Partij van de Arbeid

Den Haag, 24 april 2001

BIJDRAGE VAN MARJA WAGENAAR (PVDA) AAN HET PLENAIR DEBAT OVER HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE-OOSTING INZAKE DE VUURWERKRAMP ENSCHEDE

1. VERTROUWEN EN VERANTWOORDELIJKHEID

'Daar waar het vol van kinderen was,

Verschillend van geloof en ras,

Maar in hun spel gelijkgezind-

Loopt nu geen enkel kind'

De dichter Willem Wilmink weet treffend aan te geven hoe er op 13 mei vorig jaar een grote leegte ontstond op de plek van een woonwijk in Enschede. Er vielen 22 doden. Bijna duizend gewonden, vaak met blijvend letsel. 1250 mensen raken dakloos. Velen van hen zijn in een klap al hun bezittingen kwijt. Bedrijven werden van de kaart gevaagd. Het debat van vandaag en morgen gaat over deze mensen: slachtoffers, nabestaanden en betrokken hulpverleners. Bovenal gaan onze gedachten en medeleven ook nu naar hen uit.

Het was een onhollandse ramp, een ramp die ieders voorstellingsvermogen tartte. Een ramp die het vertrouwen van burgers in de overheid zwaar op de proef stelt. Immers, in veel gemeenten is het zo dat als je een conifeer in je tuin wilt kappen, je daarvoor een pietluttige vergunningsprocedure moet door lopen. Eenzelfde pietluttigheid verwacht die burger van de overheid als het om zijn veiligheid gaat. Dit debat gaat over het terugwinnen van dat vertrouwen en het nemen van verantwoordelijkheid voor het verleden.

2. PERSPECTIEF BURGER


* Vandaag spreken wij over de rol van de rijksoverheid als medeverantwoordelijke voor het ontstaan van deze ramp. Dat laat onverlet de volstrekt onverantwoordelijke wijze waarop het bedrijf SE Fireworks te werk is gegaan en de rol van de gemeente Enschede. In alle scherpte is duidelijk geworden hoe een bedrijf zijn omgeving niet gewoon onveilig wist te maken, nee, die omgeving heeft weten te vernietigen. Juist die keiharde werkelijkheid moet voor de rijksoverheid reden zijn om zichzelf ook aan een grondige analyse te onderwerpen.

Dit debat kun je voeren vanuit een politiek-bestuurlijk perspectief. Dan past een mea culpa en een grote vlucht naar voren als het gaat om een reeks van maatregelen die het kabinet aankondigt. Maar je kunt het debat ook voeren vanuit het perspectief van burgers. Burgers, wiens vertrouwen in de overheid door deze ramp ernstig is geschaad.

Centraal in het debat staan dan het terugwinnen van vertrouwen en het nemen van verantwoordelijkheid voor het verleden. Over die verantwoordelijkheid: de Commissie-Scheltema stelt in haar rapport 'Steekhoudend Ministerschap' heel duidelijk dat een minister verantwoordelijk is voor het goed functioneren van zijn departement. Ook al zijn er problemen ontstaan ten tijde van zijn voorganger. De PvdA kiest ervoor om dit debat te voeren vanuit het perspectief van de burger met inachtneming van de noties van de Commissie-Scheltema over ministeriele verantwoordelijkheid. Vanuit dat perspectief zullen we aan het einde van het debat de balans opmaken. Veiligheid is een onderwerp dat geen compromissen duldt. Het een is probleem dat om glasheldere en glasharde oplossingen vraagt. Bureaucratische antwoorden en bureaucratische oplossingen horen dan ook niet thuis in dit debat. Dit debat vraagt om zeer concrete maatregelen van het kabinet. Hoofdpunten voor de PvdA zijn daarbij een concreet aanvalsplan veiligheid en handhaving. En het met concrete maatregelen tegengaan van de verkokering binnen de rijksdienst. Het kabinetsstandpunt biedt ons op die punten nog onvoldoende houvast.


