D66


24 april 2001

Inbreng D66-fractie bij het debat over de vuurwerkramp in Enschede.

Olga Scheltema

Het falen van de overheid dat door de ramp in Enschede aan het licht is gekomen, heeft het vertrouwen van burgers in de overheid als hoeder van zijn veiligheid gebroken. De centrale vraag die zal moeten worden beantwoord, is of, en op welke wijze het maatschappelijk vertrouwen en het overheidsgezag weer met elkaar in het reine kunnen worden gebracht. Of het vertrouwen van de samenleving in de overheid niet zozeer is ondermijnd dat men niet zomaar kan doorgegaan, ook als geen persoonlijke verwijtbaarheid in het geding is, is een vraag die op tafel ligt. De D66-fractie heeft iedere betrokken bewindspersoon in de eerste termijn van het debat er nadrukkelijk toe uitgenodigd ook zelf deze vraag te beantwoorden.

Onuitwisbaar is Enschede in ons geheugen gegrift. De indringende filmbeelden bij de presentatie van het rapport van de Commissie Oosting toonden de verwoestende kracht van de explosies, de ravage en de totale ontreddering.
De vuurwerkramp op die zonovergoten dertiende mei heeft de Enschedese wijk Roombeek meedogenloos gebrandmerkt. De slachtoffers, hun nabestaanden, de bewoners en omwonenden, de hulpverleners, ja een ieder, die er op enigerlei wijze bij betrokken was. En dat werd uiteindelijk iedereen. Diep geschokt vragen wij ons allen nog steeds vertwijfeld af hoe het ooit zover heeft kunnen komen in een normaal zo vredig en geregeld land als Nederland?

Bestrijding en nazorg
De ramp werd met veel inzet bestreden. Grote waardering hebben wij met de commissie Oosting en het kabinet voor de mensen en de wijze waarop op alle fronten hulp werd verleend. Natuurlijk er werden fouten gemaakt, de brandweer trok zonder aanvalsplan ten strijde en had geen besef van de enorme risico's, de verbindingen vielen al snel uit, twee commandoposten naast elkaar is teveel van het goede en de ravage werd zeker vanuit de optiek van de bewoners bezien te snel geruimd. Maar overall is het beeld dat de rampenbestrijding redelijk is verlopen. Datzelfde kan ook gezegd worden over de hulpverlening vanuit de gezondheidszorg tijdens en na de ramp. Snel en adequaat kwam een onderzoeks- en nazorgtraject tot stand dat tot de dag van vandaag voortgaat. Zolang er behoefte aan nazorg is -en dat kan nog wel eens lange tijd nodig blijken- moet en zal die ook worden geboden. Dat heb ik toch goed verstaan? Mensen moeten gehoor blijven vinden.

Vertrouwen
Maar voorzitter, door de ramp van Enschede is er iets zeer wezenlijks veranderd. Het vertrouwen is geknakt. Het vertrouwen in de overheid als hoeder van de veiligheid. Dat over veiligheid kon worden onderhandeld, dat regels niet werden nageleefd, dat dat nauwelijks werd gecontroleerd en heel vaak werd gedoogd. Het is onthutsend en onuitstaanbaar.

De commissie Oosting heeft op niet mis te verstane wijze aangetoond dat op alle fronten ernstige fouten zijn gemaakt en het kabinet heeft die conclusies onderschreven. Dat gemaakte fouten ruiterlijk worden toegeven, siert het kabinet, maar het poetst de feiten niet weg. Het meest trieste is, - citerend de woorden van de voorzitter van de commissie - dat als één van de schakels beter had gefunctioneerd, de ramp zich niet zo, in deze fatale vorm, had kunnen voltrekken. Er is niet een schuldige aan te wijzen, alle schakels zijn op de een of andere wijze in gebreke gebleven. Allereerst de betrokken ondernemers van S.E.Fireworks, maar daarnaast ook de gemeente en de rijksoverheid. Dat maakt de schuldvraag en dus de beoordeling ervan zo complex.

De ondernemers van Fireworks zullen zich voor de civiele en de strafrechter moeten verantwoorden en terecht. Van hen mag toch tenminste worden geëist dat zij de noodzakelijke maatregelen treffen en hebben getroffen om de veiligheid in het bedrijf en naar de omwonenden toe te garanderen. Daar is de ondernemer als eerste verantwoordelijk voor. Die verantwoordelijkheid is niet af te schuiven met een: dan had de overheid maar beter moeten controleren. Die eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer zal volgens D66 in de regelgeving nadrukkelijker moeten worden geaccentueerd.

