CBS

Inflatie naar 4,6 procent in maart

De inflatie is in maart opgelopen naar 4,6 procent. Vorige maand was dit nog 4,5 procent. Dit blijkt uit het consumentenprijsindexcijfer van het CBS. Het hoge inflatieniveau in Nederland is toe te schrijven aan prijsstijgingen in veel artikelgroepen. De toename in maart wordt vooral veroorzaakt door de prijsontwikkeling van verse groente en vlees. Autobrandstoffen zijn deze maand weer goedkoper geworden. Het volgens de Europees geharmoniseerde methode gemeten inflatiecijfer is in maart 4,9 procent. Dat is even hoog als in februari. In die maand had Nederland binnen de Europese Unie het hoogste inflatiecijfer.

Inflatie door prijsstijgingen over breed front
De hoogste prijsstijgingen op jaarbasis zijn gemeten bij de artikelgroep alcoholhoudende dranken en tabak. Deze werden 7,2 procent duurder. Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken werden in een jaar tijd 6,8 procent duurder. Binnen deze groep zijn vooral aardappelen en groenten fors in prijs gestegen, namelijk met 13,6 procent. Vis werd ruim 10 procent duurder, fruit 9 procent. Vlees werd gemiddeld 8,8 procent duurder. De sterkste stijging deed zich voor bij varkensvlees (15 procent); rundvlees en kalfsvlees stegen veel minder in prijs (respectievelijk 6 en 2 procent). Meubelen, stoffering en huishoudelijke apparaten werden in het afgelopen jaar gemiddeld 5,5 procent duurder. Deze stijging ligt duidelijk boven de gemiddelde stijging in de voorgaande vijf jaar. De stijging van de totale woonlasten ligt met gemiddeld 5,3 procent in de laatste 12 maanden ook boven het gemiddelde niveau van de inflatie. Dit wordt vooral veroorzaakt door een prijsstijging van gas en elektriciteit met 17,5 procent. Bij een aantal artikelgroepen liggen de prijsontwikkelingen duidelijk beneden het gemiddelde inflatieniveau. De prijzen van communicatie, met name van telefonie zijn in het laatste jaar zelfs gedaald. Kleding en schoeisel zijn minder dan één procent duurder dan een jaar geleden. De ontwikkelingen van de tarieven van consumptiegebonden belastingen en de prijs van overheidsdiensten zijn relatief bescheiden (1,9 procent). Ook de prijsstijging voor de artikelgroep vervoer (3,4 procent in het laatste jaar) is lager dan de gemiddelde inflatie. De prijs van autobrandstoffen ligt in maart nog slechts 1,5 procent boven de prijs van een jaar terug.

Stijging inflatie door voedingsmiddelen
De inflatie is tussen februari en maart met 0,1 procentpunt toegenomen van 4,5 naar 4,6 procent. De toename van de inflatie tussen februari en maart is vrijwel geheel toe te schrijven aan de prijsontwikkeling van voedingsmiddelen, met name van vlees en verse groente. De toename van de inflatie werd deze maand geremd door een prijsdaling van autobrandstoffen.

Prijzen stijgen met 1,0 procent ten opzichte van februari Tussen februari en maart 2001 zijn de consumentenprijzen gemiddeld 1,0 procent gestegen. De grootste prijsstijging werd gemeten bij kleding en schoeisel; dat is gebruikelijk voor de tijd van het jaar. Voedingsmiddelen werden deze maand gemiddeld 2,0 procent duurder. Vooral groente, fruit, vlees en vis gingen in prijs omhoog. Het CBS tekent hierbij aan dat de meeste prijswaarnemingen in het midden van de maand plaatsvinden, dus in dit geval voordat mond- en klauwzeer in Nederland werd vastgesteld. Autobrandstoffen gingen deze maand in prijs omlaag. Vooral dieselolie werd goedkoper als gevolg van een accijnsverlaging, maar ook benzine en autogas waren minder duur dan vorige maand.

