European Commission

IP/01/594

Brussel, 25 april 2001

Commissie dient de economische prognoses van de EU (2001-2002) in

De gemiddelde economische groei in de EU was in 2000 een van de hoogste in jaren. De stijging van de olieprijzen tastte echter de koopkracht van de gezinnen aan en de particuliere consumptie nam tegen het einde van het jaar af. Nu wordt de economie van de EU geconfronteerd met een plotselinge economische vertraging in de VS en de gevolgen hiervan zullen voelbaar worden. Verwacht wordt evenwel dat deze gevolgen beperkt zullen blijven dankzij de veerkracht van de binnenlandse vraag en omdat de zwakte van de Amerikaanse economische activiteit waarschijnlijk van korte duur zal zijn. Het groeicijfer in de EU is neerwaarts bijgesteld tot een gemiddelde van 2,8% in 2001; verwacht wordt echter dat het resultaat in de tweede helft van dit jaar zal verbeteren, mede dankzij een gestage
werkgelegenheidsschepping. De inflatie in de eurozone zal vrij lang boven de 2% blijven, maar zal volgend jaar weer dalen tot onder de door de ECB vastgestelde doelstelling van prijsstabiliteit. De consolidatie van de overheidsfinanciën wordt in de meeste lidstaten voortgezet, maar op het niveau van de EU is de begrotingspolitiek licht expansief als gevolg van aanzienlijke belastingverlagingen in enkele landen.


1. De vertraging in de VS beïnvloedt de vooruitzichten

Na de verdriedubbeling van de olieprijzen in 1999/2000 maakt de EU thans een tweede externe schok door. De langverwachte zachte landing van de Amerikaanse economie is minder zacht dan voorzien. De groei van het Amerikaanse BBP is sterk neerwaarts bijgesteld tot slechts 1,6% dit jaar in tegenstelling tot de 3,3% die door de Commissie in najaar 2000 werd voorspeld. De aanzienlijke verlaging van de rentetarieven door de Federal Reserve en de aankondiging van belastingverlagingen door de Amerikaanse regering moeten bijdragen aan een herstel van de groei. Dit herstel wordt in de tweede helft van 2001 verwacht, en het ziet ernaar uit dat de Amerikaanse economie volgend jaar weer met 3% zal toenemen.

Aangezien de Amerikaanse groeimotor sputtert en een definitief herstel van de Japanse economie nog altijd uitblijft wordt dit jaar slechts een expansie van het wereldwijde BBP verwacht van 3,3% na een uitzonderlijke 4,8% in 2000. Ook de groei van de wereldhandel zal vermoedelijk vertragen van 12,4% afgelopen jaar tot 7,6% in 2001. Voor volgend jaar wordt een herstel verwacht van de sterke groei in de mondiale activiteit en handel.

De gevolgen voor de EU zullen waarschijnlijk niet al te groot zijn mits zij beperkt blijven tot de handel. De export van de EU naar de VS bedraagt circa 3 % van het BBP van de EU. Geraamd wordt dat als rechtstreeks gevolg van een vertraging van de groei van de Amerikaanse invoer, de groei in de EU met een 1/4% zal afnemen. Aangezien er een nauw verband is tussen export en investeringen in vaste activa zullen ook de laatste niet buiten schot blijven; hiermee is in de voorjaarprognoses rekening gehouden. Gezien de lage Amerikaanse spaarquote en het grote tekort op de lopende rekening van het land kan echter niet worden uitgesloten dat zich een aanpassingsproces zal voordoen met grote wisselkoersfluctuaties en verdere onrust op de effectenmarkten. In dat geval zou het vertrouwen van de consumenten aan het wankelen kunnen worden gebracht en zouden negatieve vermogenseffecten kunnen ontstaan die een reactie zouden kunnen uitlokken die niet beperkt blijft tot een kortdurende groeipauze.


