Kamervragen en antwoorden
De Nederlandse deelneming aan het Europese programma Sostar-X
24-04-2001
Antwoorden op schriftelijke vragen inzake de Nederlandse deelneming
aan het Europese programma Sostar-X.
1.Waarom volgt de regering aangaande de Stand-Off Surveillance and
Target Acquisition Radar (SOSTAR) niet het Defensie Materieelkeuze
Proces?
20. Nederland zal in de periode 2001-2005 voor ongeveer f 12 miljoen
deelnemen aan Sostar-X. Waarom is de Kamer vooraf niet geconsulteerd
over deze eerste fase van het Sostar-X project, dat het Ministerie van
Defensie voor f 9 miljoen gulden financiert?
24. Een besluit over Nederlandse deelneming aan een volgende fase, de
Sostar-productiefase, zal te zijner tijd worden genomen op grond van
de resultaten van de Sostardemonstratiefase, de uitkomst van de
ontwikkelingen binnen de NAVO op AGS-gebied en de voortgang van het
EVDB. Wordt de kamer geïnformeerd over de resultaten van de Sostar
demonstratiefase? Zo ja, wanneer zijn deze resultaten te verwachten?
1, 20 en 24. De Navo heeft behoefte aan Alliance Ground Surveillance
(AGS) capaciteit en is het eens dat hiervoor de komende jaren twee
sporen worden gevolgd: een Amerikaans spoor (Natar) en een Europees
spoor (Sostar). Het Europese programma Sostar-X is de eerste fase van
het Sostar-programma en betreft een haalbaarheidsstudie en,
vervolgens, de bouw van een technologiedemonstratiemodel. Hierop is
het Defensie Materieelkeuze Proces niet van toepassing en is de Kamer
dus geen brief met een uitgebreide behoeftestelling gestuurd. Met zijn
brief van 13 november 2000 (Kamerstuk 26900 nr. 33) heeft de Minister
van Defensie Sostar aangemerkt als een van de projecten die zijn
geïdentificeerd voor de Nederlandse bijdrage aan het EVDB. Vervolgens
heb ik u over de Nederlandse deelname aan Sostar-X nader geïnformeerd
met mijn brief van 22 februari jl.
Deelneming aan Sostar-X verplicht geen van de deelnemende landen tot
deelneming aan de vervolgfase. De looptijd van Sostar-X is vijf jaar
(2001 2005). Als de resultaten bekend zijn, wordt de Kamer in het
kader van het vervolgtraject geïnformeerd.
Indien Nederland zou besluiten tot deelneming aan een volgende fase
van Sostar, wordt het DMP-proces wel gevolgd, tenzij de Navo
verwerving van een Alliance Ground Surveillance (AGS) systeem opneemt
in het Navo Veiligheids- Investeringsprogramma (NVIP). In dat geval
zou een DMP-procedure niet aan de orde zijn. Alle Navo-partners
betalen volgens een verdeelsleutel (Nederland 4,5 à 5%) contributie
aan het NVIP. Financiering uit het NVIP is overigens alleen mogelijk
als alle Navo-partners daarmee akkoord gaan.
2. Kan de regering een indicatie geven van de totale Nederlandse
kosten bij uitvoering van het volledige Sostar programma en/of de
uitvoering van overige opties? Zijn deze uitgaven ook nog te
financieren via het EVDB fonds?
Defensie bekijkt thans de mogelijke kosten van een Nederlandse
bijdrage bij volledige uitvoering van het Sostar-programma. Dit is
mede afhankelijk van het aantal participerende landen, te kiezen
platforms en de aantallen daarvan. In het kader van het EVDB-traject
wordt de Kamer hierover binnenkort geïnformeerd. Overigens duurt het
tot minstens 2005 voordat hierover meer definitieve cijfers
beschikbaar zullen zijn.
Eventuele vervolguitgaven voor dit project zijn niet voorzien in de
Defensienota 2000. Het Sostar-programma draagt bij aan de Europese
inlichtingencapaciteit. Het ligt dan ook in de rede te bezien of de
omvang van het EVDB-fonds de uitgaven van het eventuele vervolg op
Sostar-X kan accommoderen.
3. Welke toestellen van de Nederlandse krijgsmacht worden uitgerust
met een grondwaarnemingsradar?