Ook de gemeente kan veel worden verweten. De vuurwerkopslag werd door de gemeente vooral getolereerd, via vergunningen achteraf gelegaliseerd. Daardoor kon het gebeuren dat teveel en ontoereikend geclassificeerd vuurwerk in ondoelmatige opslagruimten was opgeslagen en dat de brandpreventiemaatregelen te wensen overlieten. Onbegrijpelijk vond ik het dat de burgemeester het bedrijf zelfs niet als belangrijk veiligheidsrisico kende. Eveneens niet goed te begrijpen was het feit dat ambtenaren zo hun gang konden gaan zonder enige politieke sturing. Over het falen van de gemeente is veel meer te zeggen. Maar daarover is overeenkomstig de regels van ons democratisch bestel indringend gesproken in het raadsdebat op 19 maart.

Het is nu aan de Kamer om de handel, wandel en helaas ook het onwaarschijnlijk achteroverleunen van de rijksoverheid te beoordelen. Daarover gaat dit debat.
Mevrouw de voorzitter, ik kan U op voorhand zeggen: het is geen sinecure. Zovele departementen, met zoveel boter op het hoofd.

Met het doorploegen van de vele en dikke rapporten steeg mijn onbegrip. Het groeide uit tot een immens gevoel van ongemak en van schaamte. Plaatsvervangende schaamte dat de overheid zoveel steken heeft laten vallen en dat dit binnenskamers kon blijven. Schaamte dat het daardoor kon gebeuren dat de Kamer er zich nooit over heeft gebogen. Het vertrouwen van burgers in de overheid als hoeder van hun veiligheid werd zo ontluisterend beschaamd. De rijksoverheid is in zijn rol van adviseur, vergunningverlener, toezichthouder en van regelgever zo flagrant tekort geschoten. Vuurwerk had gewoon geen prioriteit. En dat ondanks de waarschuwing die van Culemborg had kunnen en moeten uitgaan.

Hoe kon het zover komen?
Hoe kon het zover komen dat bij diverse departementen wettelijke taken niet of mondjesmaat werden uitgevoerd zonder dat dat met de politiek verantwoordelijke bewindslieden werd besproken en afgekaart? Een beroep op kerntakendiscussies, reorganisaties en personeelsreducties is volstrekt ontoereikend om de verantwoordelijkheid te ontgaan. Van iedere minister mag worden geëist dat er via het departementale bedrijfsproces op wordt toegezien dat wettelijke taken niet geheel of ten dele in het niets verdwijnen. Kennelijk heeft het daaraan overal geschort. Voorzitter, een externe stimulans om een cultuuromslag niet alleen te bewerkstelligen maar ook vast te houden, lijkt ons noodzakelijk.

Het heeft er veel van weg dat Defensie het bureau Adviseur Milieuvergunningen (AMV) volledig aan zijn lot heeft overgelaten. Verantwoording werd niet afgelegd, noch gevraagd. Het bureau moest maar roeien met de weinige riemen die het over had. Is die indruk juist? Waarom heeft dit ook onder dit kabinet nog enige tijd kunnen voortduren? En wordt er bij Defensie wel systematisch gecontroleerd op mogelijke belangenverstrengeling, zeker bij functies waarbij regelmatig nauw contact is met het bedrijfsleven, zoals bij het bureau AMV? Dat had gerezen problemen wellicht voorkomen. Het zijn vragen die het algemene personeelsbeleid en de algemene organisatie betreffen. Ik stel ze aan de staatssecretaris, omdat de minister er niet is. Maar valt dit niet rechtstreeks onder zijn verantwoordelijkheid?