2. Groeivooruitzichten blijven goed


De groei van het BBP in de EU is in de tweede helft van 2000 vertraagd. De belangrijkste oorzaak was een lagere groei van de particuliere consumptie door het verlies aan koopkracht als gevolg van de stijging van de olieprijzen. Ook de bruto-investeringen in vaste activa liepen enigszins terug in de afgelopen kwartalen, maar bleven niettemin een belangrijke bijdrage leveren aan de groei. De netto-export was de andere belangrijke groeifactor. Er zijn zowel voor de export- als voor de importvolumes gedurende het afgelopen jaar dubbele jaarlijkse groeicijfers geregistreerd, waarbij er slechts weinig indicaties waren dat de export onder invloed komt van het verslechterende economische klimaat in de wereld.

De economie van de EU zal onvermijdelijk enige invloed ondergaan van de vertraging van de mondiale vraag als gevolg van de ontwikkelingen in de VS. Deze invloed zal vooral in de eerste helft van 2001 merkbaar zijn. Daarna zal het groeitempo weer toenemen, een ontwikkeling die zich ook volgend jaar zal voortzetten. De groei van het BBP in de EU en de eurozone wordt geraamd op 2,8% in 2001 en 2,9% in 2002. De daling van de groei kan grotendeels worden toegeschreven aan de externe handel. De binnenlandse vraag in de EU zal in 2001 waarschijnlijk nauwelijks vertragen ten opzichte van 2000, en blijft in de eurozone op hetzelfde niveau als vorig jaar. Voor 2002 wordt opnieuw een lichte toename verwacht.

Geraamd wordt dat het gezinsverbruik gedurende de gehele ramingsperiode gestaag met 2 3/4% zal toenemen. Dit verbruik werd negatief beïnvloed door de hogere invoerprijzen in 2000, maar zal wellicht in 2001 en 2002 worden gestimuleerd door sterkere stijgingen van de reële lonen, een krachtige werkgelegenheidsschepping en belastingverlagingen. De groei van de investeringen in kapitaalgoederen zal gedurende de ramingsperiode afnemen, voornamelijk als gevolg van de dalende finale vraag, want de financiële situatie zal geen ernstige belemmering vormen voor een uitbreiding van kapitaalgoederen.

Wat de handel met derde landen betreft zal de toename van het concurrentievermogen gedurende de afgelopen twee jaar nog enige tijd aanhouden; de geringe koersstijging van de euro sinds het einde van afgelopen jaar zal deze ontwikkeling niet keren. De export zal echter vermoedelijk vertragen door een zwakkere externe vraag, waardoor de bijdrage van de netto-export aan de groei aanzienlijk zal afnemen en in 2001 en 2002 vrijwel nihil zal zijn.

De meeste landen voldoen aan het globale beeld van een door externe ontwikkelingen veroorzaakte vertraging in 2001, gevolgd door een herstel in 2002. De groeiverschillen zullen echter toenemen tussen de grote economieën onderling, maar in mindere mate dan tijdens de nasleep van de crisis op de opkomende markten. Met een gemiddelde groei van het BBP van 2,2% in 2001 zal de groei in Duitsland waarschijnlijk de laagste zijn in de eurozone. In tegenstelling tot de gevolgen van de crisis op de opkomende markten in Italië wordt voor dat land een gunstiger ontwikkeling verwacht dankzij de schepping van werkgelegenheid en een krachtiger binnenlandse vraag.


3. Gunstige werkgelegenheidsvooruitzichten

In 2000 werden in de EU bijna 2,8 miljoen banen geschapen. Dit was het beste resultaat sinds 1990. Verwacht wordt dat de werkgelegenheidsschepping zich zal voortzetten doch zal vertragen van
1,7% in 2000 tot 1,2% in 2001 en 2002. In het lopende jaar wordt deze ontwikkeling veroorzaakt door een vertraging van de groei en een gebrek aan gekwalificeerde arbeidskrachten in sommige landen, vooral in landen waar het werkloosheidscijfer reeds een zeer laag niveau heeft bereikt. Toch zullen in de gehele EU in 2001 en 2002 tezamen nog eens netto 3,9 miljoen banen worden gecreëerd.

Geraamd wordt dat het werkloosheidscijfer in de EU van 8,3% in 2000 zal dalen tot 7,2% in 2002. Het aantal werklozen (gebaseerd op nationale statistieken) zal dan gedaald zijn tot 12,6 miljoen, van 15,7 miljoen in 1999. Deze ontwikkeling geldt voor vrijwel alle lidstaten, waarbij in Griekenland, Spanje en Frankrijk de grootste daling van het aantal werklozen zal worden geregistreerd.


