Ministerie van Financiën


http://www.minfin.nl

MIN FIN: Kinderkorting bij overlijden

PERSBERICHTNR. 01/112 Den Haag 12 april 2001 VRAGEN AAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN VAN HET LID VAN DE

TWEEDE
KAMER DER STATEN-GENERAAL KUIPER OVER KINDERKORTING BIJ OVERLIJDEN

VRAGEN


1.
Moet iemand, om als fiscaal partner te worden aangemerkt, gedurende een periode van meer dan zes
maanden een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en op hetzelfde adres staan ingeschreven?


2.
Is het waar dat, om in aanmerking te komen voor de kinderkorting, o.a. de eis wordt gesteld dat het kind gedurende meer dan zes maanden op hetzelfde adres woont als de ouders?


3.
Is de consequentie van bovenstaande criteria dat in het geval van overlijden van een (fiscaal) partner of kind binnen een termijn van de bedoelde zes maanden, formeel niet wordt voldaan aan de eis van zes maanden, ten gevolge waarvan de Belastingdienst de conclusie trekt dat ten onrechte een korting is toegepast?


4.
Is in dit soort gevallen de Belastingdienst formeel verplicht om tot een terugvordering over te gaan van de reeds uitgekeerde kortingen?


5.
Heeft het terugvorderen, indien niet kan worden voldaan aan het criterium van de zes maanden in het geval van overlijden van een (fiscaal) partner of kind, voor de achtergebleven partner of ouders niet een ongewenste hardheid in zich?


6.
Bent u bereid om, in het geval door overlijden niet wordt voldaan aan het zes maanden criterium, maatregelen te nemen om de terugvordering achterwege te laten?
ANTWOORDEN


1 tot en met 3.
Ja. Vanaf 2001 betaalt de Belastingdienst de (aanvullende) kinderkorting, de combinatiekorting, de (aanvullende) alleenstaande ouderkorting en in bepaalde gevallen de algemene heffingskorting uit door middel van een voorlopige teruggaaf (VT). Eén van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze kortingen is dat het kind of de partner meer dan zes maanden tot het huishouden behoort. Bijvoorbeeld bij overlijden vóór 1 juli van een kalenderjaar wordt niet aan deze eis voldaan en moet de voorlopige teruggaaf worden stopgezet. Het reeds uitbetaalde bedrag aan voorlopige teruggaaf wordt bij de definitieve aanslag weer ingevorderd of verrekend.

4.
De belastingplichtige die niet voldoet aan de referentieperiode van zes maanden heeft geen recht op kortingen die door middel van een VT worden/zijn uitbetaald. Dit blijkt veelal na afloop van het jaar na het indienen van de aangifte. In die gevallen zal een verplichte aanslag worden opgelegd.

5 en 6.
Met u acht ik het wenselijk dat een uitbetaalde voorlopige teruggaaf in geval van overlijden niet wordt teruggevorderd. Ik ben daarom voornemens om een voor-stel tot wijziging van de wet IB 2001 te doen, in die zin dat in de van toepassing zijnde artikelen inzake heffingskortingen wordt opgenomen dat de zes-maands-termijn niet van toepassing is in geval van overlijden.
Vooruitlopend op deze wetswijziging zal ik dit in een goedkeurend Besluit aan de Belastingdienst bekend maken.

Woordvoerder drs. P.A.W. Lamers
Telnr 070-3428403

12 apr 01 15:47