Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=413737



Bij mijn aankomst op het Gemeentehuis ben ik zojuist welkom geheten met muziek van een swingende Surinaamse band. De relatie tussen Nederland en Suriname dateert al van eeuwen geleden. De geschiedenis van die relatie is voor Nederland niet een om trots op te zijn. De jarenlange slavenhandel is schoolvoorbeeld van hoe mensonterend, onvrij en oneerlijk handel kan zijn. Het is goed dat er nu eindelijk een Nationaal Monument Slavernijverleden gaat komen in Nederland, in het Amsterdamse Oosterpark.

Het kan gelukkig ook anders. Handel kan ook eerlijk en vrij zijn en mensen een perspectief bieden in plaats van hen dat perspectief te ontnemen. De Fair Trade organisaties zijn daar al veertig jaar het schoolvoorbeeld van.

Als oud-voorzitter van wat toen nog SOS-Wereldhan-del heette ben ik zelf onderdeel van deze geschiedenis. Ik heb heel wat verhitte discussies meegemaakt. Vooral over de vraag of Wereldwinkels moesten professionaliseren. Ik vond toen - en dat vind ik nog steeds - dat een Wereldwinkel geen stoffig, alternatief actiecentrum moet zijn, waar de verkoop van producten op de tiende plaats komt. De producenten van wie u de spullen verkoopt hebben het meeste baat bij een professioneel draaiende verkooporganisatie waarbij ook de consumenten hard nodig zijn. Omzet maken is doel. Niet alleen middel om een boodschap over te brengen. Elke aanschaf van een product draagt een heel klein beetje bij aan de verbetering van de leefomstandigheden in arme landen. Het is daarom goed dat Wereldwinkels zich professioneel op hun core-business richten: het verkopen van kwaliteitsproducten uit ontwikkelingslanden.Die verdienen dat.

Ik kan de ontwikkeling die de Wereldwinkels daarin doormaken op de voet volgen, want met enige regelmaat neem ik een uitnodiging aan om een nieuwe of vernieuwde winkel te openen. Vlaardingen, Pijnacker, Hengelo (Gelderland). Ik doe dat altijd graag. Want de Wereldwinkels bewijzen overtuigend dat ontwikkelingssamenwerking geen ver-van-mijn-bed-show is. Wereldwinkels zijn uitermate verankerd in de lokale gemeenschap. Ik hoop dat de vernieuwing van de Wereldwinkel hier in Boxtel de omzet en de bewustwording verder zal helpen verhogen. Want hoe hoger de verkopen, hoe groter de inkomsten van de leveranciers uit ontwikkelingslanden. Dat is de ene kant van de meerwaarde van de Wereldwinkels.

Samen met de Landelijke Vereniging van Wereldwinkels werkt u allen hard aan verdere professionalisering. Daarom heb ik twee jaar geleden 750.000 gulden beschikbaar gesteld voor het Transformatieproject. Ik zal kijken hoe ik verder aan dit project kan bijdragen, want er moeten natuurlijk nog honderden andere wereldwinkels transformeren.

Maar het gaat om meer dan alleen omzet draaien en winst halen. De Wereldwinkels zijn geen commerciële winkelketen - en dat moeten ze vooral ook niet worden. Verkoop is doel, maar ook middel. Een middel om klanten, om bezoekers, om mede-inwoners van Boxtel te informeren. Hen uit te nodigen verder te kijken dan de grenzen van Brabant. En dieper te kijken dan de buitenkant van een product. In vele Nederlandse dorpen en steden zijn de Wereldwinkels kenniscentra voor ontwikkelingssamenwerking. Deze rol is ontzettend belangrijk en dat is de andere kant van de meerwaarde.

En het blijft niet bij kennis alleen, maar leidt ook tot acties en campagnes. Ik heb veel bewondering voor de inzet van vele Wereldwinkeliers die hebben meegedaan aan de Jubilee 2000 campagne tegen de schuldencrisis, aan de kook-campagne met Fair Trade producten, aan de actie voor eerlijke voetballen bij de Europese Voetbalwedstrijden of aan de campagne 'Hoe vrij is de handel?', een prima initiatief van de Europese Wereldwinkels.

Daarnaast zijn veel Wereldwinkels zelf rechtstreeks actief met projecten in ontwikkelingslanden. Ik heb begrepen dat de winkel hier in Boxtel [samen met De Evenaar in Liempde] informatie verstrekt over handnijverheid-ateliers in Madagaskar, waar siervoorwerpen van blik worden gemaakt. Het solderen van dit blik gebeurde vroeger met behulp van houtskoolvuurtjes. Bij deze handnijverheid-ateliers worden nu windmolens geplaatst. De blikken windmolens worden lokaal gemaakt van bestaand materiaal. Elke windmolen levert elektriciteit voor vijf gezinnen en één atelier. Inmiddels zijn er vier geplaatst. De klanten van de Wereldwinkel kunnen voor tien gulden een klein molentje kopen. Mede met uw hulp kunnen straks nog meer van die molens geplaatst worden. Op deze wijze brengt een Wereldwinkel informatie over duurzame ontwikkeling dicht bij de Nederlandse bevolking.