4. Verdere loonmatiging en laagblijvende inflatie verwacht
De nominale lonen per hoofd zullen in 2001 in de EU als geheel naar verwachting met 3,2% stijgen en met 3% in de eurozone, en in 2002 met 3,3%. De ontwikkelingen in de verschillende lidstaten zullen evenwel aanzienlijk uiteenlopen, waarbij de lonen in 2002 in sommige landen een hogere groei zullen vertonen en in andere een lagere. De loonstijgingen zijn omvangrijker dan in de afgelopen jaren, als gevolg van een combinatie van factoren: de krappere arbeidsmarkten en een verlate reactie op de onverwachte stijging van de inflatie van het afgelopen jaar. Dit geldt met name voor Griekenland, Ierland, Nederland en het VK.

De loonkosten per eenheid zullen wat sneller stijgen dan in de afgelopen jaren, maar niet in die mate dat zij de winstgroei van ondernemingen zullen afremmen. Immers, de reële loonkosten per eenheid blijven dalen. Anderzijds zullen de reële lonen sterker stijgen dan het afgelopen jaar en de particuliere consumptie stimuleren.

In het afgelopen jaar bedroeg de jaarlijkse stijging van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (HICP) 2,3% voor de eurozone, na amper 1,1% in het voorgaande jaar. In dit jaar wordt een daling van de HICP-inflatie verwacht tot 2,2% in de eurozone (2,1% voor de EU) en tot onder de 2% in 2002. De inflatie zal wellicht in toom worden gehouden door een rustiger ontwikkeling van de olieprijzen, een afkoelende wereldeconomie en een zekere mate van loonmatiging. Toch is de kerninflatie gestegen. De stijging van de voedselprijzen, deels ten gevolge van de BSE- en mond-en-klauwzeer-crisis, zullen ook van invloed zijn op de inflatievooruitzichten.

De inflatieverschillen bleven in 2000 groot in de eurozone, maar zullen gedurende de ramingsperiode kleiner worden. In sommige kleinere lidstaten, met name Ierland, Nederland (in 2001 eveneens ten gevolge van stijgende indirecte belastingen) en Portugal zal de inflatie aanzienlijk hoger zijn dan het EU-gemiddelde.


5. Overheidsfinanciën licht expansief

De UMTS-opbrengsten buiten beschouwing gelaten vertonen de overheidsfinanciën in de meeste lidstaten opnieuw een verbetering. Dankzij de bijzondere omstandigheid van de UMTS-opbrengsten maakten de overheidsbegrotingen in de EU een sprong van een tekort van 0,6% van het BBP in 1999 naar een overschot van 1,2% in 2000 (van -1,2 % tot
+0,4 % voor de eurozone). Voor dit jaar, waarin de bijdrage uit de verkoop van UMTS-vergunningen veel kleiner zal zijn, wordt verwacht dat het overschot opnieuw in een tekort zal veranderen van 0,2% van het BBP voor de EU als geheel (en 0,7 % van het BBP voor de eurozone).

Over het algemeen lijkt de begrotingssituatie licht expansief op het niveau van de EU en de eurozone. Dit is voornamelijk een gevolg van belastingverlagingen in Duitsland en Nederland, en de versoepeling van het begrotingsbeleid in een aantal lidstaten, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, waar grote overschotten zijn verwezenlijkt. De belastinghervormingen leiden tot een vermindering van de effectieve belastingdruk in de EU, maar in sommige lidstaten wordt deze geheel of gedeeltelijk gecompenseerd door hogere inkomsten als gevolg van de aanhoudende economische groei, en brengt zij de begrotingsconsolidatie niet in gevaar.

In 2001 wordt slechts voor vijf lidstaten een overheidstekort verwacht. Dit zal in Oostenrijk en Frankrijk minder dan 1% van het BBP bedragen, terwijl in Duitsland, Italië en Portugal een tekort wordt voorzien dat hoger zal zijn dan 1% van het BBP.

