Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

http://www.minlnv.nl

MIN LNV: deel 2 Regeling compartimentering Nederland MKZ

Paragraaf 6: Diervoeders

Artikel 6.1

1. Het is verboden voeders, waaronder begrepen ruwvoer, voor vee of pluimvee te vervoeren.

2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het vervoer van voeders, niet zijnde voeders die afkomstig zijn van een plaats waar evenhoevigen worden gehouden, indien dit vervoer binnen de afzonderlijke gebieden geschiedt naar een of meer detailhandelaren of een of meer bedrijven waar vee of pluimvee wordt gehouden, mits voldaan wordt aan het vierde lid.

3. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het vervoer van voeders, niet zijnde ruwvoer dat afkomstig is van een plaats waar evenhoevigen worden gehouden, tussen de gebieden mits het vervoer rechtstreeks plaatsvindt vanaf een bedrijf uit een gebied naar een ander gebied en de aflevering van voeders uitsluitend geschiedt binnen laatstgenoemd gebied en voldaan wordt aan het vierde lid.
4. De vervoerder van voeders is verplicht: a. ervoor zorg te dragen dat na ieder bezoek aan een bedrijf, waar vee of pluimvee wordt gehouden, de wielkasten van dat vervoermiddel alsmede andere voorwerpen, voordat het vervoermiddel het bedrijf verlaat, worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig een door de Minister goedgekeurd hygiëneprotocol;
b. een inzichtelijke registratie bij te houden en die tenminste 24 uur op het vervoermiddel voorhanden te hebben en daarna tot nader order te bewaren, waarin in elk geval de volgende gegevens worden opgenomen:

- aard en hoeveelheid van de vervoerde voeders;
- adres en plaats van de bezochte bedrijven;
- de gereden route, en;

- datum en tijdstip van het vervoer.
4. Dit artikel is niet van toepassing op het rechtstreekse vervoer van verpakte voeders voor vee en pluimvee van een detailhandelaar naar een consument.

5. Dit artikel is niet van toepassing op het vervoer van voeders voor vee en pluimvee door middel van schepen op binnenwateren.

Artikel 6.2
Het is verboden geladen en ongeladen vervoermiddelen, bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van voeders, waaronder begrepen ruwvoer, te verplaatsen tussen de gebieden met dien verstande dat verplaatsing van vervoermiddelen in het kader van het vervoer, bedoeld in artikel 6.1, derde lid, is toegestaan.

Paragraaf 7: Destructiemateriaal

Artikel 7.1

1. Het vervoer van destructiemateriaal is verboden.
2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het vervoer van destructiemateriaal, als bedoeld in de Destructiewet, binnen de afzonderlijke gebieden, indien dit vervoer geschiedt naar een verwerkingsbedrijf, alsmede indien het vervoer van destructiemateriaal van voornoemd verwerkingsbedrijf geschiedt naar een bedrijf ter vernietiging van het materiaal, mits voldaan wordt aan het vierde lid.

3. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet tussen de gebieden, indien het vervoer van destructiemateriaal rechtstreeks geschiedt vanuit één gebied, waarbinnen van een of meer bedrijven destructiemateriaal is opgehaald, naar een verwerkingsbedrijf ofwel een bedrijf ter vernietiging van het materiaal, in een ander gebied, mits voldaan wordt aan het vierde lid.

4. De voorwaarden, bedoeld in het tweede en derde lid zijn: a. de vervoerders van het destructiemateriaal zijn aangewezen door de Minister;
b. het vervoer naar het bedrijf waar zich het betrokken destructiemateriaal bevindt alsmede het vervoer naar een verwerkingsbedrijf geschiedt langs een door de Minister aangewezen route;
c. de voor het vervoer van destructiemateriaal gebruikte vervoermiddelen zijn tijdens het vervoer op zodanige wijze afgedekt dat verspreiding van smetstof niet kan plaatsvinden; d. de voor het vervoer van destructiemateriaal gebruikte vervoermiddelen verlaten het in het derde lid bedoelde gebied uitsluitend langs een door de Minister aangewezen plaats; e. het betrokken vervoermiddel alsmede andere voorwerpen worden bij aankomst op en voor vertrek vanaf het bedrijf gereinigd en ontsmet overeenkomstig een door de Minister goedgekeurd hygiëneprotocol, en f. de inzittenden van het vervoermiddel ondergaan bij het verlaten en het opnieuw betreden van het betrokken vervoermiddel op het bedrijf, bedoeld in onderdeel a, een afdoende reinigings- en ontsmettingsbehandeling ter voorkoming van smetstofverspreiding.
5. De onderdelen a, b en d van het vierde lid zijn niet van toepassing op het vervoer van laag-risico-materiaal.
6. In zoverre in afwijking van het tweede en derde lid mag het vervoer van destructiemateriaal, als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Destructiewet, van een bedrijf naar een verwerkingsbedrijf geschieden via overlaadstations, als bedoeld in artikel 13 van het Destructiebesluit, gelegen in een ander gebied dan het gebied waarbinnen het destructiemateriaal is opgehaald, mits het vervoer geschiedt langs hoofdwegen en snelwegen.