* Gelukkig is het denken over rampen sterk veranderd. De lessen uit Culemborg zijn nergens getrokken. In die tijd werd het afgedaan als een bedrijfsongeval, een geïsoleerd incident. Nu, ruim tien jaar later, zijn alle voorwaarden gecreëerd om het lerend vermogen van de overheid op het gebied van rampen te activeren. In plaats van te doen verstoppen, zoals Oosting over Culemborg zo treffend concludeert.

Via de lessen van de parlementaire enquête Bijlmerramp en het eerste onafhankelijke integrale onderzoek naar een ramp, dat van de Commissie-Oosting, zijn we aangeland bij een Nationale Onderzoeksraad naar rampen en zware calamiteiten. Oosting heeft gelukkig ook zonder wettelijke basis zijn werk goed kunnen doen. En heeft op voorbeeldige wijze slachtoffers bij de voortgang van zijn onderzoek betrokken. Maar juist om dat lerend vermogen van de overheid blijvend te activeren is meer nodig. Om lessen voor de toekomst en daaruit voortkomende maatregelen goed in de gaten te kunnen houden, moet de Onderzoeksraad een de wettelijke taak krijgen om deze lessen en maatregelen permanent te monitoren en daarover te rapporteren.


* Er ligt nu een integraal onderzoek. Daarin wordt uitvoerig ingegaan op de rol van verschillende overheden. Echter, een ding ontbreekt. Aandacht voor de positie van controlerende organen van diezelfde overheden. Ook wij moeten naar onszelf kijken. In de Kamer is Culemborg nooit aan de orde geweest. Als controlerend orgaan zijn wij in dat opzicht tekort geschoten. De fractie van de Partij van de Arbeid trekt het zich aan dat ook wij daaraan hebben bijgedragen.

3. VERKOKERING VERSUS CULTUUROMSLAG


* Al in 1980 constateert de Commissie-Vonhoff in het rapport 'Elk kent de laan die derwaarts gaat' dat het met de verkokering van het rijksbeleid slecht is gesteld. 'Integratie is meer een restpost dan een centrale pijler van het regeringsbeleid. (...) Beleid komt tot stand in sterk gespecialiseerde eenheden, in overleg met en eveneens verkokerd maatschappelijk veld. De politieke greep is zwak en incidenteel', aldus Vonhoff. Het zijn conclusies die je zo op het rapport van de Commissie-Oosting kunt plakken, twintig jaar later. Oosting rapporteert keer op keer over departementen die niet met elkaar communiceerden. Ook tussen de verschillende overheden onderling vond nauwelijks enige communicatie plaats op dit dossier. De verantwoordelijke politici ontging het vrijwel geheel dat er rondom veiligheid en vuurwerk wel eens iets loos zou kunnen zijn.

Ook andere zaken uit het verleden zoals bijvoorbeeld de Paspoortenquête laten zien dat er veel ellende ontstaat door bureaupolitiek gedrag. In de Bijlmerenquête is ook al uitvoerig geconstateerd dat de verkokering belemmeringen opwierp voor en zorgvuldige afhandeling. Wat is er met die lessen gebeurd? De Commissie-Van Rijn zegt het in andere termen: het kan sneller, beter, systematischer en productiever. Met een grote nadruk ook op kennismanagement. Kennis delen in plaats van wegstoppen zoals over Culemborg. Samenwerkende departementen in plaats van ministeries die elkaar tegenwerken. Toch wordt in het kabinetsstandpunt over de vuurwerkramp weer allemaal maatregelen per departement genomen. Het geheel oogt versnipperd en beidt dan ook geen enkele waarborg dat er een cultuuromslag plaats zal vinden, zoals de minister van Binnenlandse Zaken zo graag wil. Ik zou hem dan ook willen vragen welke waarborgen hij de Kamer kan geven dat juist op het gebied van veiligheid de verkokering wel kan worden doorbroken. En ook breder gesteld: ziet hij 21 jaar na dato mogelijkheden om de cultuur die door Vonhoff terecht aan de kaak is gesteld te doorbreken? Wat nodig is, is een Plan van Aanpak met concrete maatregelen en halfjaarlijkse rapportages daarover naar de Kamer. Geen vage cultuuromslag, maar een concrete.


