Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

http://www.minlnv.nl

MIN LNV: bijlage en toelichting compartimentering NL MKZ

Bijlage I bij de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 II

Gebied Noord 1

1. Vanaf de Noordzee ter hoogte van het Eierlandse Gat de provinciegrens Noord-Holland volgend in zuid-oostelijke richting tot de provinciegrens Utrecht-Gelderland.

2. De provinciegrens Utrecht-Gelderland volgend in zuidelijke richting tot de provinciegrens Gelderland- Zuid Holland.
3. De provinciegrens Gelderland- Zuid Holland volgend in zuidelijke richting tot de Waal.

4. De Waal volgend in westelijke richting overgaand in de Boven-Merwede overgaand in de Nieuwe Merwede overgaand in Hollandsch Diep, overgaand in het Haringvliet overgaand in de Noordzee.
5. Vanaf de Noordzee de kustlijn volgend in noordelijke richting tot het Eierlandse Gat.

Gebied Noord 2

1. De provinciegrens Friesland-Flevoland bij het drie-provinciepunt (provinciegrenzen Noord Holland, Friesland en Flevoland) vanaf het IJsselmeer, volgend in oostelijke richting tot de kruising met de provinciegrens Overijssel.

2. De provinciegrens Friesland-Overijssel volgend in noord-oostelijke richting tot de kruising met de provinciegrens Drenthe.
3. De provinciegrens Drenthe-Overijssel volgend in zuidoostelijke richting tot de landsgrens Nederland-Duitsland.
4. De landsgrens volgend in zuidelijke richting tot de provinciegrens Gelderland-Zuid Limburg.

5. De provinciegrens Gelderland-Zuid Limburg volgend in westelijke richting tot de provinciegrens Noord Brabant.

6. De provinciegrens Noord Brabant- Gelderland volgend in westelijke richting tot de provinciegrens Zuid Holland.

7. De provinciegrens Zuid Holland-Gelderland volgend in noordelijke richting tot de provinciegrens Utrecht.

8. De provinciegrens Utrecht-Gelderland volgend in oostelijke richting tot de provinciegrens Flevoland.

9. De provinciegrens Utrecht-Flevoland volgend in noord-westelijke richting overgaand in de provinciegrens Noord Holland-Flevoland tot de provinciegrens Friesland.

Gebied Noord 3

1. De landsgrens Nederland-Duitsland vanaf de Noordzee volgend in zuidelijke richting via de Waddenzee overgaand in de Eems overgaand in de Dollard tot de landsgrens.

2. De landsgrens volgend in zuidelijke richting tot provinciegrens Drenthe-Overijssel.

3. De provinciegrens Drenthe-Overijssel volgend in westelijke richting tot de provinciegrens Friesland.

4. De provinciegrens Friesland-Overijssel volgend in zuid-westelijke richting tot de provinciegrens Flevoland.

5. De provinciegrens Flevoland-Friesland volgend in westelijke richting tot de provinciegrens Noord-Holland.

6. De provinciegrens Noord-Holland .Friesland volgend in n00rd-westelijke richting tot de landsgrens.

7. De landsgrens volgend in noord-oostelijke richting tot de landsgrens Nederland-Duitsland.

Gebied Zuid 1

1. Vanaf het Haringvliet de rivier volgend in oostelijke richting, overgaand in noord-oostelijke richting in het Hollandsch Diep, overgaand in de Nieuwe Merwede, overgaand in de Boven-Merwede tot de snelweg A27/E11.

2. De snelweg A27/E11 volgend in zuidelijke richting tot de snelweg A16/E19.

3. De A16/E19 volgend in zuidelijke richting tot de grensovergang Hazeldonk.

4. Vanaf grensovergang Hazeldonk de landsgrens volgend in zuid-westelijke richting tot de Noordzee.

5. De Noordzee volgend in noord-oostelijke richting tot de rivier het Haringvliet.

Gebied Zuid 2

1. Vanaf de A27 de rivier de Boven-Merwede (Sleeuwijk) volgend in oostelijke richting tot de Maas.

2. De Maas volgend in zuidelijke richting overgaand in de Afgedamde Maas tot het Heusdens Kanaal.

3. Het Heusdens Kanaal volgend in zuid-westelijke richting tot de Maas.

4. De Maas volgend in oostelijke richting tot de A73.
5. De A73 volgend in zuid-zuidoostelijke richting tot de kruising met N272.

