Ministerie van Financiën
http://www.minfin.nl
MIN FIN: Artikel AM, Tweede lid invoeringswet
PERSBERICHTNR. 01/103 Den Haag 6 april 2001
ANTWOORDEN VAN DE STAATSSECRETARIS OP VRAGEN VAN HET LID DE VRIES VAN
DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL OVER ARTIKEL AM, TWEEDE LID
INVOERINGSWET
VRAGEN
1.
Heeft u kennisgenomen van het artikel van dr. H.M. Kappelle getiteld
.Artikel AM, zesde lid Invoeringswet Wet IB 2001, een medicijn met
bijwerken.?.
2.
Is het waar dat op grond van een letterlijke interpretatie van de
tekst van artikel AM, tweede lid Invoeringswet een verhoging van het
verzekerde kapitaal van een op 14 september 1999 bestaande
kapitaalverzekering, waarbij de looptijd niet wordt verlengd, niet
leidt tot verlies van het overgangsregime?
3.
Is het waar dat het zesde lid van artikel AM Invoeringswet afdoende
werkt in situaties waarin sprake is van kapitaalverzekeringen die zijn
afgesloten tussen 14 september 1999 en 1 januari 2001 en/of de
situatie waarin een belastingplichtige zijn vrijstelling reeds heeft
verbruikt, maar een kennelijk onbedoeld effect heeft in de situatie
waarin sprake is van een voor 14 september 1999 afgesloten
kapitaalverzekering waarbij de belastingplichtige zijn vrijstellingen
nog niet heeft verbruikt?
4.
Waaruit blijkt dat de werking van het zesde lid wordt beperkt in de
door de u aangegeven zin? Is dit conform uw bedoeling?
5.
Is de constatering van de schrijver juist dat de tekst van artikel AM
Invoeringswet niet voldoet aan de door u meerdere malen uitgesproken
intentie om in Box III alleen het rendement te belasten voor zover dit
is gegenereerd na 1 januari 2001 ( zie bijvoorbeeld Eerste
Kamer 1999-2000, 26 727 en 26 728, nr. 202c, blz.65, en Tweede Kamer
2000-2001, 27 466, nr. 6, blz.68 )?
6.
Vanaf welk bedrag is een kapitaalverzekering met een waarde in het
economische verkeer op 31 december 2000 van f 300 000 belast in Box
III vanaf 1 januari 2001?
. Fiscaal recht van 21 december jl.
. Inde Nota naar aanleiding van het verslag van de Veegwet (EK, 27466,
nr. 132b) heeft de staatssecretaris gezegd dat arikel AM, zesde lid
geen betekenis zou hebben voor kapitaalverzekeringen die op 31
december jl. al een waarde in het economische verkeer hebben van meer
dan f 272 000. In dergelijke gevallen zou volgens de staatssecretaris
worden afgerekend op basis van de hoofdregel zoals opgenomen in
artikel AM, derde lid, onderdeel b.
Antwoorden
1. Ja.
2. Ik ga er vanuit dat de vraag niet ziet op onderdeel AM, tweede lid
van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001, maar op onderdeel
AN, tweede lid. Op grond van voornoemd onderdeel AN, eerste lid,
behoren de rechten op kapitaalsuitkeringen uit op 14 september 1999
bestaande levensverzekeringen niet tot de grondslag van box III tot
een gezamenlijk bedrag van . 123.428 (. 272.000). Daarbij geldt als
voorwaarde dat het verzekerd kapitaal sinds die datum niet is verhoogd
en dat de looptijd van de polis sinds die datum niet is verlengd. Deze
voorwaarden zijn in het tweede lid opgenomen. Volgens de schrijver van
het artikel zijn voornoemde cumulatieve voorwaarden inderdaad mijn
bedoeling, maar dient het woord 'en' vervangen te worden door
'alsmede'. Volgens de schrijver zou de huidige redactie van het tweede
lid betekenen, dat ingeval het verzekerd kapitaal verhoogd wordt
waarbij de looptijd van de verzekering niet wijzigt toch de
vrijstelling van het eerste lid van toepassing is. Dit kan naar mijn
mening niet uit de tekst van het tweede lid gelezen worden. Het tweede
lid kan slechts inhouden, conform Aanwijzing nr. 101 van de
Aanwijzingen voor de Regelgeving, dat het eerste lid slechts van
toepassing is indien aan beide voorwaarden voldaan wordt.
3 en 4. Het standpunt van de schrijver in het desbetreffende artikel
is in de literatuur reeds weersproken. Ik verwijs hiertoe naar een
artikel van Van Osch in het Weekblad voor fiscaal recht nr. 2001/6425
van 15 maart jongstleden. Ik ben van mening dat de wettekst een ruimte
voor een andersluidende interpretatie niet heeft, zeker niet als de
ook door Kappelle als zodanig omschreven eenduidige toelichting
daarbij wordt betrokken. Dit laat echter onverlet dat ik signalen uit
de praktijk over dergelijke aspecten van de wetgeving ter harte
neem.
5 en 6.
Volgens Kappelle kan er sprake zijn van een dubbele heffing in box I
en box III indien een op 14 september 1999 bestaande
kapitaalverzekering (die niet gekoppeld is aan de eigen de woning)
ultimo 2000 een waarde heeft die hoger is dan de door onderdeel AN van
de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 genoemde vrijstelling van
. 272.000. Op deze problematiek ben ik tijdens de parlementaire
behandeling in de Eerste en Tweede Kamer uitgebreid ingegaan. Indien
de waarde in het economisch verkeer van de lopende kapitaalverzekering
op 31 december 2000 hoger is dan . 272.000 wordt op grond van
onderdeel AM, derde lid, onderdeel b, getoetst op basis van de waarde
van de polis op 31 december 2000. Er wordt dus uitsluitend gekeken
naar de onder het regime van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
opgebouwde rentecomponent. Vervolgens wordt de polis voor de waarde
per 1 januari 2001 naar de heffing van box III overgeheveld. In het
voorbeeld van vraag 6 is deze waarde dus . 300.000. Dit betekent dat
slechts de waardeontwikkeling van de polis vanaf 1 januari 2001 in box
III belast wordt. Er kan dus geen sprake zijn van een dubbele heffing
in box 1 en box III. Het misverstand ontstaat naar mijn mening omdat
de waarde in het economisch verkeer op 31 december 2000 van de
kapitaalsverzekering voor de belastingheffing in box III als grondslag
voor de heffing dient en voor de werking van onderdeel AM slechts
gebruikt wordt om de op grond van de Wet inkomstenbelasting 1964
belastbare rentecomponent te berekenen.
Woordvoerder drs. P.A.W. Lamers
Telrn 070-3428403
06 apr 01 12:08