Horses of the Dutch



Hygiëneprotocol voor de aan- en afvoer van paarden

Hygiëneprotocol voor de aan- en afvoer van paarden d.d. 11-04-2001

(Het hygiëneprotocol voor de aan- en afvoer van paarden d.d. 05-04-2001 is hiermee vervallen)

Voor de aan- en afvoer van paardachtigen (paarden, ponys, ezels, muilezels, hierna te noemen:paarden) is gedurende de periode, dat het vervoer van paarden valt onder de regelgeving inzake het voorkomen van de verspreiding van mond- en klauwzeer het navolgende hygiëneprotocol van kracht.

Logboek

De chauffeur van het transportmiddel, bestemd voor het vervoer van paarden, houdt een logboek bij. Dit kan handmatig of via een computer plaatsvinden.

Van elk bezoek aan een bedrijf of evenement zijn de onderstaande gegevens bekend:

* naam chauffeur, kenteken wagen en eventueel aanhanger;

* naam, adres en woonplaats herkomstbedrijf;
* datum en tijdstip van vervoer (aanvangstijd t/m lostijd);
* beschrijving van te vervoeren paarden;

* naam, adres en woonplaats bestemmingsbedrijf;
* gereden route;

* gebruikt ontsmettingsmiddel.

Hygiënemaatregelen voor transportmiddelen, trekautos of aan te spannen voertuigen

De kritische onderdelen (banden, wielkasten, treeplank, laadklep, vloermatten en pedalen) van het transportmiddel en indien van toepassing de trekauto of het aan te spannen voertuig (rijtuig, sulky enz.) worden gereinigd en ontsmet kort voordat het terrein van een bedrijf of van een evenement wordt verlaten. Eventueel vindt deze reiniging en ontsmetting ook plaats voordat het bedrijf wordt betreden. Dit kan handmatig (rugspuit) of met een automatische installatie plaatsvinden. Reinigen en ontsmetten kan gelijktijdig plaatsvinden. Ontsmetting heeft geen zin wanneer de kritische onderdelen niet schoon (gereinigd) zijn.

Daarnaast dient de laadruimte van het transportmiddel voor het vertrek van het bedrijf eveneens gereinigd en ontsmet te worden overeenkomstig de werkwijze, die beschreven is in bijlage 2 van de Regeling inzake hygiënische maatregelen besmettelijke dierziekten 2000.

Op het terrein van het herkomstbedrijf en het bestemmingsbedrijf dient de chauffeur de door de paardenhouder genomen voorzorgsmaatregelen in acht te nemen.

Hygiënemaatregelen voor paarden, berijders (incl. menners) en begeleiders

Het paard dient men voor aanvang van het vervoer de hoeven uit te krabben en te reinigen en voor het betreden van het vervoermiddel de hoeven af te nemen met een doek, die voldoende is gedrenkt in een ontsmettingsmiddel.

Indien het vervoer van het paard zonder transportmiddel plaatsvindt, dient men het paard zowel voor het verlaten als het betreden van het bedrijf de hoeven uit te krabben, te reinigen en te ontsmetten.

De berijders (incl. menners) en begeleiders van de paarden reinigen en ontsmetten hun schoeisel voor het verlaten en betreden van het bedrijf.

Hygiënemaatregelen voor chauffeurs en transportbegeleiders

De chauffeur en transportbegeleiders dragen in het geval het herkomstbedrijf en/of het bestemmingsbedrijf een bedrijf is waar evenhoevigen worden gehouden bij het verlaten van de wagen schone plastic wegwerp-overschoenen, een wegwerp-overall en schone plastic wegwerp-handschoenen.

Gedragen overschoenen, overall en handschoenen worden na éénmalig gebruik op het bedrijf achtergelaten.

De chauffeur en de transportbegeleiders moeten bij het verlaten van het bedrijf de handen wassen met (desïnfecterende) zeep.

Op het terrein van het herkomstbedrijf en het bestemmingsbedrijf dient de chauffeur de door de paardenhouder genomen voorzorgsmaatregelen in acht te nemen.

Ontsmettingsmiddelen

Te gebruiken ontsmettingsmiddelen voor vervoermiddelen: 1 % natronloog of 2 % citroenzuur.

Te gebruiken ontsmettingsmiddel voor paarden: 2 % citroenzuur.

