgenodigd om in de beoordeling te
participeren. Beiden dienden op het laatste moment terug te treden vanwege
mogelijke belangenverstrengeling. Aangezien het gaat om het technisch
vergelijken van projectvoorstellen is interne beoordeling niet
uitzonderlijk, al was gestreefd naar een bredere beoordeling.
Van beide inschrijvende bedrijven is de expatriate advisor gehoord zoals
voorzien in de tenderinstructie.
Vraag 9:
Hebben Afrikaanse landen ingestemd met het EU-beleid dat ondersteuning van
de landbouwsector geen kernactiviteit meer zal zijn? Kunt u zeggen in
hoeverre, ook met betrekking tot andere projecten, Afrikanen daadwerkelijk
wat te zeggen hebben in het kader van 'ownership'?
Antwoord:
Mij is geen EU-beleid bekend op grond waarvan de landbouwsector geen
kernactiviteit meer zal zijn. De Europese Commissie voert momenteel
besprekingen met Tanzania over te ondersteunen sectoren in het kader van het
9e EOF. De uitkomst van deze besprekingen is nog niet bekend.
Kenmerk
DAF-239/2001
Blad /1
1 Review of Dutch Tanzanian Dairy and Livestock Development Cooperation
Activities (uitgevoerd door NEI, Rotterdam, 1999)
===