Wereldwinkels staan voor eerlijke handel. U verkoopt producten voor een eerlijke prijs, zodat de producenten een leefbaar inkomen kunnen verdienen. Ik sta daar als minister ook voor. Om echt vooruitgang te boeken in de mondiale armoedebestrijding is het geven van ontwikkelingshulp in de traditionele zin onvoldoende. Boeren en bedrijven in ontwikkelingslanden krijgen volstrekt onvoldoende ruimte en rechten om geld te verdienen in het huidig internationaal handelsbeleid.

De centrale VN-doelstelling is om de extreme armoede in ontwikkelingslanden voor 2015 te halveren. De 1,2 miljard mensen die nu van minder dan 1 dollar per dag leven hebben alleen kans op het ontsnappen aan hun extreme armoede als er meer economische groei komt en zij daar zelf onderdeel van kunnen zijn. Dit kan niet alleen met hulp. Dat betekent niet dat ze allemaal voor de export moeten gaan produceren. Maar wel dat ze een eerlijke kans krijgen om op hun eigen markt, of op markten in rijke landen of rijkere ontwikkelingslanden concurrerende producten tegen een behoorlijke prijs af te zetten.

Laat ik als voorbeeld eens rietsuiker nemen - ook te koop hier in de Wereldwinkel. Zelf heb ik in de jaren zeventig al actief campagne gevoerd voor de rietsuiker. Geen bietsuiker maar rietsuiker! Een land als Mauritius heeft de inkomsten uit de jarenlange rietsuikerexport naar Europa onder het Lomé-verdrag gebruikt om zijn economie minder eenzijdig te maken. Dankzij de vrije invoer van industrieproducten onder Lomé levert Mauritius nu alles, van speelgoed tot uurwerken, aan de EU. Het land kent bijna volledige werkgelegenheid. Dit is een positief resultaat, en dat mag best eens hardop gezegd worden.

Geweldig voor Mauritius. Maar wanneer wordt nu eens het totale suikerbeleid van Europa onder vuur genomen? Nederland heeft zich ervoor ingezet on ten minste voor de minst ontwikkelde landen de EU markt open te stellen. Ons voorstel is helaas behoorlijk uitgekleed. Dankzij enorme exportsubsidies en vrijwel volledige afscherming pikt de Europese Unie zo'n twintig procent van de wereldmarkt voor suiker in. Op hetzelfde moment dat ik mij inzet om de allerarmste landen extra toegang tot onze markt te bieden, regelen de Europese suikerbelangen dat de vrije toegang voor suiker met acht jaar wordt uitgesteld.

Met het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking ben ik erg tevreden. Maar het ontbreekt aan een breed specifiek draagvlak voor vrije markttoegang van producten uit die landen. Voor armoedebestrijding moeten we verder kijken dan het traditionele ontwikkelingsdenken. Juist op het terrein van de toegang van producten tot de Europese markten kunnen de Wereldwinkels een brug helpen slaan naar de Nederlandse consumenten die met hun koopgedrag een steeds grotere stem in het kapittel hebben. Er is op dat gebied nog veel te doen; er moet meer informatie naar de consumenten.

Laten wij op dit gebied gaan samenwerken! In mijn eentje kan ik deze strijd niet winnen. Daarvoor is gebundelde inzet nodig van iedereen in Nederland die de strijd tegen de armoede serieus neemt. De derde wereld bewegingen kunnen wat dat betreft nog veel meer doen. Ze kunnen opkomen voor de openstelling van markten. Ze kunnen hun pijlen richten op de belangengroepen die weigeren ruimte te scheppen voor producten in ontwikkelingslanden. Daarom juich ik acties toe zoals van Artsen Zonder Grenzen en van Novib rond het Europees Landbouwbeleid en de dumping van vlees. Dit soort debatten moeten meer gevoerd worden.

Door steeds te vernieuwen en te professionaliseren slagen de Wereldwinkels er nu al tientallen jaren in om goederen uit ontwikkelingslanden in Nederland te verkopen. De inmiddels vierhonderd winkels slagen daar zelfs steeds beter in. Het gaat goed met de omzet. Die is de laatste tien jaar verviervoudigd. Dat is een resultaat om trots op te zijn. De Wereldwinkels kunnen even trots zijn op hun immense aantal vrijwilligers. Verspreid over het hele land zijn dat er twaalfduizend. Die vrijwilligers komen niet uit de lucht vallen. Het is lang niet altijd gemakkelijk ze te vinden en te behouden. Vanwege gebrek aan vrijwilligers moest de Wereldwinkel hier in Boxtel in 1996 na twintig jaar de deuren sluiten. Maar mede met inzet van de werkgroep Lokale Agenda 21 en een startsubsidie van tienduizend gulden van de Gemeente Boxtel is korte tijd later, op 23 april 1996, een nieuwe Wereldwinkel geopend. De producten werden eerst uitgestald op de oude rekken van een schildersbedrijf. Precies vijf jaar later draait de Wereldwinkel met 55 vrijwilligers als nooit te voren. De Wereldwinkel staat midden in de samenleving van Boxtel.

Mijn complimenten voor uw inspanningen, mijn felicitaties met uw vijf-jarig bestaan. En mijn gelukwensen met de landelijke primeur van een Wereldwinkel nieuwe stijl, een getransformeerde wereldwinkel, waarvan ik hoop dat die een enorm aantal nieuwe klanten weet te trekken.

===