Artikel 7.2
Het is verboden geladen en ongeladen vervoermiddelen, bestemd of kennelijk bestemd voor het vervoer van destructiemateriaal te verplaatsen tussen de gebieden met dien verstande dat verplaatsing van vervoermiddelen in het kader van het vervoer, bedoeld in artikel 7.1, derde en zesde lid, is toegestaan.

Paragraaf 8: Bedrijfsbezoek

Artikel 8.1

1. De houder van evenhoevigen is verplicht maatregelen te nemen zodat elk contact tussen bezoekers en evenhoevigen is uitgesloten en al het noodzakelijke te doen, dan wel na te laten om te voorkomen dat besmetting met of verspreiding van mond- en klauwzeer zich voordoet. Onder al het noodzakelijke wordt tenminste verstaan het aanbrengen van fysieke afscheidingen.

2. Het is de houder, bedoeld in het eerste lid, toegestaan: a. personen die in het kader van de uitoefening van hun beroep of bedrijf evenhoevigen ophalen of afleveren met inachtneming van paragraaf 2;
b. politie, huisartsen, alsmede ambulance en brandweer en soortgelijke noodhulpdiensten;
c. monteurs of loonwerkers, indien er een acuut gevaar voor de gezondheid van evenhoevigen aanwezig is en werkzaamheden van de monteur of loonwerker noodzakelijk zijn om deze situatie op te heffen;
d. dierenartsen, waaronder inbegrepen zij, die zijn aangewezen krachtens de Regeling inzet studenten bij mond- en klauwzeer 2001, alsmede veeverloskundigen, voorzover zij, behoudens spoedgevallen, uitsluitend binnen één van de afzonderlijke gebieden, bedoeld in bijlage I, hun werkzaamheden verrichten.
e. degenen die in het kader van de minimaal noodzakelijke dierverzorging op het bedrijf aanwezig zijn;
in contact te laten treden met evenhoevigen, mits ten aanzien van de personen is voldaan aan de in het derde lid omschreven voorwaarden.
3. De in het tweede lid bedoelde voorwaarden zijn: a. de bezoeker ondergaat een afdoende reinigings- en ontsmettingsbehandeling overeenkomstig een door de Minister goedgekeurd hygiëneprotocol voordat deze een bedrijfsgebouw betreedt, alsmede voordat deze het bezochte bedrijf, waar evenhoevigen gehouden worden, verlaat;
b. de houder van evenhoevigen houdt een register bij van alle bezoeken, waarin tenminste wordt opgenomen:

- naam, adres en woonplaats van de bezoeker;
- reden van het bezoek;

- voorzover het bezoek plaatsvindt met een vervoermiddel: aard en kenteken van het vervoermiddel, en

- tijdstip van aankomst en vertrek van de bezoeker. c. indien het gebruik van gereedschappen noodzakelijk is, gebruikt de bezoeker zoveel mogelijk de reeds op het bedrijf aanwezige gereedschappen. Indien de benodigde gereedschappen niet op het bedrijf aanwezig zijn, draagt de bezoeker zorg voor een afdoende reiniging en ontsmetting van de gebruikte gereedschappen, overeenkomstig een door de Minister goedgekeurd hygiëneprotocol.

4. Indien een persoon als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b tot en met e, bij het afleveren gebruik maakt van een vervoermiddel, is de bestuurder van dit vervoermiddel verplicht:
a. ervoor zorg te dragen dat na ieder bezoek aan een bedrijf, waar evenhoevigen worden gehouden, de wielkasten van dat vervoermiddel alsmede andere voorwerpen, voordat het vervoermiddel het bedrijf verlaat, worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig een door de Minister goedgekeurd hygiëneprotocol;
b. een inzichtelijke registratie bij te houden en tenminste 24 uur op het vervoermiddel voorhanden te hebben en daarna tot nader order te bewaren, waarin in elk geval de volgende gegevens worden opgenomen:
- adres en plaats van de bezochte bedrijven;
- de hoeveelheid vervoerde opgehaalde of afgeleverde goederen;
- de gereden route, en

- datum en tijdstip van het vervoer.

Paragraaf 9: Overige bepalingen

Artikel 9.1
Iedere eigenaar, houder of hoeder van vee of pluimvee binnen de gebieden draagt ervoor zorg dat het vee, onverminderd paragraaf 2, zijn verblijfplaats niet verlaat.

Artikel 9.2

1. Het is verboden vervoermiddelen, die worden gebruikt voor het vervoer van:

- evenhoevigen;

- mest van vee en pluimvee, voorzover afkomstig van bedrijven waar evenhoevigen worden gehouden;

- rauwe melk;

- voeders, onderscheidenlijk

- destructiemateriaal
te verplaatsen binnen gebied Noord 2 zonder een op ieder vervoerseenheid aan elke zijde aangebracht en duidelijk zichtbaar kenteken als bedoeld in bijlage II.