Nederlandse inflatie hoogste in Europa
Het CBS stelt niet alleen de nationale consumentenprijsindex samen, maar ook de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex voor Nederland. Deze index maakt deel uit van het inflatiecijfer van de Eurozone dat een officieel richtsnoer vormt voor het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank. In maart 2001 is de inflatie in Nederland volgens de geharmoniseerde index ongewijzigd gebleven op 4,9 procent. De uitkomsten over maart voor de Eurozone en voor alle landen van de Europese Unie zullen op 19 april door Eurostat worden gepubliceerd. In februari had Nederland binnen de Europese Unie het hoogste inflatiecijfer, samen met Portugal. De Nederlandse inflatie lag ruim boven het gemiddelde in de Eurozone dat in februari 2,6 procent bedroeg.

Afgeleide consumentenprijsindex
De afgeleide index voor werknemersgezinnen met een laag inkomen lag in maart gemiddeld 3,6 procent hoger dan in maart 2000. Vorige maand was dit cijfer nog 3,5 procent. Deze index wordt vaak gebruikt voor het aanpassen van overheidstarieven, CAO's en andere contracten.

Technische toelichting
De uitkomsten van de consumentenprijsindex (CPI) over 2001 zijn nog voorlopig. Enkele onderdelen van de CPI kunnen nog worden herzien, in het bijzonder gegevens over gemeentelijke en andere lokale heffingen, welke in veel gemeenten nog niet definitief zijn vastgesteld en die samenhangen met de hertaxatie van woningen in het kader van de WOZ. De inflatie in Nederland wordt gemeten als de stijging van de consumentenprijsindex ten opzichte van de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar. De consumentenprijsindex geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten, zoals dit in 1995 gemiddeld werd aangeschaft door huishoudens in Nederland. De gemiddelde prijsverandering heeft betrekking op het consumptiepakket van alle huishoudens. De geharmoniseerde indices dienen speciaal voor het vergelijken van de inflatie tussen de lidstaten van de Europese Unie. Zie hiervoor ook de persmededeling 'Geharmoniseerde Index van Consumentenprijzen' van 7 maart 1997. De consumentenprijsindex voor de monetaire unie (EURO-12, CPIMU) geeft de gemiddelde prijsontwikkeling weer in de landen die deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie, ofwel de Eurozone. Tot december 2000 waren dat 11 lidstaten. Vanaf januari 2001 heeft de CPIMU betrekking op de Eurozone inclusief het nieuw toegetreden Griekenland. De EU-15 geeft de gemiddelde prijsontwikkeling weer van de 15 lidstaten van de Europese Unie. Het belangrijkste verschil tussen de geharmoniseerde index en de nationale consumentenprijsindex betreft de consumptiepakketten waarop zij betrekking hebben. Wonen in een eigen huis (huurwaarde), consumptiegebonden belastingen (onroerendezaakbelasting, motorrijtuigenbelasting e.d.) en contributies aan sportverenigingen, maatschappelijke organisaties e.d. worden bijvoorbeeld wel meegenomen in de nationale index, maar niet in de geharmoniseerde. Anderzijds is bij de geharmoniseerde index een groter deel van de kosten van de gezondheidszorg inbegrepen dan in de nationale index. Een ander verschil tussen beide indices is dat in de nationale index de prijsstijgingen van de particuliere consumptie van Nederlanders in het buitenland wordt meegenomen. Daarentegen weegt in de geharmoniseerde index de particuliere consumptie van buitenlanders in Nederland mee. De dekking van de geharmoniseerde index is zowel per januari 2000 als per januari 2001 uitgebreid. Deze uitbreidingen zijn toegelicht in de persberichten van 11 februari 2000 en van 9 februari 2001. De uitbreiding van de dekking heeft in maart 2001 geleid tot een iets lagere uitkomst. Volgens de in 2000 gehanteerde methode voor de geharmoniseerde index zou de inflatie in maart 0,1 procentpunt hoger zijn uitkomen op 5,0 procent.

In de afgeleide consumentenprijsindices van het CBS is het effect van veranderingen in de tarieven van de productgebonden belastingen en subsidies en van de consumptiegebonden belastingen uit de prijsontwikkeling geëlimineerd. De consumentenprijsindex voor werknemersgezinnen met een laag inkomen is gebaseerd op het pakket goederen en diensten dat in 1995 werd aangeschaft door werknemersgezinnen met een bruto gezinsinkomen beneden de mediaan van de inkomensverdeling van de werknemersgezinnen. De afgeleide reeks voor werknemersgezinnen met een laag inkomen wordt op dit moment vaak gebruikt voor het aanpassen van overheidstarieven, CAO's en andere contracten.