Titel: Vragen van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, De
de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR DEN HAAG
Datum
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
9 april 2001
26-02-2001; 2000107200
WV 2001-00133 U
Onderwerp
Vragen van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, De Boer, over de Regulerende Energie Belasting
Naar aanleiding van uw bovenvermelde brief doe ik u hierbij, mede namens de Minister van Economische Zaken, een nota toekomen ter beantwoording van de door het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, De Boer, gestelde vragen over de Regulerende Energie Belasting.
De staatssecretaris van Financiën,
Kamervraag De Boer (2000107200)
Vragen van het lid De Boer (PvdA) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister van Economische Zaken over de Regulerende Energie Belasting. (Ingezonden 23 februari 2001)
1
Bent u op de hoogte van de berichtgeving in de media omtrent een
meningsverschil tussen Essent en een aantal windmolenexploitanten in
de Noordoostpolder, waarbij kort samengevat Essent van mening zou zijn
dat heeft om de REB voor zichzelf te houden, en tevens het recht heeft
om zelfstandig te bepalen of, en hoeveel, REB naar de Belastingdienst
c.q. de windmolenexploitanten gaat? 1)
2
Is het waar dat energiedistributiebedrijven deze REB niet zelf mogen
houden, maar wel mogen kiezen of deze doorsluis wordt overgemaakt aan
de Belastingdienst of aan de windmolenexploitanten? Deelt u de mening
dat het energiedistributiebedrijf hiermee een machtsmiddel in handen
heeft ten opzichte van windmolenexploitanten, dat gebruikt kan worden
bij onderhandelingen over overeenkomsten ed.
3
Is het waar dat de met windenergie opgewekte stroom slechts één
netwerkbedrijf kan worden geleverd, dat daarmee een machtspositie
inneemt ten opzichte van de windmolenexploitant?
4
Deelt u de mening dat, gezien het feit dat de netbeheerders
dochterondernemingen zijn van de energiedistributiebedrijven, en de
betrokken medewerkers elkaar jarenlang kennen, van onafhankelijk
netbeheer geen sprake kan zijn?
5
Deelt u de mening dat voor alle betrokkenen duidelijk zou moeten zijn
op welk bedrag aan doorgesluisde REB per kWh stroom zij recht hebben,
en dat dit voor iedereen éénduidig geregeld zou moeten zijn?
6
Deelt u de mening dat hiervoor de Wet Belastingen op Milieugrondslag
aangepast zou moeten worden? Bent u bereid de Wet Belastingen op
Milieugrondslag op deze wijze aan te passen?
REB = Regulerende Energie Belasting
1. Dagblad Flevoland, 8 januari 2001
1.
Ja.
2.
De afdrachtsvermindering in de REB voor elektriciteit die is opgewekt
door middel van windenergie, zonne-energie, kleinschalige waterkracht
of installaties waarin biomassa wordt verwerkt, is opgenomen in
artikel 36o van de Wet belastingen op milieugrondslag. Dat artikel
bepaalt dat op de regulerende energiebelasting die door de
belastingplichtige - veelal het energiedistributiebedrijf - aan de
fiscus is verschuldigd ter zake van de levering van elektriciteit, een
vermindering wordt toegepast voor zover daarin elektriciteit is
begrepen die afkomstig is uit vorengenoemde duurzame energiebronnen.
Artikel 36o bepaalt tevens dat de afdrachtvermindering slechts mag
worden toegepast indien kan worden aangetoond dat het volledige bedrag
van de vermindering is doorgegeven aan de producent van de op duurzame
wijze opgewekte elektriciteit. Het energiedistributiebedrijf dient
hiertoe te beschikken over een verklaring van de producent dat deze
het bedrag van de vermindering heeft ontvangen. Zoals is geantwoord op
eerdere vragen van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
M.B. Vos, legt artikel 36o de energiedistributiebedrijven geen formele
verplichting op om minder regulerende energiebelasting aan de fiscus
af te dragen, maar indien zij daartoe overgaan, zijn zij verplicht de
gehele vermindering door te geven aan de producent. Uiteraard is het
wel de bedoeling - en in de praktijk is dat ook zo - dat zoveel
mogelijk van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt (Kamerstukken II
1995/96, Aanhangsel van de Handelingen, blz. 2279 en 2280). Zoals
hiervoor reeds is opgemerkt zal het energiedistributiebedrijf indien
zij een beroep doet op artikel 36o gehouden zijn het volledige bedrag
van de vermindering door te geven aan de producent. Zij heeft niet het
recht zelfstandig te bepalen welk gedeelte van de
afdrachtsvermindering naar de fiscus respectievelijk naar de producent
gaat. Met betrekking tot de vraag of het energiedistributiebedrijf een
machtsmiddel in handen heeft ten opzichte van de
windmolenexploitanten, ben ik van mening dat beide partijen elkaar
nodig hebben. Het energiebedrijf is als belastingplichtige degene die
een vermindering op de af te dragen REB kan toepassen. Dat is inherent
aan de keuze voor vormgeving van de faciliteit in de REB.
