Advies Registratiekamer over Kliq-wet
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de
Registratiekamer november 2000 gevraagd te adviseren over het
wetsvoorstel verzelfstandiging reïntegratiediensten
Arbeidsvoorzieningsorganisatie (de zogenaamde Kliq-wet). De minister
heeft haar verzocht daarbij ook in te gaan op een memo waarin de
praktische problemen met en mogelijke oplossingen voor de
gegevensoverdracht van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie naar NV Kliq
worden beschreven. De minister heeft in februari 2001 tevens de
Registratiekamer gevraagd te adviseren over de Nota van Wijziging van
deze wet. De kern van beide adviezen is als volgt:
· Voor de in het memo voorgestelde verstrekking van het gehele PGI-bestand (computersysteem van arbeidsvoorziening) van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan NV Kliq biedt de Kliq-wet geen grondslag. Indien het gehele bestand zou worden overgedragen wordt niet voldaan aan het in de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) neergelegde vereiste dat persoonsgegevens in overeenstemming met de wet en op een behoorlijke een zorgvuldige wijze worden verwerkt. · De Registratiekamer is van oordeel dat het wettelijk voorschrift, dat door middel van de Nota van Wijziging is aangebracht in artikel 8 van de Kliq-wet, niet voldoet aan artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
Wetsvoorstel en memo
In het memo wordt een overzicht gegeven van de manieren waarop de
gegevensoverdracht praktisch gezien kan plaatsvinden. In het memo
wordt de voorkeur gegeven aan het scenario waarbij het complete
PGI-bestand eenmalig wordt gekopieerd en overgedragen, zonder deze op
maat te maken voor NV Kliq. De Registratiekamer is van oordeel dat het
voorgestelde scenario niet leidt tot de noodzakelijke bescherming van
persoonsgegevens. In het algemeen geldt dat persoonsgegevens in
overeenstemming met de wet en op een behoor-lijke en zorgvuldige wijze
verwerkt moeten worden. Het beschikbaar stellen van een integrale
kopie van het PGI-bestand getuigt niet van de vereiste zorgvuldigheid.
Ook met het wetsontwerp zelf komt deze handelswijze in strijd. Artikel
8 brengt de nodige beperkingen aan bij de gegevensverwerking en biedt
kort gezegd geen grondslag voor de verstrekking van het gehele
PGI-bestand aan NV Kliq.
Daarbij is de Registratiekamer van oordeel dat het vereiste van
zorgvuldigheid in dit geval ook met zich meebrengt dat de betrokkene
wordt geïnformeerd over de overdracht van persoonsgegevens.
Nota van Wijziging
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft vervolgens
de Registratiekamer gevraagd te adviseren over de Nota van Wijziging
van de Kliq-wet: een aanpassing van artikel 8 en de bijbehorende
toelichting.
Nieuw is de in artikel 8 aangebrachte wettelijke grondslag voor het
verstrekken van persoonsgegevens van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
aan NV Kliq. In het artikel wordt geregeld dat alle gegevens die
noodzakelijk zijn voor een goede overgang van de reïntegratiediensten
van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan NV Kliq verstrekt worden.
Dit zou kunnen betekenen dat NV Kliq de beschikking krijgt over meer
gegevens dan de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van
de werkzaamheden van NV Kliq. Als reden wordt genoemd dat een snel en
doelmatig proces van verzelfstandiging mogelijk niet toelaat dat voor
het moment van verzelfstandiging al de niet benodigde gegevens uit de
voor NV Kliq bestemde databestanden verwijderd worden.
De voorgestelde grootschalige uitwisseling van persoonsgegevens
(waaronder bijzondere gegevens) kan als een inbreuk worden aangemerkt
op de persoonlijke levenssfeer. Een wettelijk voorschrift dat inbreuk
maakt op de persoonlijke levenssfeer dient te voldoen aan de criteria
die artikel 8 van het EVRM stelt. In het licht hiervan kan een snel en
doelmatige proces van verzelfstandiging van NV Kliq niet aangemerkt
worden als een pressing social need. Evenmin is aangetoond dat het
belang van de gegevensverstrekking de inbreuk op de privacy
rechtvaardigt. Verder blijkt niet of onderzocht is of het nagestreefde
doel niet op een voor de betrokkenen minder ingrijpende wijze kan
worden bereikt. (19 december 2000, z2000-1299, en 8 maart 2001,
z2000-1299)
Brief
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de heer W.A.F.G. Vermeend
Postbus 90801
2509 LV DEN HAAG
..'s-Gravenhage, 8 maart 2001
. Ons kenmerk z2000-1299
. Onderwerp advies m.b.t. Nota van Wijziging Kliq-wet
Geachte heer Vermeend,
Bij e-mail van 13 februari jl. heeft het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid de Registratiekamer gevraagd te adviseren omtrent
de Nota van Wijziging aangaande het wetsvoorstel verzelfstandiging
reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie (zogenaamde
Kliq-wet). De Registratiekamer voldoet hierbij aan dit verzoek.
Kader
De Registratiekamer richt zich -overeenkomstig haar wettelijke taak-
op de gevolgen van deze Nota van Wijziging voor de bescherming van
persoonsgegevens. Vanuit deze invalshoek bezien dient de beoogde
wijziging te voldoen aan artikel 8 van het Europese Verdrag van de
Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), alsmede aan
de Europese Richtlijn 95/46/EG. De verwerking van persoonsgegevens in
het kader van de uitvoering van het wetsvoorstel verzelfstandiging
reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie wordt integraal
door deze richtlijn bestreken.
