Centrum voor Arbeidsverhoudingen

Persbericht Boek 2001-2, uitgekomen op vrijdag 6 april 2001

Noch markt, noch staat. De Nederlandse non-profitsector in vergelijkend perspectief

NEDERLANDSE NON-PROFIT SECTOR GROOTSTE TER WERELD o De Nederlandse non-profitsector is - naar verhouding - de grootste ter wereld. In ons land werd in 1995 bijna 13% van alle betaalde niet-agrarische arbeid verricht in de non-profitsector. Internationaal ligt het gemiddelde op 5%. Relatief groot is de sector ook in Ierland (12%) en België (10%), relatief klein in o.a. het Verenigd Koninkrijk (6%) en Duitsland (5%).
o Tussen 1990 en 1995 groeide de werkgelegenheid in de Nederlandse non-profitsector met 5%, in andere landen was dit gemiddeld 24%. o De inkomsten van de Nederlandse non-profitsector komen voor 59% uit de collectieve middelen, voor 38% uit eigen inkomsten en slechts voor 3% uit particuliere giften. Hoewel Nederland de grootste non-profitsector heeft, blijft het aandeel van de collectieve inkomsten (59%) aanzienlijk achter bij dat in bijvoorbeeld Ierland (78%) en België (77%).
o De Nederlandse non-profitsector is vooral actief op het terrein van de zorg (42% tegen een EU-gemiddelde van 22%) , gevolgd door het onderwijsterrein (27%) en het welzijnsterrein (19%). In andere landen is vaak de onderwijs- of de welzijnssector het sterkst vertegenwoordigd.
o In vergelijking met de ons omringende landen kent Nederland voor non-profitorganisaties een gunstig juridisch en fiscaal klimaat. o Zowel in Nederland als elders wordt gesignaleerd dat non-profitorganisaties hun eigenheid verliezen en men zoekt naar mogelijkheden tot revitalisering van het particulier initiatief.

Dit zijn de belangrijkste conclusies uit een internationaal vergelijkend onderzoek naar de omvang en structuur van de non-profitsector in 22 landen. Tot de non-profitsector worden organisaties gerekend die zonder winstoogmerk actief zijn in het maatschappelijk middenveld tussen markt en staat. Noch markt, noch staat is gebaseerd op het internationale onderzoeksproject van de Amerikaanse Johns Hopkins Universiteit te Baltimore, waaraan voor Nederland werd deelgenomen door het SCP. In het rapport wordt - op basis van cijfers uit 1995 - een beeld gegeven van de Nederlandse non-profitsector in vergelijking met dezelfde sector in 21 landen.

Naast omvang en structuur wordt aandacht besteed aan onder meer de ontstaansgeschiedenis, financiering en het aandeel van de vrijwilligers in de non-profitsector. Voorts zijn hoofdstukken opgenomen over de non-profitsector in Belgi, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Isral.

Noch markt, noch staat bevat bijdragen van auteurs uit diverse landen en verschijnt onder redactie van de SCP-onderzoekers dr. Ary Burger en dr. Paul Dekker.

Naast dit rapport verschijnt gelijktijdig een Engelstalige publicatie met een verslag van het Nederlandse deel van het onderzoek onder de titel The non-profitsector in the Netherlands

De Nederlandse non-profitsector: relatief groot, vooral op het zorgterrein

De Nederlandse non-profitsector is - naar verhouding - de grootste ter wereld. In ons land werd in 1995 bijna 13% van alle betaalde niet-agrarische arbeid van de Nederlandse werkzame beroepsbevolking verricht in de non-profitsector. Internationaal ligt het gemiddelde op 5%. De sector is ook relatief groot in landen als Ierland (12%) en België (10%), relatief klein in o.a. het Verenigd Koninkrijk (6%) en Duitsland (5%). Israël en De Verenigde Staten nemen met resp. 9% en 8% een middenpositie in.