Tevens is een ander, vergelijkbaar, desinfectiemiddel toegestaan mits dit minimaal dezelfde werking heeft. Van deze middelen dient de naam, het toelatingsnummer van het College van Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) en de termijn dat ze volgens het CTB zijn toegelaten te worden geregistreerd.

Goedgekeurd door de plv-directeur van de RVV op 11 april 2001, goedkeuringsbrief TRVV/0109673/HDr.

Bijlage II als bedoeld inde artikel 16 en 17, vijfde lid, van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten.

Voorschriften inzake de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor vee.

I. Voorschriften inzake de reiniging

A. Algemeen.

1. De reiniging vindt systematisch plaats in een logische volgorde van handelingen, waarbij van boven naar beneden en van binnen naar buiten wordt gewerkt.

2. De reiniging geschiedt op adequate wijze. Hieraan wordt voldoende tijd besteed.

B. Specifiek.

1. Een adequate reiniging bestaat opeenvolgend uit de volgende handelingen:

a. verwijdering van aanwezig grof vuil, zoals mest, strooisel en eventuele voerresten;
b. losweking van aanwezig fijner vuil of vet, bij voorkeur door het aanbrengen van een reinigingsmiddel op alle oppervlakken; c. verwijdering van de losgeweekte vuil- en vetdeeltjes en het reinigingsmiddel door middel van afspoeling van alle oppervlakken, bij voorkeur, met water met een temperatuur van ten minste 70 graden Celsius.

Indien de reiniging plaatsvindt op een slachtplaats is het gebruikte water van drinkwaterkwaliteit overeenkomstig richtlijn 80/778/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1980 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 229).

Alle verwijderbare voorwerpen die bij het vervoermiddel behoren, worden verwijderd en apart gereinigd.

Alle losse gebruiksvoorwerpen die bij het vervoermiddel behoren, alsmede eventuele matten in de cabine voor de chauffeur en eventuele bijrijders worden apart gereinigd.

De cabine wordt gereinigd, met inbegrip van de pedalen, de cabinevloer en de bedieningsinstrumenten die in contact komen met de chauffeur of eventuele bijrijders.

II. Voorschriften inzake de ontsmetting.

A. Algemeen.

1. De ontsmetting vindt pas plaats, nadat de reiniging op adequate wijze is geschied en alle vuil- of vetresten verwijderd zijn.
2. Voor het aanbrengen van het ontsmettingsmiddel wordt overtollig water zoveel mogelijk verwijderd.

3. De ontsmetting geschiedt met voor dat doel op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 toegelaten ontsmettingsmiddelen.
4. Ieder ontsmettingsmiddel dat wordt gebruikt, wordt gebruikt overeenkomstig de gebruiksaanwijzing.

5. De persoonlijke bescherming van bij de ontsmetting aanwezige personen wordt strikt in acht genomen.

6. De ontsmetting vindt systematisch plaats in een logische volgorde van handelingen, waarbij van boven naar beneden en van binnen naar buiten wordt gewerkt.

B. Specifiek.

1. Indien de ontsmetting plaatsvindt op een slachtplaats moet het gebruikte water van drinkwaterkwaliteit zijn overeenkomstig richtlijn 80/778/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1980 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 229).

2. De ontsmettingsoplossing wordt op de te ontsmetten oppervlakken aangebracht met lage druk en grove druppel, op zodanige wijze dat alle oppervlakken van het vervoermiddel worden bevochtigd.
3. Alle verwijderbare voorwerpen die bij het vervoermiddel behoren, worden verwijderd en apart ontsmet.

4. Alle losse gebruiksvoorwerpen die bij het vervoermiddel behoren, alsmede eventuele matten in de cabine voor de chauffeur en eventuele bijrijders worden apart ontsmet.

5. Na de benodigde inwerktijd worden, voorzover de gebruiksvoorschriften bij het toegepaste ontsmettingsmiddel zulks in verband met de veiligheid van mens en dier voorschrijft, de oppervlakken afgespoten met water, op zodanige wijze dat geen ontsmettingsmiddel achterblijft op oppervlakken waarmee dieren in aanraking kunnen komen of op oppervlakken van waar mogelijk achterblijvend ontsmettingsmiddel terecht kan komen op oppervlakken waarmee dieren in aanraking kunnen komen.



©1999 Horses of the Dutch - All rights reserved read our Disclaimer