Op basis van de thans beschikbare informatie zal in 2002 een verdere kleine stap worden gezet in de richting van lagere tekorten of grotere overschotten, omdat de uitgaven in percentage van het BBP opnieuw zullen dalen. De begrotingssaldi zullen voor de EU als geheel vermoedelijk in evenwicht zijn met een tekort van 0,4% van het BBP voor de eurozone.


6. De risico's zijn toegenomen

De betrekkelijk gunstige prognoses voor de EU zijn niet verzekerd. De bestaande risico's houden verband met:

* de Amerikaanse economie, die er wellicht langer over zal doen om de huidige vertraging van de activiteit te overwinnen omdat de consumenten hun financiële situatie opnieuw beoordelen;
* het overdrachtsmechanisme, dat zich mogelijk niet beperkt tot de handel maar ook de wisselkoers en de volatiliteit van de aandelenprijzen omvat gezien het grote tekort op de Amerikaanse lopende rekening en de lage spaarquote;

* de stijging van de binnenlandse vraag in de EU, waarvan wordt verondersteld dat deze de Amerikaanse vertraging zal compenseren. Indien echter het vertrouwen en de vermogenseffecten een negatieve ontwikkeling laten zien of indien de inflatie hoger blijft dan verwacht, zou de binnenlandse vraag hierdoor negatief kunnen worden beïnvloed.

Positieve aspecten zijn dat de onderliggende economische situatie gunstig blijft. Meer concurrentie en deregulering hebben een flexibele werking van de arbeids- en productmarkten in de hand gewerkt. De EU is beter in staat de komende vertraging als gevolg van externe ontwikkelingen, op te vangen.

Meer gedetailleerde informatie over de prognoses is te vinden in supplement A van "European Economy", dat op internet is gepubliceerd op (na 13:00)

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/document/ecofore/index_en.ht m

PDF File:
http://europa.eu.int/comm/economy_finance/document/ecofore/springfore cast2001_en.pdf