* Ook de vele voorgestelde maatregelen worden gekenmerkt door verkokering. De ministeriële verantwoordelijkheid wordt ook hier kennelijk weer niet breder gezien dan departementale verantwoordelijkheid. En dat, terwijl het 'ieder voor zich' opereren door Oosting nu keer op keer als medeoorzaak van alle ellende wordt aangemerkt. Er worden maar liefst zes nieuwe instanties in het leven geroepen. Een paar daarvan, zoals de taskforce, zijn een typisch product van onze poldercultuur. Een vlucht naar voren met allerlei maatregelen is prima, maar het moet wel duidelijk zijn waar deze maatregelen landen. Onderlinge samenhang, uitvoerbaarheid, tempo en financiering ontbreken grotendeels. Als je Nederland daadwerkelijk veiliger wilt maken, moet je boter bij de vis doen. Het kabinet zal een aantal van de voorgestelde maatregelen veel concreter moeten gaan invullen wil het niet bij symboolbeleid en onderling gepraat blijven. Ik kom daar straks op terug.


* Oosting constateert een dilemma als het gaat om handhaving. De roep is groot om een optredende overheid in plaats van een terugtredende overheid. Tegelijkertijd zal een verticale benadering niet even goed aansluiten bij de wijze waarop burgers, bedrijven en overheid vandaag de dag met elkaar omgaan. Het kabinet stapt nogal makkelijk over dit dilemma heen. Toch is het zaak, als we handhaving hoger op de agenda willen zetten (en de Partij van de Arbeid wil dat), dat burgers daar ook bij betrokken worden. Transparantie en duidelijke verantwoordelijkheden voor alle betrokkenen zijn dan ook onontbeerlijk. Glashard gaat allen in combinatie met glashelder. Het kabinet zal moeten aangeven hoe zij de rol van burgers en bedrijven ziet in relatie tot een streng en eenduidig handhavingsbeleid. Maar de burger moet straks weer weten dat hij op de overheid kan rekenen. Daarvoor is het wel nodig dat het kabinet in dit debat duidelijk aangeeft hoe zij haar eigen verantwoordelijkheid omschrijft en hoe die invult. En welke verantwoordelijkheid nu precies bij gemeenten ligt. E wie het gaat betalen. Anders dreigt het gevaar dat dit ergens in het debat tussen Rijk en gemeenten blijft hangen. Terwijl de burger toekijkt.


* Het kabinet maakt geen keuze tussen risicodenken en effectdenken. Het debat daarover schuift het kabinet voor zich uit. Toch zal in dit debat moeten worden aangegeven welke keuzes het kabinet voorstelt te gaan maken. En op grond van welke criteria. Bijvoorbeeld andere criteria voor luxe goederen zoals vuurwerk dan voor economisch noodzakelijke goederen? En hoe afhankelijk zal dit beleid zijn van de benodigde financiering? Moet er geen fonds voor planschade komen?

4. VERANTWOORDING

Ik kom aan de verantwoording over de medeverantwoordelijkheid voor het ontstaan van deze ramp. Om te beginnen zou ik we willen richten tot de staatssecretaris van Defensie. Het Bureau Adviseur Milieuvergunningen opereerde immers onder zijn verantwoordelijkheid.