Het minimaliseren van het tweedelijnstoezicht van de Inspectie Milieu Hygiëne, hoe kon dat door de ambtenaren zo eigenmachtig zonder rechtstreeks medeweten van de minister plaatsvinden, vraag ik de minister van VROM? Bij een zo gering toezicht is het niet te verwonderen dat nog steeds onaangename verrassingen als de munitiedepots te voorschijn komen. Hoe kon het toch gebeuren dat de zorg voor de opslag van vuurwerk meer dan tien jaren lang tussen VROM en VenW bleef hangen, terwijl er wel wetten totstandkwamen die tot overdracht aan VROM noodzaakten? Waarom leunde VROM zo achterover? En hoe kon men bij Verkeer en Waterstaat accepteren dat die opslagproblematiek 10 jaar lang bungelde. Pas bij brief van 13 juli '99 wordt VROM door VenW ambtelijk op termijn gesteld. De rijksverkeersinspectie gaf ook in deze kabinetsperiode (12 okt.99) nog een vergunning af aan de firma Fireworks, terwijl 30 ton vuurwerk teveel lag opgeslagen. De minister van VenW moet mij maar eens duidelijk maken hoe dat kon? Wanneer werden de bewindslieden VROM en VenW zich voor het eerst van deze problematiek bewust? En wanneer precies zijn zij gaan ingrijpen? Wij waarderen het overigens dat er nu vaart achter het vuurwerkbesluit wordt gezet, maar voorzitter het had veel eerder gemoeten..

De zogenaamde systeemverantwoordelijkheid van BZK voor de ongevallen en rampenbestrijding heeft vooralsnog niet tot zeer daadkrachtig handelen geleid. Waarom wordt nog steeds, zelfs na de ramp, zo terughoudend ingespeeld op de verzoeken vanuit de brandweerorganisatie om versterking en dat terwijl steeds zwaardere eisen aan de brandweer worden gesteld. Ook in Enschede was op die onheilsdag sprake van een onderbezetting bij de brandweer. Nog steeds wordt er op zestig miljoen beknibbeld ondanks de kamerbrede steun voor de motie Wagenaar. Voorzitter voor een dubbeltje zit niemand op de eerste rij. Hier tekent zich een gebrek aan inzicht in de urgentie af. Een urgentie die ook door de tussenrapportage van de commissie Alders wordt bevestigd. Het beeld overheerst dat BZK voornamelijk volstaat met het voorschrijven van plannen en regels, zonder zich druk te maken over de mogelijkheden van de decentrale overheden en over de naleving van die plannen en regels. De staatssecretaris van BZK moet van goede huize komen om dit negatieve beeld wat positiever in te kunnen kleuren.

En dan de interdepartementale commissie preventie rampen (CPR) met vertegenwoordigers van VROM, VenW, BZK en SZW. Hoe kan een interdepartementale club bijna veertig jaar onder "vooral procedurele aansturing van SZW" een zo vrijblijvend bestaan leiden en belangrijke signalen zoals het onderzoek naar de ramp Culemborg zo doen verstoffen? Waarom heeft BZK de verantwoordelijkheid nooit opgeëist en er iets van gemaakt? Wie heeft de rampenbestrijding in portefeuille!

Het is hard nodig dat dit soort interdepartementale commissies eens worden doorgelicht en worden afgerekend op prestaties. Heeft de minister van BZK daarvoor plannen, en zo niet moeten die er dan niet komen?

Het meest schrijnend is natuurlijk dat de waarschuwing die van het TNO-onderzoek naar de ramp in Culemborg had moeten uitgaan, door geen enkel departement goed is opgepakt. Sterker nog het werd uiteindelijk in stilte door Justitie gearchiveerd. Voorzitter, Nederland op zijn smalst. Leervermogen nul.

Die verkokerde, versplinterde, rafelige overheid, met zijn onderschatting van de vuurwerkproblematiek, met zijn nalatigheid in regelgeving, zijn gebrek aan toezicht op naleving van regels, die overheid waarin ambtenaren vaak vrijelijk, losgezongen van de politieke leiding, hun gang kunnen gaan, die overheid vergt inderdaad een culturele revolutie, een cultuuromslag.

Er moet meer
Zo'n omslag komt niet vanzelf. Met het opvolgen van de aanbevelingen met tijdpad wordt een goede weg ingeslagen. D66 vindt dat de Kamer zich tot taak moet stellen over twee jaar te beoordelen wat er dan in samenhang van terechtgekomen is.
Maar er moet meer.


1. De minister van VROM wordt coördinerend bewindspersoon. Prima, maar niet genoeg om het kruid der verkokering en versplintering te verdelgen. Volgens D66 hoort te worden toegevoegd dat voor iedere complexe vergunningverlening - centraal of decentraal - een portefeuillehouder de politieke eindverantwoordelijkheid gaat dragen. Hij moet voor de uitvoering, de samenhang en het samenwerken van betrokken disciplines.

2. Van de ondernemers die handelen in gevaarlijke stoffen moet wettelijk een bedrijfsplan veiligheid worden geëist, waarin moet worden aangegeven hoe de veiligheid in -en extern wordt gegarandeerd. Niet goed, geen vergunning.