De Nederlandse non-profitsector is vooral actief op het terrein van de zorg (42%), gevolgd door het onderwijsterrein (27%) en het welzijnsterrein (19%). Tussen de onderzochte landen bestaan op dit punt grote verschillen. Nederland valt op door het grote aandeel van de zorgsector (42% tegen een EU-gemiddelde van 22%); in andere landen is vaak de onderwijssector (Ierland, België, Verenigd Koninkrijk) of de welzijnssector (Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje) het sterkst vertegenwoordigd.

Noch markt, noch staat

Tot de non-profitsector worden organisaties gerekend die zonder winstoogmerk actief zijn in het maatschappelijk middenveld tussen markt en staat. Het betreft een zeer heterogene verzameling van stichtingen en verenigingen, uiteenlopend van vakorganisaties en instellingen voor onderwijs en onderzoek tot politieke partijen, religieuze organisaties, belangengroepen, sportverenigingen en instellingen voor gezondheidszorg en welzijn.

In de non-profitsector zijn naast professionals ook vrijwilligers actief. De totale hoeveelheid vrijwilligerswerk in de non-profitsector is in Nederland relatief groter dan in andere westerse landen. In 1995 was dit in Nederland 6%, in het Verenigd Koninkrijk 4%, en in Duitsland, België en Ierland 3%.

Weinig filantropie, beperkt collectief aandeel

De inkomsten van de Nederlandse non-profitsector komen voor 59% uit de collectieve middelen, voor 38% uit eigen inkomsten en slechts voor 3% uit particuliere giften. Hoewel Nederland de grootste non-profitsector heeft, blijft het aandeel van de collectieve inkomsten (59%) aanzienlijk achter bij dat in bijvoorbeeld Ierland (78%) en België (77%), Duitsland (64%) en Israël (64%). Het aandeel van de particuliere giften is ook in andere landen relatief laag, zij het hoger dan in ons land. In België is dit 5%, in het Verenigd Koninkrijk 9% en in de Verenigde Staten 13%. De totale uitgaven van de Nederlandse non-profitsector bedroegen in 1995 bijna 100 miljard gulden, hetgeen overeenkomt met 16% van het nationaal inkomen.

Tussen 1990 en 1995 groeide de werkgelegenheid in de Nederlandse non-profitsector met 5%, in andere landen was dit gemiddeld 24%. Het verschil is overigens niet zozeer het gevolg van het achterblijven van de Nederlandse sector, als wel van een inhaalslag van de sector in andere landen.

Gunstig juridisch en fiscaal klimaat

Dat Nederland een relatief grote non-profitsector kent, is voor een deel historisch verklaarbaar door de gevolgen van de verzuiling in ons land. Nederland is op dit punt overigens niet uniek, want soortgelijke ontwikkelingen deden zich ook voor in o.a. Duitsland en België.

Een wellicht belangrijker verklaring voor de omvang van de Nederlandse non-profitsector vormt het relatief gunstige juridische en fiscale klimaat in ons land. Particuliere organisaties ter behartiging van het algemeen nut worden door de Nederlandse overheid (o.a. fiscaal) gestimuleerd en het is in vergelijking met andere landen bijvoorbeeld uiterst eenvoudig om in ons land een stichting op te richten.

Non-profitsector onder druk

In de nader onderzochte landen ? Nederland, België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Israël ? wordt gesignaleerd dat de non-profitsector onder druk staat door onder meer overheidsingrijpen, bureaucratisering en commercialisering van organisaties, vervagende grenzen met de markt, en Europese regelgeving. In discussies over de toekomst van de sector wordt zowel gepleit voor een versterking van de vrijwillige betrokkenheid van burgers ('civil society') als voor nieuwe economische organisatievormen ('maatschappelijk ondernemerschap'). Voor de grote professionele en dienstverlenende non-profitorganisaties in Nederland is het laatste waarschijnlijk relevanter dan het eerste.