* Defensie. De gemeente Enschede is blind gevaren op de adviezen van Defensie. Echter, het ontbrak daar op dit vlak nogal aan militaire precisie. Het Bureau Adviseur Milieuvergunningen was het vertrouwen niet waard, aldus Oosting. Alleen Enschede wist dat niet. Sterker nog, Oosting stelt dat als deze club zijn werk beter had gedaan de gemeente Enschede de zaak wellicht grondiger had aangepakt. Dat is een spijkerharde conclusie. Verwijtbaarheid is hier dan ook aan de orde. De vraag is dan ook hoe u de verantwoordelijkheid voor dit ernstige gegeven invulling denkt te geven? Had het anders en beter gekund? Was deze taak elders wellicht beter vervuld dan bij Defensie ?

Verder was het bureau op de hoogte van het TNO-onderzoek naar Culemborg en dus van de problemen met classificaties. Waarom is daar niets mee gebeurd? In deze kabinetsperiode ging het bergafwaarts met het Bureau Adviseur Milieuvergunningen. Er werd bezuinigd. Zonder enige relatie tussen taak en middelen, zo meldt het kabinet in de schriftelijke beantwoording. Was dat uitgangspunt wel verantwoord? Er was geen contact tussen de leiding en het bureau. Klachten van medewerkers over onderbezetting en het niet kunnen waarmaken van de taak werden terzijde geschoven. Waarom? Onder welke politieke prioriteitsstelling? In 1999 klaagt de VNG dat de adviezen niet altijd even adequaat zijn. Maar maatregelen blijven uit tot na de ramp in Enschede. Welke politieke verklaring heeft u daarvoor?


* VROM. Terecht heeft de minister van VROM meer aandacht gevraagd voor handhaving. Maar waarom ontbrak vuurwerk daarbij? Terecht is het overleg met de branche over en erkenningregeling stopgezet. Maar waarom is er toen geen enkel tempo gemaakt met het opstellen van regelgeving? Welke politieke prioriteit lag daaraan ten grondslag? VROM en V&W hebben op het vuurwerkdossier lang en langzaam met elkaar gebakkeleid. Uit de schriftelijke beantwoording blijkt ook dat de departementen het op ambtelijk niveau niet met elkaar eens waren. Waarom is er toen op ministerieel niveau niet eerder een knoop doorgehakt? Daar bent u toch voor? En welke waarborgen zijn er dat het ambtelijk onthaasten de inhoud van potentieel beleid wederom in zijn greep krijgt? En daarmee tempo en effectiviteit het onderspit delven?

Waar was trouwens de Inspectie milieuhygiëne. Het lijkt alsof die zijn handen van vuurwerk heeft afgetrokken. Welke politieke keuze ligt daaraan ten grondslag?

In 2003 moet de inventarisatie van gevaarlijke stoffen, objecten en risicosituaties gereed zijn. Waarom kan dat niet eerder? Bekendmaking via Internet en andere media is essentieel. Burgers dienen te worden geïnformeerd over de veiligheid van hun omgeving.

Burgers in Enschede zijn bij uitstek gevoelig als het om de veiligheid van hun omgeving gaat. Ik zou daarom dan ook aan de minister van VROM willen vragen de verplaatsing van de vuurwerkfabriek Haarman met de hoogst mogelijke prioriteit te bejegenen.


* Verkeer en Waterstaat. Door de eigen inspecteurs zijn kanttekeningen geplaatst bij de gehanteerde classificaties van vuurwerk. Men vroeg zich terecht af of producenten wel altijd de juiste classificatie op de verpakking zetten. Waarom is met dit signaal nooit iets gebeurd binnen de RVI? En welke politieke keuzes lagen ten grondslag aan het feit dat het toezicht van de RVI op vuurwerk werd afgebouwd? Hoe kon het dat de Directie Transportveiligheid op de hoogte was van het bestaan van het rapport over Culemborg, maar dat nooit heeft opgevraagd? Ook hier geldt net als bij VROM: waar zijn de waarborgen dat er ergens op het departement of in het contact tussen departementen niet meer iets dat de veiligheid van burgers zo direct raakt bij het stellen van beleidsprioriteiten wordt genegeerd?