Defensie verricht een grondwaarnemingsstudie naar de optimale
toepassing van grondwaarnemingssystemen op huidige en toekomstige
typen vliegende platforms. Hierbij worden ook de resultaten van het
Sostar-X programma betrokken. De uitkomsten van deze studie zullen pas
over enige jaren bekend zijn.
4.Zijn er andere vormen van waarnemingssystemen die hetzelfde kunnen
bereiken als Sostar-X, zoals bijvoorbeeld satellietwaarnemingen?
6. Vormen de waarnemingsinstrumenten zoals de satellietwaarnemingen,
de Awacs en eventueel Sostar-X een sluitend geheel? Zo nee, waar
liggen de hiaten in het waarnemingssysteem?
4 en 6. Awacs is een waarnemingssysteem dat een luchtbeeld opbouwt,
terwijl Sostar en satellieten een grondbeeld opbouwen. Zowel Sostar
als satellieten zijn in staat stilstaande en bewegende objecten op de
grond te registreren. De verschillende systemen vullen elkaar aan met
als doel een zo volledig mogelijk beeld te krijgen. De verschillende
waarnemingssystemen worden afhankelijk van het operationeel concept
afzonderlijk of in samenhang ingezet.
Hiaten in het beeld worden veroorzaakt door onderbrekingen van de
waarneming en door technische beperkingen die de mate van detaillering
bepalen. Bij het vaststellen van de technische eisen voor de
verschillende systemen wordt hiermee rekening gehouden. Zo beschouwt
Defensie in de eerdergenoemde grondwaarnemingsstudie naast radar ook
andere technieken, zoals infrarood.
5. Wat is de weersafhankelijkheid van Sostar-X? Kan Sostar-X onder
alle weersomstandigheden functioneren?
Sostar-X wordt ontworpen om onder alle weersomstandigheden te
functioneren. Radar heeft als belangrijke eigenschap dat weer en
duisternis geen belemmering opwerpen voor de waarnemingskwaliteit. De
inzet van Sostar is wel afhankelijk van de mogelijkheden van het
platform waarop de radar is bevestigd, zoals bemande en onbemande
vliegtuigen en helikopters.
7. Is het onderzoek van de Conference of National Armaments Directors
(CNAD) naar de wijze waarop aan de operationele behoefte kan worden
voldaan inmiddels afgerond? Wanneer wordt de kamer geïnformeerd over
de uitkomsten van het onderzoek?
Het desbetreffende onderzoek kan pas worden afgesloten als de
resultaten van zowel het Amerikaanse spoor (Natar) als het Europese
spoor (van Sostar-X) bekend zijn. Dit zal niet eerder zijn dan eind
2005, wanneer het Sostar-X programma gereed zal zijn. Met de
rapportage over het eventuele vervolg van Sostar wordt de Kamer ook
geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.
8. Om de kerncapaciteit van het NAVO-systeem te verwezenlijken worden
de komende jaren twee sporen gevolgd. Een Amerikaanse spoor (Natar) en
een Europees spoor (Sostar). Wat zijn de technische verschillen tussen
deze twee systemen?
9. Kan de regering in het huidige stadium al iets zeggen over het
verschil in capaciteit en bruikbaarheid tussen het Sostar- en
Natar-systeem.
8 en 9. In deze fase van het ontwikkelprogramma zijn de precieze
technische verschillen tussen Sostar en Natar radarsystemen nog niet
bekend. Bekend is wel dat beide systemen van
schaalbare-antennetechnologie gebruik maken en modulair worden
opgebouwd. Daardoor kunnen zowel Natar als Sostar in beginsel in
verschillende typen platforms worden geïntegreerd.
Naar het zich thans laat aanzien, ligt het belangrijkste verschil tussen Sostar en Natar niet zozeer op het technische vlak, maar op het onderliggende operationele concept. Natar gaat uit van een systeem waarbij de radargegevens zoveel mogelijk in het vliegende platform zelf worden verwerkt voordat ze naar het grondstation worden gestuurd. Sostar zendt in beginsel onbewerkte data rechtstreeks naar het grondstation. Het grondstation werkt zo met ruwe gegevens, wat als een voordeel wordt beschouwd. Naar verwachting is informatieverwerking op de grond bovendien voordeliger. Ten slotte gaat Natar verder dan de Navo-stafeisen en wordt het ook daardoor duurder.