Nota van Wijziging
In haar advies van 19 december 2000 betreffend bovengenoemd
wetsvoorstel heeft de Registratiekamer zich geconcentreerd op de
gegevensbepalingen, in het bijzonder op artikel 8, en op het
bijgevoegde memo (nr A&O/PGV/2000/78896) waarin de praktische
problemen en de mogelijke oplossingen worden beschreven met betrekking
tot het beschikbaar stellen van gegevens van de
Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan het reïntegratiebedrijf Kliq. De nu
voorgelegde Nota van Wijziging betreft een aanpassing van artikel 8 en
de bijbehorende toelichting.
Nieuw is de in het eerste lid van artikel 8 aangebrachte wettelijke
grondslag voor de verstrekking van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
aan de naamloze vennootschap. In het artikel wordt gesteld dat: De
arbeidsvoorziening verstrekt aan de naamloze vennootschap de gegevens
van werkzoekenden en vacatures die geregistreerd zijn met toepassing
van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, die noodzakelijk zijn voor een
goede overgang van de uitvoering van reïntegratiediensten van de
Arbeidsvoorzieningsorganisatie naar de naamloze vennootschap als
bedoeld in deze wet. In de toelichting bij het artikel wordt nader
ingegaan op dit noodzakelijkheidsvereiste. De kern van dit betoog is
dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor een goede overgang van de
reïntegratiediensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de
naamloze vennootschap verstrekt worden. Volgens de toelichting kan dit
betekenen dat de naamloze vennootschap bij de start de beschikking
krijgt over meer gegevens dan de gegevens die noodzakelijk zijn voor
de uitvoering van de bij deze wet naar de naamloze vennootschap
overgehevelde werkzaamheden. Gesteld wordt dat een snel en doelmatig
proces van verzelfstandiging mogelijk niet toelaat dat voor het moment
van verzelfstandiging al de niet benodigde gegevens uit de voor de
naamloze vennootschap bestemde databestanden verwijderd worden.
Oordeel van de Registratiekamer
In artikel 8, eerste lid, is niet alleen neergelegd dat de naamloze
vennootschap de gegevens verstrekt krijgt die noodzakelijk zijn voor
een goede uitvoering van reïntegratiediensten, maar ook dat zij
gegevens mag ontvangen die niet noodzakelijk zijn voor die zelfde
uitvoering. De rechtvaardiging voor de overdracht van deze laatste
groep (persoons)gegevens wordt gevonden in het belang van een snelle
en doelmatige overdracht om een belemmering te voorkomen voor de start
van de naamloze vennootschap. Een goede startpositie zou tevens in het
belang zijn voor de voortgang van de reïntegratiedienstverlening.
Een wettelijk voorschrift dat inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer dient te voldoen aan de criteria die artikel 8 van het EVRM stelt. Zo zal het voorschrift voldoende nauwkeurig moeten zijn en adequate en effectieve waarborgen moeten bevatten tegen ongeoorloofde inbreuken. Dit betekent onder meer dat de beperking moet worden gerechtvaardigd door een pressing social need en in overeenstemming moet zijn met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het proportionaliteitsvereiste houdt in dat naarmate de inbreuk op de privacy groter is, het belang van de gegevensverstrekking concreter zal moeten worden aangetoond. Het subsidiariteitsvereiste houdt in dat ook in concreto duidelijk moet zijn dat andere, minder in de persoonlijke levenssfeer van de burger ingrijpende maatregelen redelijkerwijs niet mogelijk of onvoldoende doeltreffend zijn. Deze vereisten moeten in onderlinge samenhang gelezen worden.
De Registratiekamer neemt in aanmerking, dat de voorgestelde
grootschalige uitwisseling van persoonsgegevens (waaronder bijzondere
gegevens) als een inbreuk kan worden aangemerkt op de persoonlijke
levenssfeer. Zoals voorgaand is gesteld dient het betreffende
wettelijk voorschrift dan te voldoen aan de criteria die artikel 8
EVRM stelt. In het licht hiervan kan een snel en doelmatige proces van
verzelfstandiging van de naamloze vennootschap niet aangemerkt worden
als een pressing social need. Evenmin is voldaan aan de vereisten van
proportionaliteit en subsidiariteit. Onvoldoende is immers aangetoond
dat het belang van de gegevensverstrekking de inbreuk op de privacy
rechtvaardigt. Voorts blijkt nergens uit of onderzocht is of het
nagestreefde doel niet op een voor de betrokkenen minder ingrijpende
wijze kan worden bereikt. De Registratiekamer is dan ook van oordeel
dat het in artikel 8, eerste lid, neergelegde wettelijk voorschrift
niet voldoet aan de criteria van de uitzonderingen op de
rechtsbescherming van artikel 8 EVRM.
Voor wat betreft het vierde lid van artikel 8 wil de Registratiekamer
verwijzen naar de in haar advies van 19 december 2000 gemaakte
opmerking. De overige leden van artikel 8 geven de Registratiekamer
geen aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen.
Tenslotte wil de Registratiekamer nog het volgende opmerken. In haar advies van 19 december 2000 heeft de Registratiekamer aangegeven dat zij van oordeel is dat het vereiste van zorgvuldigheid met zich meebrengt dat de betrokkenen op enigerlei wijze worden geïnformeerd omtrent de overdracht en de daarbij gepaard gaande verstrekking van persoonsgegevens. Tevens heeft zij gewezen op de mededingingsaspecten van het wetsvoorstel. In de toelichting bij artikel 8 is over beide punten niets terug te vinden. De Registratiekamer dringt er bij de Minister op aan voorzieningen te treffen ten aanzien van beide punten.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Een afschrift van de brief zal worden verstuurd aan de Nederlandse
Mededingings Autoriteit.
Hoogachtend,
mr. U. van de Pol
plv. voorzitter
De volledige brief staat onder de samenvatting