VOORJAARSPROGNOSES 2001
VOORNAAMSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1961 - 2002 (a) BBP tegen constante prijzen (stijging per jaar) Scenario
1961 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1998 1999 beleid
1973 1985 1990 1995 2002 2000 2001 2002
B 4,9 2,0 3,1 1,5 2,8 2,4 2,7 3,9 3,0 3,1 B
DK 4,4 1,5 1,3 2,0 2,6 2,8 2,1 2,9 2,1 2,4 DK
D 4,3 1,7 3,4 2,0 1,9 2,1 1,6 3,0 2,2 2,6 D
EL 8,5 1,7 1,2 1,2 3,7 3,1 3,4 4,1 4,4 4,8 EL
E 7,2 1,8 4,5 1,5 3,6 4,3 4,0 4,1 3,2 3,3 E
F 5,4 2,2 3,3 1,1 2,6 3,1 2,9 3,2 2,9 2,8 F
IRL 4,4 3,8 4,6 4,7 8,9 8,6 9,8 10,7 7,5 7,1 IRL I 5,3 2,7 2,9 1,3 2,1 1,8 1,6 2,9 2,5 2,7 I
L 4,0 1,8 6,4 5,4 6,0 5,0 7,5 8,5 5,6 5,5 L
NL 4,9 1,9 3,1 2,1 3,6 4,1 3,9 3,9 3,4 3,1 NL
A 4,9 2,3 3,2 2,0 2,5 3,3 2,8 3,2 2,5 2,6 A
P 6,9 2,2 5,5 1,8 3,3 3,8 3,0 3,3 2,6 2,6 P
FIN 5,0 2,7 3,3 -0,7 4,7 5,3 4,2 5,7 4,0 3,6 FIN S 4,1 1,8 2,3 0,6 2,9 3,6 4,1 3,6 2,7 3,0 S
UK 3,2 1,4 3,3 1,6 2,8 2,6 2,3 3,0 2,7 3,0 UK
EU-15 4,8 2,0 3,3 1,5 2,7 2,8 2,5 3,4 2,8 2,9 EU-15 Euro- 5,2 2,2 3,4 1,6 2,6 2,8 2,5 3,4 2,8 2,9 Euro- zone zone
USA 4,4 2,8 3,2 2,4 3,7 4,4 4,3 5,0 1,6 3,0 USA JAP 9,4 3,3 5,2 1,5 1,2 -0,8 0,7 1,7 1,0 1,3 JAP (b) Bruto investeringen in vaste activa, outillage (stijging per jaar) Scenario
1971 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1998 1999 beleid
1973 1985 1990 1995 2002 2000 2001 2002
B 3,1 2,3 10,3 -2,1 4,7 3,3 5,4 4,0 4,4 5,0 B
DK 6,3 2,5 1,8 2,7 6,0 7,9 3,5 15,8 1,7 2,8 DK
D 0,2 1,6 7,2 -2,4 6,3 9,2 6,7 9,0 7,2 6,8 D
EL 11,9 0,7 5,4 4,6 12,4 24,4 1,9 11,0 10,0 10,2 EL E 10,9 -0,2 11,9 -2,5 7,5 13,4 8,1 5,0 3,0 5,0 E F 9,2 2,9 9,0 -0,1 6,9 11,6 8,4 7,7 8,8 7,0 F
IRL 13,8 1,6 6,0 1,8 13,9 24,9 18,1 11,7 7,6 8,5 IRL I 8,7 1,8 6,3 -0,1 6,2 7,8 6,0 7,8 5,5 6,2 I
L - - - - 9,3 -1,5 54,2 -8,0 6,0 5,0 L
NL 0,4 2,8 3,6 1,3 5,6 4,3 5,5 3,8 3,2 3,9 NL
A 6,4 2,4 5,8 0,3 4,6 4,5 4,8 5,0 4,1 4,0 A
P - - 13,5 1,9 9,2 14,7 9,0 7,5 5,0 4,5 P
FIN 6,2 1,6 6,4 -9,3 6,2 8,0 -1,8 4,8 5,5 4,4 FIN S 6,9 3,2 6,9 -0,6 6,6 10,9 8,3 4,0 6,1 6,2 S
UK 4,3 1,9 4,9 1,1 7,4 17,2 7,9 2,4 1,9 3,0 UK
EU-15 5,4 2,1 7,3 -0,7 6,5 10,3 7,0 6,6 5,4 5,6 EU-15 Euro- 5,4 2,0 7,8 -1,2 6,4 9,1 7,0 7,3 6,2 6,2 Euro- Zone zone
USA 10,3 4,7 3,7 7,7 10,8 15,0 14,5 13,3 2,6 6,4 USA JAP 7,5 4,2 9,9 -0,3 2,5 -10,8 -0,8 2,2 0,3 2,7 JAP Opmerkingen: - De aggregaten voor EU-15 en eurozone omvatten het verenigde Duitsland vanaf 1991 of 1992 naar gelang van het aggregaat.
- Zoals gebruikelijk zijn de prognoses onder meer gebaseerd op de technische hypothese van "geen beleidsverandering" Dit betekent dat specifieke beleidsmaatregelen, vooral op budgettair gebied, die nog niet bekend zijn gemaakt, niet in aanmerking zijn genomen.
De prognoses voor 2002 zijn derhalve in wezen een extrapolatie van de verwachte tendensen.

- Eurozone: EUR-11 (EU-15 exclusief DK, EL, S en UK) tot en met 2000, EUR-12 (EU-15 exclusief DK, S en UK) vanaf 2001.