10. Kan de regering een nadere onderbouwing geven van de keuze voor
het Sostarsysteem?
12. Is er sprake van een technological-gap tussen de Verenigde Staten
en Europa waar het gaat om radarapparatuur, intelligence etcetera? Zo
ja, op welke wijze wordt door deelname aan Sostar-X de bedoelde
achterstand tenietgedaan?
14. Vraagt de ontwikkeling van het Natarsysteem ook een
haalbaarheidsstudie en de bouw van een demonstratiemodel?
18. Wat waren de doorslaggevende factoren om voor deelname aan het Sostar-X programma te kiezen en niet voor deelname aan Natar?
10, 12, 14 en 18. Zoals in de brief is gemeld, konden vooral de grote
Europese landen uiteindelijk niet aanvaarden dat een systeem van
Amerikaanse makelij in de behoefte zou voorzien, terwijl in Europa
(onder andere in Nederland) wel degelijk de radar- en
informatietechnologie aanwezig is. Dit laatste blijkt ook uit de
bereidheid van de Nederlandse industrie f 3 miljoen te investeren in
Sostar-X. De brief stelt verder dat met het oog op het EVDB het voor
Europa van belang is dat het voor essentiële strategische onderdelen
kan beschikken over alle benodigde technologische kennis. Europa is
min of meer gedwongen deze kennis zelf te ontwikkelen doordat het
Amerikaanse terughoudende wapenexportbeleid het voor Europese landen
onmogelijk maakt toegang te krijgen tot alle benodigde technologische
kennis
In dit verband kan ook aan de zogenaamde technology gap worden
gerefereerd. In beginsel beschikt Europa wel over een potentieel aan
hoogwaardige technologische kennis, maar heeft het meer moeite met de
technologische vaardigheden. Deze zijn nodig om moderne en
technologisch hoogwaardige defensiesystemen werkelijk te bouwen. In
vergelijking met de VS is de technologische kennis van Europa
verspreid en investeren de Europese landen aanzienlijk minder in het
ontsluiten van dit kennispotentieel voor defensietoepassingen.
Daarentegen kent het Amerikaanse Natar-programma alleen een projectdefinitiefase. Blijkbaar beschikt Amerika al over voldoende technologische kennis en vaardigheden op het gebied van radar om de haalbaarheidsstudie en de bouw van een technologiedemonstratiemodel over te slaan. Europa kiest met Sostar-X wel voor deze tussenfase.
Sostar-X draagt hiermee bij aan de Europese Technologische Industriële Basis wat als een van de voorwaarden voor het EVDB wordt beschouwd. Het uitgangspunt van het MoU is dan ook dat de deelnemende landen toegang hebben tot alle technologische informatie die tijdens het programma wordt opgedaan en dat de landen deze kennis voor nationale doeleinden mogen aanwenden (zie ook het antwoord op vraag 16).
Ten slotte zal Sostar naar verwachting aanzienlijk goedkoper zijn dan Natar (zie het antwoord op vraag 8 en 9). Ook dit heeft een rol gespeeld bij de Nederlandse keuze voor een haalbaarheidsstudie en de bouw van een technologiedemonstratiemodel Sostar-X.
11. Het Verenigd Koninkrijk neemt niet deel aan Natar of Sostar omdat het nationale systeem Astor al voorziet in de Britse behoefte aan grondwaarnemingscapaciteit. Is het de bedoeling dat Astor ook gaat samenwerken met Natar en Sostar en eventueel een gezamenlijke Alliance Ground Surveillance (AGS)-kerncapaciteit wordt opgenomen?
De bondgenoten zijn het eens geworden over een Navo-systeem dat zal
bestaan uit een kerncapaciteit, aan te vullen met nationale middelen,
zoals het Britse Astor-systeem.
13. De Natar- en Sostarlanden zullen mogelijkheden onderzoeken om
informatie en wellicht technologie uit te wisselen. Hoe schat de
regering de kansen in voor succesvolle uitwisseling, gezien de
obstakels voor toegang tot technologie van de Amerikaanse
grondwaarnemingsradar?
