Erasmus Universiteit Rotterdam

5 april 2001

Ondernemerschap verdient meer aandacht in grote Nederlandse ondernemingen

Vaak denkt men ondernemerschap alleen bij kleine, startende bedrijfjes aan te treffen en niet bij grote gevestigde ondernemingen. Ondernemerschap zou bij deze grote jongens verloren gaan in de bureaucratie. Toch blijken diverse grote Nederlandse ondernemingen wel in staat te zijn ondernemend gedrag te realiseren. Dat is één van de conclusies uit het dissertatieonderzoek Corporate Entrepreneurship van Aart Willem Saly naar ondernemerschap onder de duizend grootste bedrijven in Nederland. Hij promoveert op donderdag 5 april 2001 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Verder constateert Saly dat ondernemerschap niet altijd loont. In bepaalde situaties bleken de meer conservatieve ondernemingen zeker zo winstgevend. De omzetgroei van de ondernemend ingestelde bedrijven was daarentegen wel over het algemeen groter.

Waarom betreden sommige grote ondernemingen telkens nieuwe markten, introduceren ze zeer innovatieve producten, herschrijven ze de spelregels in hun bedrijfstak en accepteren serieuze risicos, terwijl andere ondernemingen jaar in jaar uit bij hun vertrouwde business blijven? Met andere woorden, waarom zijn sommige grote bedrijven zeer ondernemend en andere meer conservatief? Hoe zouden conservatieve ondernemingen meer ondernemend kunnen worden, of is dat geen haalbare zaak voor grote, gevestigde ondernemingen? En wanneer is dat eigenlijk de moeite waard? Deze praktijkgedreven vragen vormen de achtergrond voor Salys dissertatie.

Hij verrichtte uitgebreid diepte-onderzoek in zes ondernemingen en een breed opgezet onderzoek op basis van jaarcijfers en vragenlijsten die door de directies van 216 van de 1000 grootste bedrijven in Nederland werden ingevuld en teruggestuurd.

Voor de mate van ondernemendheid blijken globaal drie factoren een rol te spelen. Allereerst de markt waarin een onderneming opereert en de positie die ze daarop inneemt. Is deze markt voortdurend aan verandering onderhevig en zijn er diverse ontwikkelingen die de winstgevendheid van de onderneming bedreigen, dan stellen veel bedrijven zich ondernemender op dan in een stabiele, onbedreigde situatie waarin ze nog marktleider zijn ook. Ten tweede speelt de strategie van een onderneming een rol. Ondernemende bedrijven streven naar groei op lange termijn, terwijl conservatieve ondernemingen winst op korte termijn hoge prioriteit geven. Uiterst belangrijk is ook een derde factor: hoe ziet een onderneming er van binnen uit. De houding van het topmanagement, de organisatiestructuur, de cultuur in een organisatie en ook het beloningssysteem blijken grote invloed te hebben. Hier liggen dan ook aangrijpingspunten voor managers die ondernemerschap willen beïnvloeden.

Het onderzoek laat zien dat topmanagers die ondernemerschap willen gaan bevorderen wel bereid moeten zijn ingrijpende maatregelen te nemen. Alleen beloning van innovatieve ideeën, een ideeënbus en de ondernemer van de maand introduceren is volstrekt ontoereikend. Meer ondernemerschap wordt alleen bereikt wanneer de organisatie daar in zn geheel op wordt afgestemd. Wat wel zinvol kan zijn is het oprichten van kleine, afgeschermde organisatie-eenheden die zich met niets anders bezig houden dan het ontwikkelen van nieuwe business.

Meest verrassend zijn de conclusies met betrekking tot de invloed van ondernemerschap op de prestaties van een onderneming. Gangbare gedachte is: hoe meer ondernemerschap, hoe beter. En in deze richting wezen ook eerdere onderzoeken. De promovendus plaatst hier echter serieuze kanttekeningen bij. Ondernemerschap draagt volgens zijn onderzoek wel vrij algemeen bij aan de omzetgroei van een onderneming. Het effect op de winstgevendheid blijkt lang niet altijd zo positief te zijn. Het ondernemerschap is alleen gunstig wanneer de situatie van de onderneming erom vraagt, een passende strategie wordt gehanteerd en het management niet de grip verliest op allerlei ondernemende activiteiten. Is aan deze condities voldaan, dan geldt wel degelijk dat ondernemerschap het verschil uitmaakt tussen een kwakkelende en een florerende onderneming. De hoofdconclusie van de promovendus is dan ook dat ondernemerschap in diverse grote Nederlandse ondernemingen ruimte krijgt, maar dat het wel uitmaakt hoe en wanneer het wordt ingezet. Voor een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven is hier nog een flinke slag te maken.

Promotor: prof.drs. J. Bunt, emeritus hoogleraar Commerciële Beleidsvorming

Noot voor de pers
Promotie 5 april 2001, 13.30 uur
Plaats: Woudestein, Senaatszaal
Info: bij de promovendus, tel (036) 545 5248/6372; e-mail aart.willem.saly@nl.pwcglobal.com