* SZW. Ook hier een paar vragen. De CPR heeft bij gebrek aan middelen en menskracht nooit tot volle bloei kunnen komen. Welke politieke overweging lag daaraan ten grondslag? En waarom moet deze club nu opgeheven? Waar zullen nu problemen terechtkomen op het raakvlak van veiligheid en arbeidsvraagstukken?

5. RAMPENBESTRIJDING


* Een belangrijk gedeelte van het kabinetsstandpunt wordt in beslag genomen door het beleid over rampenbestrijding uit de doeken te doen. Vandaar dat de PvdA ook graag enige opmerkingen wil plaatsen in de richting van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.

Om te beginnen de rol van gemeenten. Daarbij wordt de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding neergelegd. Tegelijkertijd blijft het onduidelijk welke mogelijkheden en middelen zij krijgen. Ook is het onduidelijk op welke verantwoordelijkheid de Kamer de staatssecretaris kan aanspreken als het gaat om zijn verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding. Ik zou u willen uitnodigen deze eens concreet te formuleren in dit debat. Stimuleren alleen is immers veel te mager. Wat niet mag gebeuren is dat het aangekondigde beleid jarenlang ergens tussen Rijk en gemeenten blijft hangen zonder dat er echt wat gebeurt aan verbetering van veiligheid en handhaving.


* Dan het geld. Toen het kabinetsstandpunt uitkwam dacht de PvdA eindelijk van het gezeur af te zijn. Er kwam extra geld voor de rampenbestrijding. Daarmee zou eindelijk uitvoering kunnen worden gegeven aan het zo noodzakelijke Project Versterking Brandweer. Voor preventie, professionalisering en oefenen, want daar gaat het Project over, was immers nog 50 miljoen nodig bovenop het eerder toegekende geld. En daarmee zou ook uitvoering zijn gegeven aan de in 1998 kamerbreed aanvaarde motie-Wagenaar die de regering vroeg de benodigde 145 miljoen beschikbaar te stellen. Tussentijds heeft de Kamer bij herhaling bij de staatssecretaris aangedrongen ervoor te zorgen dat al het geld er ook echt zou komen.

In de schriftelijke beantwoording van het kabinet lezen we echter dat de gemeenten dit geld al zouden hebben opgehoest en dat daarmee het PVB ook al zou zijn uitgevoerd. Ik hoop dat ik dit mag zien als een misverstand. Immers, wij allen weten dat de gemeenten zelf de afgelopen jaren al honderden miljoenen hebben bijgedragen aan de rampenbestrijding, maar dat ze voor de volledige financiering van het PVB een beroep deden op het Rijk. Met steun van de gehele Tweede Kamer. Bij het uitkomen van het kabinetsstandpunt heeft de PvdA het wrang genoemd dat de ramp in Enschede nodig was om het ontbrekende geld voor het PVB beschikbaar te krijgen. En ik hoop dat we nu een misverstand hebben, want het zou wel heel merkwaardig zijn als u juist in het kader van dit debat het zwartepieten tussen Rijk en gemeenten zelf weer op de agenda hebt weten te zetten. In ieder geval is het u weer gelukt, blijkens de reacties van de VNG en de brandweer, om totale verwarring te creëren.