6. De N272 volgend in zuid-westelijke richting tot de N266 (Beek en Donk).

7. De N266 volgend in zuidelijke richting tot aan de Heekweg (Helmond).

8. De Heekweg volgend in zuid-westelijke richting tot de N614 (Geldropseweg).

9. De N614 (Geldropseweg) volgend in zuid-westelijke richting overgaand in de Mierloseweg (Geldrop) tot de J. Peijnenburgweg.
10. De J. Peijnenburgweg volgend in zuidelijke richting overgaand in de Dommeldalseweg tot de Laan Der Vier Heemskinderen.
11. De Laan Der Vier Heemskinderen volgend in westelijke richting tot de Bogardeind.

12. De Bogardeind volgend in zuidelijke richting tot de A67.
13. De A67 volgend in westelijke richting tot knooppunt De Hogt.
14. Vanaf knooppunt De Hogt de A2/E25 volgend in noordelijke richting tot de A58.

15. De A58 volgend in westelijke richting tot de A27.
16. De A27 volgend in noordelijke richting tot de rivier de Boven-Merwede (Sleeuwijk).

Gebied Zuid 3

1. Vanaf de rivier de Maas (gemeente Mook en Middelaar) de provinciale grens Limburg volgend in noordelijke richting tot de landsgrens.
2. De landsgrens volgend in zuidelijke richting overgaand in westelijke richting tot de A16/E19 (Hazeldonk).
3. De A16/E19 volgend in noordelijke richting tot de snelweg A27.
4. De A27 volgend in oostelijke richting overgaand in de A58 tot de A2 (knooppunt Batadorp).

5. De A2 volgend in zuidelijke richting tot de A67 (knooppunt de Hogt).

6. De A67 volgend in oostelijke richting tot de Bogardeind (Geldrop).

7. De Bogardeind volgend in noordelijke richting tot de Laan Der Vier Heemskinderen.

8. De Laan Der Vier Heemskinderen volgend in oostelijke richting tot de Dommeldalseweg overgaand in de J. Peijnenburgweg tot de Mierloseweg.

9. De Mierloseweg volgend in noordoostelijke richting overgaand in de N614 (Geldropseweg).

10. De N614 (Geldropseweg) volgend tot de Heeklaan (Helmond).
11. De Heeklaan volgend in oostelijke richting tot de N266.
12. De N266 volgend in noordelijke richting tot de N272.
13. De N272 volgend in noordoostelijke richting tot de kruising met de A73.

14. De A73 volgend in noordelijke richting tot de Maas.
15. De Maas volgend in oostelijke richting tot de provinciegrens Limburg bij de gemeente Mook en Middelaar.
Bijlage II behorende bij de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 II
Kenteken, bedoeld in de artikelen 9.2 en 9.3, behorende bij gebied Noord 2. Dit kenteken heeft een gele achtergrond.

Toelichting voor de Staatscourant
Uit oogpunt van duidelijkheid is met onderhavige vaststelling van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 II voorzien in een nieuwe, integrale tekst van de geldende regeling ten aanzien van de opdeling van Nederland in compartimenten en de regimes die binnen de afzonderlijke compartimenten en tussen de compartimenten onderling gelden. De regeling is inhoudelijk op de volgende punten aangepast.
. Varkens
Het vervoersverbod voor vee, dat is ingesteld naar aanleiding van de mond- en klauwzeeruitbraken in Nederland, heeft geleid tot dierenwelzijnsproblemen in met name de varkenssector. Onlangs is door de vaststelling van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 (Stcrt. 69) de mogelijkheid opengesteld om slachtvarkens af te voeren naar het slachthuis en om biggen eenmalig af te voeren van vermeerderaars naar vleesvarkenbedrijven. Dit regime is bij wijziging van de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 van 11 april 2001 aangepast, teneinde beter aan te sluiten bij het systeem van de Regeling varkensleveringen (RVL). In de betreffende bepalingen van onderhavige regeling zijn technische aanpassingen verricht, Duidelijkheidshalve volgt hieromtrent nog een volledige, artikelsgewijze toelichting.