15. Waarop berust de gedachtegang dat samenwerking tussen de aan
Sostar en Natar deelnemende landen vanaf 2005 wel mogelijk is terwijl
dit nu onmogelijk geacht wordt? Zal het Verenigd Koninkrijk in het
kader van het bondgenootschap hier dan ook aan deelnemen?
13 en 15. De Sostar-landen zullen eind 2005 hun demonstratiefase
beëindigen. Daarmee tonen de Sostar-landen aan dat ze beschikken over
voldoende kennis en vaardigheden voor de bouw van een Europese versie
voor de Alliance Ground Surveillance (AGS) capaciteit. Hiermee wordt
een basis gelegd voor eventuele verdere samenwerking met de
Natar-landen voor een gezamenlijke Navo AGS-capaciteit en nemen de
kansen op uitwisseling toe. Tegen de tijd dat de resultaten van
Sostar-X beschikbaar komen, zal ook het Verenigd Koninkrijk, gezien de
verwachte levensduur van het Astor-systeem, zich moeten gaan
oriënteren op een vervanger daarvan. Of het Verenigd Koninkrijk op dit
vlak dan samenwerking zal zoeken met de Sostar- en Natar-landen is nog
niet bekend.
16. Naar verwachting zal het Memorandum of Understanding in het tweede
kwartaal van dit jaar kunnen worden ondertekend. Wat houdt dit
Memorandum precies in?
In het Memorandum of Understanding voor Sostar-X komen de deelnemende
landen overeen een haalbaarheidstudie te verrichten naar een SAR/MTI
radar, inclusief de bouw van een technologiedemonstratiemodel.
Uitgangspunt van het MOU is dat de deelnemende landen toegang hebben
tot de technologische informatie die tijdens het programma wordt
opgedaan en dat de landen deze kennis voor nationale doeleinden mogen
aanwenden.
17. Wat is de reactie van het Militaire Comité van de NAVO op deelname
aan Sostar-X?
Tot op heden heeft het Militaire Comité hierop geen reactie gegeven.
19. Is het waar dat de totale kosten van Sostar-X f 187 miljoen bedragen en dat het Ministerie van Defensie en de betrokken Nederlandse bedrijven hiervan in de periode 2001-2005 in totaal respectievelijk f 9 en f 3 miljoen voor hun rekening nemen?
Ja.
21. De Nederlandse industriële deelnemers zullen samen ongeveer f 3
miljoen gulden bijdragen aan Sostar-X. Voor welk gedeelte gaat het om
participatie van de bedrijven en voor welk gedeelte om compensatie?
In dit geval gaat het louter om participatie.
22. Op welke specifieke wijze zullen de genoemde Nederlandse bedrijven
een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van Sostar-X?
De in de brief genoemde Nederlandse bedrijven, Fokker Space, Stork en
TNO-FEL, nemen deel aan de ontwikkeling van de Sostar-X radar, aan de
ontwikkeling van de gegevensverwerking en aan de integratie van de
radar in het vliegtuig.
Fokker Space draagt bij aan de bouw van de radarantenne, die enerzijds
een stijve structuur vereist, maar anderzijds licht van gewicht moet
zijn. Dit vraagt om specialistische kennis en vaardigheden op het
gebied van het materiaal waaruit de antenne wordt opgebouwd. Fokker
Space heeft hiermee in het verleden ervaring opgedaan.
Stork is verantwoordelijk voor de integratie van de radar in het
testvliegtuig. Daarbij maakt Stork gebruik van specifieke kennis en
ervaring op het gebied van vliegtuigstructuren en systemen. Ook heeft
het bedrijf de bevoegdheid modificaties aan het testvliegtuig te
certificeren.
TNO-FEL draagt bij aan de ontwikkeling van de gegevensverwerking voor
zowel de SAR als de MTI-modus van de radar. Inzake de MTI-modus richt
TNO-FEL zich op het ontwikkelen van modules voor de classificatie van
doelen. Inzake de SAR-modus ontwikkelt TNO-FEL (in samenwerking met
EADS/Dornier) algoritmen om een maximale resolutie te bereiken in de
spotlight-modus, waarvoor Fokker Space de operationele software
ontwikkelt.
23. Betalen Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje de resterende f 175
miljoen voor Sostar-X?
Ja.