* Ook uit de tussenrapportage van de Commissie-Alders blijkt dat er op het gebied van brandveiligheid een gigantische inhaalslag moet worden gemaakt. Een actieplan brandveiligheid spreekt mijn fractie bijzonder aan. In feite zou het daarbij gaan om vervolg op het Project Versterking Brandweer. Maar ook daarvoor zijn middelen nodig. Als een van de oorzaken voor het niet controleren op brandveiligheid voeren veel gemeenten aan dat er onvoldoende middelen zijn en dat zij zitten te wachten op uitvoering van het Project Versterking Brandweer. Natuurlijk moeten gemeenten ook zelf hun verantwoordelijkheid nemen. Mijn fractie concludeert dat de opstelling van de staatssecretaris in ieder geval niet bijster motiverend is geweest in de richting van de gemeenten. Het blijft volstrekt onduidelijk welke rol de staatssecretaris belast met brandveiligheid voor zichzelf ziet weggelegd bij het hoger op de agenda zetten van veiligheid en handhaving daarvan.


* Nog twee korte punten. Er wordt door het kabinet gezegd dat er meer moet worden geoefend. Dat kunnen wij van harte onderschrijven. Maar waarom geen financiële prikkel ingebouwd op oefenen in de nieuwe financieringssystematiek van de brandweer?

Wat ook al jaren blijft hangen in het interdepartementale overleg is de invoering van een veiligheidseffectrapportage (VER). Er moet een einde komen aan de experimenteerfase en aan datum worden afgesproken waarop deze wordt ingevoerd. Ik vraag u in uw beantwoording daarover duidelijkheid te verschaffen.

Afrondend op dit onderwerp: er is een Aanvalsplan Veiligheid en Handhaving nodig. Veiligheid mag daarbij niet verzanden in touwtrekken tussen gemeenten en Rijk. Van meet af aan zullen verantwoordelijkheden, tempo, financiering en concrete doelen duidelijk moeten zijn. De PvdA vraagt de staatssecretaris voor de rampenbestrijding zo'n plan met grote voortvarendheid op te stellen en nog voor de zomer aan de Kamer te sturen.

6. NAZORG


* Voor de slachtoffers is de ramp nog lang niet afgelopen. Dagelijks zien zij zich nog met de gevolgen van de ramp geconfronteerd. Dat betekent dat de nazorg voor ieder die dat wenst zo lang als nodig is beschikbaar moet blijven. In de organisatie van de nazorg zijn de lessen van de Bijlmer geleerd en de gemeente Enschede en VWS verdienen een compliment voor de aanpak daarvan. Veel slachtoffers kampen ook nog met problemen op financieel gebied. Het is dan ook zeer te ondersteunen dat het kabinet laat onderzoekend of de financiële regelingen voor slachtoffers toereikend zijn. Die commissie (en ik ga ervan uit dat de Commissie Financiële Afwikkeling die al veel werk heeft verricht nieuw leven wordt ingeblazen voor deze opdracht) moet ook kijken naar vervolgschade, zoals letselschade.


* In zijn algemeenheid zou ik willen opmerken dat discussies over schadevergoeding keer op keer terugkomen. Denk maar aan MHZ, maar ook aan de legionella-slachtoffers of het fonds voor de slachtoffers van de Bijlmerramp. Het zou daarom goed zijn als een zware Commissie zich eens ten principale over deze problematiek zou buigen in relatie tot de Wet tegemoetkoming Schade bij Rampen (WTS) en de rol van de verzekeraars. Nu wordt teveel een ad hoc beleid gevoerd.

Tot slot. Bij de belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp komen nog steeds berichten binnenvan mensen die door de ramp in de knel zijn gekomen. Op het gebied van gezondheid bijvoorbeeld; veel gewonden hebben blijvend letsel overgehouden. Binnenkort is de ramp een jaar geleden. Voor velen betekent dat niet alleen een triest moment om te herdenken, maar ook een intrede in de WAO. De ramp heeft het leven van veel mensen in Enschede op zeer ingrijpende wijze voor altijd veranderd. Voor volksvertegenwoordiging en regering brengt deze ramp dan ook de verplichting met zich mee om blijvend alert te zijn. Niet alleen vandaag en morgen, maar ook in de toekomst. Want die toekomst is er op 13 mei vorig jaar voor heel veel mensen in Enschede heel blijvend heel anders uit gaan zien.