Ministerie van Financien

Titel: Terbeschikkingstellingsregeling. Vooroverleg



Terbeschikkingstellingsregeling. Vooroverleg
gebruikelijkheidscriterium

Directie Rechtstoepassingsbeleid Belastingdienst

Besluit van 13 april 2001, nr. RTB2001/1378M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

In de artikelen 3.91 en 3.92 van de Wet IB 2001 zijn de zogenoemde terbeschikkingstellingsregelingen opgenomen. Deze regelingen gelden voor terbeschikkingstellingen van vermogensbestanddelen door een belastingplichtige aan de onderneming of overige werkzaamheden van een verbonden persoon respectievelijk een vennootschap waarin de belastingplichtige of een verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft. Voor de toepassing van deze regelingen worden op grond van het tweede lid, onderdeel b, van deze artikelen als met de belastingplichtige verbonden personen aangemerkt: de partner (waaronder degene die op grond van de in deze artikelen opgenomen criteria als partner wordt aangemerkt) en de minderjarige kinderen van de belastingplichtige en/of de partner. In het derde lid van deze artikelen is bij wijze van uitzondering op de hiervóór omschreven hoofdregel bepaald dat de terbeschikkingstellingsregelingen eveneens van toepassing zijn op terbeschikkingstellingen aan bloed- en aanverwanten in de rechte lijn die niet behoren tot de hiervóór genoemde groep van verbonden personen indien sprake is van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Met dit laatste criterium is, zoals ook in de memorie van toelichting is verwoord, een dubbele invalshoek beoogd. Niet alleen is sprake van ongebruikelijkheid in de zin van de terbeschikkingstellingsregelingen als de rechtsverhouding als zodanig ongebruikelijk is, ook kan sprake zijn van ongebruikelijkheid indien de rechtsverhouding als zodanig wel gebruikelijk is, maar niet gebruikelijk is tussen deze partijen.

Voor de praktijk zal niet in alle gevallen duidelijk zijn of sprake is van ongebruikelijkheid in de zin van de
terbeschikkingstellingsregelingen. Op afzienbare termijn zal in een nader besluit worden ingegaan op de inhoud van het begrip in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Zoals ook tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 is opgemerkt (Handelingen II 2000/2001, blz. 26-2145), acht ik het in afwachting van dat besluit wenselijk dat bij eventueel vooroverleg over deze materie zeer terughoudend wordt omgegaan met het innemen van het standpunt dat sprake is van fiscale grensverkenning. Mede ter bevordering van de eenheid van beleid op dit gebied kan de Belastingdienst vragen op het terrein van het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden voorleggen aan de kennisgroep Resultaat uit overige werkzaamheden.