VOORJAARSPROGNOSES 2001
VOORNAAMSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1961 - 2002 (c) Totale werkgelegenheid (stijging per jaar)
Scenario
1961 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1998 1999 beleid
1973 1985 1990 1995 2002 2000 2001 2002
B 0,5 -0,3 1,0 -0,2 1,1 1,2 1,3 1,7 1,3 1,2 B
DK 1,1 0,2 0,1 -0,5 1,0 1,4 0,9 0,8 0,5 0,5 DK
D 0,3 -0,2 1,5 -0,1 0,6 0,9 1,1 1,5 0,7 0,9 D
EL -0,5 1,0 0,7 0,6 0,9 3,4 -0,7 1,2 1,4 1,6 EL E 0,7 -1,4 3,3 -0,5 2,7 3,7 3,5 3,3 2,2 2,2 E
F 0,7 0,1 0,9 -0,2 1,2 1,2 1,8 2,0 1,7 1,5 F
IRL 0,1 0,1 1,1 1,9 4,7 6,9 6,1 4,7 2,9 2,4 IRL I -0,2 0,9 0,9 -0,6 1,0 1,0 1,2 1,5 1,3 1,1 I
L 1,1 0,5 3,2 2,7 4,0 4,4 5,0 5,5 3,9 3,6 L
NL 1,5 0,4 2,3 1,1 2,5 3,0 2,8 2,5 2,0 1,8 NL
A 0,0 0,1 0,7 0,2 0,5 0,8 1,4 0,9 0,5 0,4 A
P 0,3 -0,4 1,1 -0,6 0,5 2,7 1,8 1,7 0,9 0,7 P
FIN 0,5 0,3 0,3 -3,8 1,9 2,1 2,1 1,5 1,5 1,1 FIN S 0,6 0,8 1,0 -2,2 0,9 1,2 2,3 2,2 1,5 0,8 S
UK 0,3 -0,1 1,8 -0,9 1,1 1,4 1,1 1,0 0,5 0,7 UK EU-15 0,4 0,0 1,4 -0,4 1,2 1,6 1,6 1,7 1,2 1,2 EU-15 Euro- 0,4 0,0 1,4 -0,2 1,3 1,6 1,8 1,9 1,3 1,3 Euro- zone zone
USA 2,0 1,8 2,2 1,1 1,5 2,2 1,9 1,3 0,4 0,5 USA JAP 1,3 0,7 1,0 0,7 0,0 -0,7 -0,8 -0,2 -0,1 0,3 JAP (d) Aantal werklozen (in percent van de burgerlijke beroepsbevolking) Scenario
1964 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1998 1999 beleid
1973 1985 1990 1995 2002 2000 2001 2002
B 2,0 7,7 8,7 8,5 8,1 9,5 8,8 7,0 6,5 6,1 B
DK 0,9 6,4 6,4 8,6 5,2 5,2 5,2 4,7 4,6 4,5 DK
D 0,7 4,2 5,9 7,3 8,5 9,3 8,6 8,1 7,8 7,1 D
EL 4,2 3,8 6,6 8,3 10,5 10,9 11,7 11,0 10,5 9,9 EL E 2,8 11,3 18,9 20,9 16,6 18,8 15,9 14,1 12,8 11,9 E F 2,2 6,4 9,8 11,1 10,5 11,8 11,2 9,5 8,5 7,8 F IRL 5,7 10,6 15,5 14,5 6,6 7,5 5,6 4,2 3,8 3,5 IRL I 5,2 7,0 9,5 10,1 10,9 11,8 11,3 10,5 9,8 9,3 I L 0,0 1,7 2,1 2,5 2,4 2,7 2,3 2,2 2,0 1,8 L
NL 1,3 7,1 7,4 6,4 3,8 4,0 3,3 2,8 2,6 2,4 NL
A 1,7 2,5 3,4 3,7 3,9 4,5 4,0 3,7 3,4 3,2 A
P 2,5 7,0 6,4 5,7 5,4 5,2 4,5 4,2 4,6 5,1 P
FIN 2,8 4,9 4,1 13,3 10,9 11,4 10,2 9,8 9,1 8,4 FIN S 2,0 2,4 2,0 7,2 7,3 8,3 7,2 5,9 5,2 5,0 S
UK 2,0 6,9 9,0 9,5 6,2 6,3 6,1 5,6 5,3 5,1 UK
EU-15 2,4 6,4 8,9 10,0 9,1 9,9 9,2 8,3 7,7 7,2 EU-15 Euro- 2,5 6,6 9,3 10,2 9,9 10,9 9,9 8,9 8,5 7,9 Euro- zone zone
USA 4,6 7,5 5,9 6,6 4,6 4,5 4,2 4,0 4,6 4,7 USA JAP 1,2 2,2 2,5 2,6 4,2 4,1 4,7 4,7 4,7 4,8 JAP Opmerkingen: - De aggregaten voor EU-15 en eurozone omvatten het verenigde Duitsland vanaf 1991 of 1992 naar gelang van het aggregaat.
- Zoals gebruikelijk zijn de prognoses onder meer gebaseerd op de technische hypothese van "geen beleidsverandering" Dit betekent dat specifieke beleidsmaatregelen, vooral op budgettair gebied, die nog niet bekend zijn gemaakt, niet in aanmerking zijn genomen.
De prognoses voor 2002 zijn derhalve in wezen een extrapolatie van de verwachte tendensen.