Artikel 2.2
Het eerste lid komt overeen met artikel 8, onderdeel a, van de Regeling varkensleveringen. In afwijking van de RVL is alleen rechtstreeks vervoer naar het slachthuis mogelijk en niet via een verzamelcentrum. Het vervoer is slechts toegestaan naar slachthuizen in het gebied waar ook het varkensbedrijf is gelegen. Op grond van het tweede lid mag een varkenshouderijbedrijf slechts eenmaal in vier weken varkens naar het slachthuis afvoeren. In het derde lid wordt een voorziening getroffen voor gebied Zuid 2, waar na de brand in een grote slachterij te Boxtel een gebrek aan slachtcapaciteit voor varkens is ontstaan. Varkens uit gebied Zuid 2 mogen naar gebied Zuid 3, indien een door de Minister vastgesteld route wordt gevolgd. Hierbij zal zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van hoofdwegen en snelwegen. De route zal zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt.

Artikel 2.3
In dit artikel wordt ter voorkoming van welzijnsproblemen het vervoer van biggen geregeld. Voor de regeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de RVL. Het vervoer van A-bedrijven naar B-bedrijven en C-bedrijven en het vervoer vanaf C-bedrijven levert geen aanvullende bijdrage aan het voorkomen van welzijnsproblemen. Daarom blijft uit veterinair oogpunt dit type vervoer verboden.

In het eerste lid wordt toegestaan dat varkenshouderijbedrijven die zijn aangewezen als A-bedrijven in de zin van de RVL varkens leveren aan D-bedrijven in hetzelfde gebied als het A-bedrijf is gelegen. Indien de expoitant van het A-bedrijf hiervoor kiest, worden de varkens daarmee mestvarken, omdat het D-bedrijf op grond van de RVL alleen varkens aan een slachthuis mag afleveren. Op grond van het vierde lid van dit artikel mogen alleen biggen tot 35 kg naar een D-bedrijf worden vervoerd. Het vervoer van biggen van een A-bedrijf naar een C-bedrijf blijft op grond van artikel 2.1 van deze regeling nog verboden.

In het tweede lid wordt toegestaan dat varkenshouderijbedrijven die zijn aangewezen als B-bedrijven in de zin van de RVL varkens leveren aan D-bedrijven in hetzelfde gebied als het B-bedrijf is gelegen. Aan deze leveringen zijn dezelfde beperkingen verbonden als in artikel 10, tweede lid, van de RVL, te weten het B-bedrijf mag maar aan vier D-bedrijven in vier weken en twaalf D-bedrijven in twaalf maanden leveren. Op grond van de gekozen formulering tellen voor het vaststellen van het aantal toegestane leveringen niet de leveringen mee aan een D-bedrijf buiten het gebied die hebben plaatsgevonden in de periode voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling. Wel dient de levering overeenkomstig artikel 16 van de RVL twee dagen voorafgaand aan de levering te worden gemeld bij het bureau I&RVL te Deventer. De aldus terugontvangen bevestiging van deze melding dient overeenkomstig artikel 17 bij het vervoer aanwezig te zijn. In verband met de tijd die nodig is om de computers van het bureau I&RVL aan te passen, kan het zijn dat op de bevestiging van de melding is aangegeven dat de levering op grond van de RVL niet is toegestaan, omdat het aantal contacten van artikel 10, tweede lid, wordt overschreden. Indien het vervoer plaatsvindt tussen twee bedrijven binnen één gebied zal bij controle het vervoer niet worden tegengehouden. Als de bevestigde melding van artikel 17 RVL ontbreekt, zal voortzetting van het transport echter worden verhinderd.

Na intrekking van de onderhavige regeling wordt een voorziening getroffen op grond waarvan de leveringen kunnen worden hervat aan D-bedijven buiten het gebied waarmee een B-bedrijf in de periode voor de uitbraak van mond- en klauwzeer, ook als daar het aantal D-bedrijven waarmee in het gebied zaken is gedaan, op grond van artikel 10, tweede lid, RVL aan in de weg zou staan.