3.
Nee. De met windenergie opgewekte stroom kan aan meerdere netbedrijven
worden geleverd. Het zal voor een windmolenexploitant echter
economisch niet rendabel zijn om meerdere aansluitingen tegelijk te
hebben, aangezien per aansluiting kosten in rekening worden gebracht
door de netbeheerder. Voor een windmolenexploitant zal het veelal ook
niet aantrekkelijk zijn om een verzoek in te dienen tot aansluiting
bij een andere netbeheerder dan de "eigen" netbeheerder. Immers, de
lengte van de aansluiting is mede bepalend voor de aansluitkosten.
Voor aangeslotenen in het grensgebied van twee gebieden kan het echter
juist wel zinvol zijn. Wat betreft de positie die de
windmolenexploitant heeft ten opzichte van de netbeheerder bij wie hij
de aansluiting aanvraagt, verwijs ik u naar de brief van de Minister
van Economische Zaken van 16 maart jl., die u als bijlage bij deze
antwoorden aantreft.
4.
Nee, ik deel deze mening niet. Zoals in de brief van de Minister van
Economische Zaken van 16 maart jl. is aangegeven, zijn in de
Elektriciteitswet 1998 strikte eisen gesteld aan de onafhankelijkheid
van het netbeheer. Deze eisen vormen de hoeksteen van het
liberaliseringsproces van de elektriciteitssector. Deze eisen worden
naar aanleiding van het plenaire debat met de Tweede kamer der
Staten-Generaal van 3 april jl. inzake de privatisering van
energiebedrijven nog verder aangescherpt. Daarnaast zal de Dienst
uitvoering en toezicht Energie (Dte) in de komende jaren via
periodieke audits structureel aandacht blijven besteden aan de
onafhankelijke positionering van netwerkbedrijven.
5.
Bij toepassing van artikel 36o is aan alle betrokkenen duidelijk op
welk bedrag aan doorgesluisde REB per kWh stroom zij recht hebben.
Ingevolge artikel 36o, tweede lid, van de Wet belasting op
milieugrondslag is de vermindering van de verschuldigde belasting
gelijk aan het aantal geleverde kWh vermenigvuldigd met f. 0,0427. Het
aan de producent doorgegeven bedrag is hieraan gelijk.
6.
Ik ben van mening dat de Wet belastingen op milieugrondslag voldoende
waarborgen biedt om het bedrag van de vermindering ingevolge artikel
36o bij de producent terecht te laten komen. De wet is immers
duidelijk omtrent de omvang en de methodiek van de terugsluis.
Bovendien biedt het feit dat de vermindering slechts kan worden
toegepast indien de belastingplichtige beschikt over een verklaring
van de producent dat het bedrag aan hem is doorgegeven, voldoende
waarborg dat het bedrag ook daadwerkelijk aan hem is doorgegeven.
Uiteraard is het mogelijk dat de faciliteit van artikel 36o een rol
speelt in de gebruikelijke contractonderhandelingen tussen
energiedistributiebedrijf en producent, met als mogelijk gevolg dat
een andere prijsstelling tot stand komt dan zonder de faciliteit van
36o het geval zou zijn geweest. De in een contract tussen
energiedistributiebedrijf en producent afgesproken prijs voor de
levering van op duurzame wijze opgewekte elektriciteit is evenwel een
zaak tussen marktpartijen en valt buiten het kader van de Wet
belastingen op milieugrondslag. Overigens zal de door u veronderstelde
problematiek worden bezien bij de vormgeving van de verdergaande
liberalisatie van de duurzame energiemarkt. Zoals is aangekondigd in
het Belastingplan 2001 zullen de aard en de omvang van de
stimuleringsmaatregelen voor duurzame energie in de REB nader worden
onderzocht. In dat kader zal ook artikel 36o aan de orde komen.