2. Het is verboden de vervoerseenheden, die zijn voorzien van een kenteken als bedoeld in het eerste lid en uitsluitend worden bestemd voor het vervoer van een van de voornoemde producten binnen gebied Noord 2, buiten gebied Noord 2 te brengen en daar te gebruiken voor het vervoer van een van de voornoemde producten, met dien verstande dat het vervoer naar andere gebieden, als bedoeld in de artikelen 2.2, derde lid, 2.4, tweede lid, 5.1, derde lid, 6.1, derde lid, en 7.1, derde lid, is toegestaan.

3. Het kenteken, bedoeld in het eerste lid, is niet vereist voor en het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing op vervoermiddelen, die worden gebruikt voor het vervoer van: a. rauwe melk, indien de melkfabriek is gelegen in gebied Noord 2 en het ophalen van de rauwe melk geschiedt binnen een ander gebied, met inachtneming van artikel 5.1, derde lid.
b. voeders, indien het bedrijf van herkomst van de voeders is gelegen in gebied Noord 2 en de aflevering van de voeders geschiedt binnen een ander gebied, met inachtneming van artikel 6.1, derde lid. c. destructiemateriaal, indien het verwerkingsbedrijf is gelegen in gebied Noord 2 en het ophalen van het destructiemateriaal geschiedt binnen een ander gebied, met inachtneming van artikel 7.1, derde lid.

4. De in het eerste en tweede lid bedoelde verboden zijn van toepassing op vervoermiddelen ten aanzien waarvan op grond van artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 een kentekenbewijs, dan wel een registratiebewijs is afgegeven.

Artikel 9.3
De afgifte van de kentekenen, bedoeld in artikel 9.2, eerste lid, geschiedt door het Dienst Wegverkeer op aanvraag van de belanghebbende en na legitimatie van de bestuurder door middel van het rijbewijs en na overlegging van het kentekenbewijs of registratiebewijs van het betreffende vervoermiddel.

Artikel 9.4
De in de artikelen 2.2, tweede lid, 2.3, zesde en zevende lid, en 2.4, derde lid, genoemde termijnen hebben mede betrekking op het vervoer van dieren voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 9.5

1. Een hygiëneprotocol dat op grond van de artikelen 1.5, onderdeel a, 1.7, onderdeel a, 4.1, vierde lid, onderdeel a, 5.1, vierde lid, onderdeel a, 6.1, vierde lid, onderdeel e, 7.1, derde lid, onderdelen a en c, onderscheidenlijk vierde lid, onderdeel 1., van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 door de directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees is goedgekeurd, geldt als een door de Minister op grond van de artikelen 2.10, 5.1, vierde lid, onderdeel a, 6.1, vierde lid, onderdeel a, 7.1, vierde lid, onderdeel e, 8.1, derde lid, onderdelen a en e, onderscheidenlijk vierde lid, onderdeel a, goedgekeurd hygiëneprotocol.
2. Een aanwijzing door de directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees van een vervoerder, als bedoeld in artikel
6.1, vierde lid, onderdeel a, een route, als bedoeld in artikel 6.1, vierde lid, onderdeel b, alsmede een plaats, als bedoeld in artikel 6.1, vierde lid, onderdeel d, van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 geldt als een aanwijzing door de Minister op grond van de artikel 7.1, vierde lid, onderdeel a, een route, als bedoeld in artikel 7.1, vierde lid, onderdeel b, alsmede een plaats, als bedoeld in artikel 7.1, vierde lid, onderdeel d.

Artikel 9.6
Deze regeling is niet van toepassing op de op grond van artikel 9 van Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer (PbEG L 315) onderscheidenlijk de artikelen 17 en 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met mond- en klauwzeer ingestelde toezichtsgebieden of vervoersbeperkingen.

Artikel 9.7
Deze regeling laat de Regeling uitvoerverbod vee en bepaalde dierlijke producten mond- en klauwzeer 2001 en de op grond van artikel 9 van Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer (PbEG L 315) onderscheidenlijk de artikelen 17 en 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren regelingen in verband met mond- en klauwzeer
ingestelde toezichtsgebieden of vervoersbeperkingen onverlet.

Artikel 9.8
De Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 wordt ingetrokken.

Artikel 9.9
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 II.

Artikel 9.10

1. Deze regeling wordt op 13 april 2001 om 17.30 uur bekendgemaakt aan de media en treedt onmiddellijk daarna in werking.
2. In zoverre in afwijking van het eerste lid treedt artikel 9.2, eerste lid, eerste, derde, vierde en vijfde gedachtestreepje, en derde lid, in werking met ingang van 14 april 2001 om 00.00 uur.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit, DE DIRECTEUR-GENERAAL,
ir. J.F. de Leeuw

13 apr 01 17:30