Het derde lid heeft betrekking op die A-bedrijven die een aanwijzing hebben op grond van artikel 19 van de RVL. Deze bedrijven zijn bij inwerkingtreding van de RVL in de gelegenheid gesteld om binnen een jaar na 1 april 2000 het bedrijf aan te passen aan de voorwaarden om als A-bedrijf te worden aangewezen. In enkele gevallen hebben deze bedrijven een aanvraag ingediend om te worden aangewezen als A-bedrijf. In verband met de uitbraak van mond- en klauwzeer kan niet ter plaatste worden gecontroleerd of deze bedrijven voldoen aan de voorwaarden om te worden aangewezen. Om deze reden is het onredelijk om de aanwijzing als A-bedrijf als bedoeld in artikel 19 per 1 april 2001 te laten vervallen. Deze aanwijzing wordt daarom verlengd totdat de aanvraag is behandeld. Aan deze categorie A-bedrijven wordt op grond van deze regeling dezelfde rechten verleend als aan B-bedrijven.

Het vierde lid regelt de ontvangst van de biggen op het D-bedrijf. Ook hier is in afwijking van artikel 12, eerste lid, van de RVL bepaalt dat alleen biggen van A-bedrijven of B-bedrijven uit hetzelfde gebied mogen worden aangevoerd. De uitzondering van artikel 12, tweede lid, RVL voor all-in-all-out bedrijven vervalt tijdelijk, omdat in de huidige omstandigheden een aantal van zes aanvoerbedrijven te riskant wordt gevonden.

Het vijfde lid beperkt het toegestane vervoer van varkens tot biggen. Deze bepaling komt overeen met artikel 10, vijfde lid, RVL.

In het zesde en zevende lid wordt bepaald dat een bedrijf op grond van deze regeling slechts één keer per twee weken dieren mag afleveren of mag ontvangen. Het is daarbij wel mogelijk om op dezelfde dag van twee of meer bedrijven dieren af te voeren of te ontvangen, voorzover daarmee de aantallen bedrijven waarmee zaken wordt het toegestane aantal niet overschrijdt. Uiteraard dienen de varkens afkomstig van verschillende bedrijven in verschillende vervoermiddelen te worden vervoerd. Dit volgt reeds uit artikel 2 van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000.

In het achtste lid is de verplichting opgenomen die strekt tot implementatie van beschikking 2001/263/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 april 2001 tot vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten in alle lidstaten en houdende vijfde wijziging van Beschikking 2001/172/EG (PbEG L 93). Dit artikel is gewijzigd bij beschikking 2001/302/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 april 2001 (PbEG L 104). Op grond van deze bepaling mogen biggen alleen van een bedrijf naar een ander bedrijf (vleesvarkenbedrijf) worden afgevoerd als op het bedrijf van herkomst in ten minste een periode van 15 dagen geen andere voor mond- en klauwzeer vatbare dieren zijn aangevoerd.

In het negende lid wordt geregeld dat de Minister de aanwijzing als A-bedrijf of B-bedrijf kan schorsen of intrekken overeenkomstig artikel 5 van de RVL. Hiertoe zal worden overgegaan als een exploitant herhaaldelijk varkens afvoert in strijd met deze regeling. Het varkensbedrijf wordt dan van rechtswege D-bedrijf en mag alleen varkens naar het slachthuis afvoeren. De aanwijzing kan op grond van de RVL vanzelfsprekend eveneens worden ingetrokken bij overtredingen van de RVL zelf.

. Runderen
Met onderhavige wijziging van de voornoemde regeling wordt het mogelijk gemaakt om runderen af te voeren naar een slachthuis binnen het compartiment waar het rundveebedrijf zich bevindt. Een uitzondering is opgenomen voor het vervoer van kalveren van de compartimenten Zuid 1 en Zuid 3 naar compartiment Zuid 2, aangezien in Zuid 1 en Zuid 3 te weinig slachtcapaciteit aanwezig is. Als gevolg van de recente uitbraken in Ee en Anjum en het feit dat de tracering naar de bron van de uitbraken nog niet is afgerond, blijft het voorlopig niet toegestaan om runderen te vervoeren in het compartiment waar bovengenoemde plaatsen toe behoren, te weten Noord 3. Afvoer van runderen naar het slachthuis in Noord 3 is dus niet toegestaan.

. Schapen
De melding van het voorgenomen vervoer van hoogdrachtige ooien en ooien die net gelammerd hebben, alsmede de lammeren zelf, en de bijbehorende urgentieverklaring dient te geschieden aan het volgende adres: RVV kring Noordwest, Postbus 59017, 1040 KA Amsterdam.