3. Voorzitter met de vele gesignaleerde tekortkomingen in de departementale bedrijfsprocessen kunnen en mogen wij geen vrede hebben. Er moet meer controle op komen, niet alleen intern maar ook extern.
De Nationale ombudsman ziet dat gat terecht. Het is echter niet zijn taak om erin te springen. Er moet volgens D66 een externe controle instantie komen die departementale bedrijfsprocessen gaat controleren. Een soort Algemene Rekenkamer, maar dan voor de bedrijfsprocessen. De WRR noemt het een "kwaliteitskamer". De minister van BZK kan daar niet meer aan voorbij gaan, zeker nu de geloofwaardigheid van de overheid moet worden herwonnen

4. Een expertisecentrum en een onafhankelijk technisch adviesbureau naast elkaar, het lijkt om moeilijkheden te vragen. Ik werd achterdochtig toen bij de antwoorden werd gesteld dat het technisch adviesbureau de coördinatie tussen departementen wel zou bevorderen Dat is toch bij uitstek de taak van de overheid zelf!
5. De rijksoverheid mag wat ons betreft zijn nog bestaande wettelijke adviestaak inzake vuurwerkvergunningen niet afschaffen. Dat riekt teveel naar het afschuiven van verantwoordelijkheden op de medeoverheden.

6. Voorzitter, waarom zo vuurwerktolerant? Waarom niet tenminste alle
1.1. geclassificeerd vuurwerk verboden. De branche zelf ziet daar ook de redelijkheid wel van in bleek tijdens de hoorzitting. En waarom niet ook in het buitenland nog eens wat verder gekeken hoe streng men daar met vuurwerk is?

7. De financiële vergoedingen zijn over het algemeen redelijk geregeld. Op onderdelen is echter nog wel wat aanscherping gewenst, ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de dubbele woonlasten en de strakke regels voor beginnende ondernemers. Het kabinet is naar ons oordeel te terughoudend waar het de categorische afwijzing van enige vergoeding van immateriële schade betreft.

8. En voorzitter als nog eens integraal onderzoek nodig is, dan graag de inspecties in één team geïncorporeerd

Graag zie ik op deze punten de reactie van de bewindslieden tegemoet. Indien nodig zullen wij daarover in tweede termijn ook enkele moties indienen.

Politieke beoordeling
Voorzitter ik kom nu bij onze politieke beoordeling. Het kabinet erkent met recht dat het voor de geconstateerde fouten en gebreken de volle politieke verantwoordelijkheid draagt. Ook daar waar het gaat om gebreken uit het verleden onder andere bewindslieden. Bewindslieden gingen, de gebreken werden overgenomen en de verantwoordelijkheid daarvoor blijft ten volle bestaan. Voor die verantwoordelijkheid is het niet relevant of een bewindspersoon zelf iets kan worden verweten.

Dat ligt anders bij de vertrouwensvraag. Voor de beantwoording van de vraag of de Kamer voldoende vertrouwen heeft in de ministers en staatssecretarissen, is de verwijtbaarheid niet doorslaggevend maar kan wel relevant worden geoordeeld. Doorslaggevend is naar onze mening vooral of de Kamer uiteindelijk het vertrouwen heeft dat de bewindslieden met gezag in eigen huis orde op zaken kunnen stellen, en met gezag ook de samenleving tegemoet kunnen treden.

Voor het oordeel van D66 speelt de beantwoording door de bewindslieden in dit debat een belangrijke rol. Maar evenzeer speelt een rol het beschadigde vertrouwen van de samenleving in de overheid. Een vertrouwen dat moet worden hersteld.

Ook als persoonlijke verwijtbaarheid niet in het geding is, dan toch kan het vertrouwen van de samenleving zozeer zijn ondermijnd dat het moeilijk, zo niet onmogelijk is dat zomaar wordt doorgegaan. D66 gaat daar niet op voorhand vanuit.

Die vraag zal de Kamer zich in dit debat moeten stellen en uiteindelijk ook moeten beantwoorden. Maar datzelfde zullen ook de bewindslieden moeten doen, ieder voor zich. Ik nodig hen daar nadrukkelijk toe uit. De centrale vraag in dit debat is immers of en op welke wijze het maatschappelijk vertrouwen en het overheidsgezag weer met elkaar in het reine kunnen worden gebracht.