. Stickering
Teneinde zorgvuldig te kunnen toezien op de naleving van de compartimenteringsregeling wordt voorzien in een systeem van kentekens (stickers) die per compartiment verschillen. Dit systeem wordt gefaseerd ingevoerd. Sedert 9 april 2001 dienen binnen het compartiment Noord 2 mestwagens voorzien te zijn van een gele sticker. Met onderhavige wijziging moet binnen compartiment Noord 2 een gele sticker gevoerd te worden op de vervoermiddelen voor het vervoer van evenhoevigen, mest van vee en pluimvee, rauwe melk, voeders, waaronder begrepen ruwvoer, en destructiemateriaal. Voorlopig blijft de verplichting beperkt tot vervoermiddelen die op grond van de Wegenverkeerswet 1994 voorzien zijn van een kenteken. De stickers worden op aanvraag afgegeven door de Dienst Wegverkeer. Een aantal vervoermiddelen hoeft geen sticker te dragen. Het betreft vervoermiddelen, die pluimveemest of paardenmest, afkomstig van bedrijven waar geen evenhoevigen worden gehouden, vervoeren. Ook zijn vervoermiddelen die slib of water vervoeren niet verplicht om een sticker te dragen. Deze vervoermiddelen zijn niet gebonden aan compartimenten en mogen door heel Nederland verplaatst worden. Vanzelfsprekend dient wel rekening gehouden te worden met de strengere regimes in de toezichtsgebieden rond Oene, Kootwijkerbroek en Ee.

. Bezoekersbepaling
In de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 was een bepaling opgenomen ten aanzien van het bezoek aan plaatsen waar evenhoevigen worden gehouden. Op grond van deze bepaling was het in beginsel verboden om een plaats te betreden waar evenhoevigen worden gehouden. Op deze bepaling gold een limitatieve lijst van uitzonderingen. De verbodsbepaling en de limitatieve lijst zorgde voor een in de praktijk weinig flexibele en op een aantal punten onpraktische situaties. Naar aanleiding daarvan is gekozen voor een nieuwe formulering van de bezoekersbepaling, die een minder star regime herbergt en meer armslag geeft voor de houders van evenhoevigen. De houder zal ervoor zorg moeten dragen dat contact tussen bezoekers en evenhoevigen niet mogelijk is. Daarnaast is de houder verplicht om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat besmetting met en/of verspreiding van het mond- en klauwzeervirus kan plaatsvinden. Zolang hij de norm, zoals neergelegd in artikel 8.1, naleeft, is het toegestaan om bezoekers op zijn bedrijf te ontvangen. Dit alles neemt niet weg dat de houder strafrechtelijk kan worden vervolgd indien de maatregel niet wordt nageleefd. Dit kan leiden tot forse boetes.

Ook is het noodzakelijk dat de houder voorkomt dat bezoekers in contact komen met bedrijfsafval en andere zaken, die het mond- en klauwzeervirus kunnen dragen (hierbij wordt vooral gedacht aan bijvoorbeeld rauwe melk en mest).

Recreatieoorden, zoals dierentuinen, campings maar ook zogenaamde boerderijcampings, kunnen in beginsel geopend blijven, mits de bepalingen strikt in acht worden genomen. Op de naleving van de bepalingen zal streng toegezien worden door de verschillende toezichthoudende instanties.

Ten algemene zijn uitzonderingen opgenomen voor personen die in het kader van uitoefening van hun beroep in contact komen met evenhoevigen. Het gaat hier voornamelijk om dierenartsen, veeverloskundigen, dierverzorgers, veevervoerders en monteurs die noodzakelijk reparaties in stallen moeten verrichten (bijv. ventilatoren en verwarming). Wel dienen deze personen een strikt reinigings- en ontsmettingsprotocol na te leven. Toezichthoudende ambtenaren die zijn aangewezen op grond van artikel 114 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn op grond van deze wet bevoegd om bedrijven waar evenhoevigen worden gehouden te betreden.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER
EN VISSERIJ,
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit, DE DIRECTEUR-GENERAAL,
ir. J.F. de Leeuw

13 apr 01 17:33