- Eurozone: EUR-11 (EU-15 exclusief DK, EL, S en UK) tot en met 2000, EUR-12 (EU-15 exclusief DK, S en UK) vanaf 2001.

VOORJAARSPROGNOSES 2001
VOORNAAMSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1961 - 2002 (e) Inflatie (1) (stijging per jaar)
Scenario
1961 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1998 1999 beleid
1973 1985 1990 1995 2002 2000 2001 2002
B 3,7 7,4 1,9 2,3 1,7 0,9 1,1 2,7 1,9 1,7 B
DK 6,6 9,7 4,0 2,3 2,0 1,3 2,1 2,7 2,1 2,1 DK
D 3,4 4,3 1,4 3,3 1,4 0,6 0,6 2,1 2,0 1,5 D
EL 3,6 18,2 17,6 13,8 3,9 4,5 2,1 2,9 2,6 2,3 EL E 6,5 15,3 6,6 5,6 2,6 1,8 2,2 3,5 3,2 2,3 E
F 4,7 10,5 3,1 2,5 1,3 0,7 0,6 1,8 1,3 1,6 F
IRL 6,3 13,8 3,2 2,7 3,0 2,1 2,5 5,3 4,0 3,6 IRL I 4,9 16,0 6,1 5,8 2,3 2,0 1,7 2,6 2,2 1,9 I
L 3,0 7,4 2,4 3,0 1,8 1,0 1,0 3,8 2,2 1,8 L
NL 5,1 6,0 0,9 2,5 2,4 1,8 2,0 2,3 4,3 2,9 NL
A 4,1 5,8 2,0 3,1 1,3 0,8 0,5 2,0 1,6 1,4 A
P 3,9 22,2 12,2 7,7 2,5 2,2 2,2 2,8 3,5 2,3 P
FIN 5,7 10,7 4,3 3,0 1,8 1,4 1,3 3,0 2,4 2,0 FIN S 4,8 10,3 6,7 4,7 1,2 1,0 0,6 1,3 1,5 1,5 S
UK 4,8 11,9 5,4 4,2 1,6 1,6 1,3 0,8 1,4 1,7 UK
EU-15 4,6 10,9 4,4 4,2 1,8 1,3 1,2 2,1 2,1 1,8 EU-15 Euro- 4,6 10,5 3,8 3,9 1,8 1,1 1,1 2,3 2,2 1,8 Euro- zone zone
USA 2,9 6,9 3,8 2,7 1,9 1,1 1,8 2,4 2,4 1,9 USA JAP 6,1 6,5 1,3 1,1 -0,1 -0,1 -0,7 -1,1 -0,2 0,6 JAP (1) Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen vanaf 1996 voor de EU, deflator van het gezinsverbruik in de overige gevallen. (f) Saldo van de lopende transacties met de rest van de wereld (in percent van het BBP)
Scenario
1961 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1998 1999 beleid
1973 1985 1990 1995 2002 2000 2001 2002
B 1,4 -1,6 0,9 3,4 4,2 3,8 3,4 3,8 4,6 5,0 B
DK -1,9 -3,5 -2,2 1,6 1,4 -0,8 2,2 1,5 2,4 2,8 DK D 0,7 0,8 4,2 -0,9 -0,8 -0,2 -0,8 -1,2 -1,6 -1,7 D EL -2,0 -0,9 -3,0 -2,0 -3,5 -3,9 -3,2 -4,2 -4,1 -4,0 EL E -0,7 -1,4 -1,2 -1,8 -1,7 -0,6 -2,3 -3,4 -3,2 -3,0 E F 0,6 -1,7 -1,6 -0,1 1,6 2,3 2,3 1,2 1,1 1,1 F
IRL -2,5 -7,9 -1,2 1,9 0,9 0,9 0,6 -0,1 -0,8 -1,1 IRL I 1,4 -0,8 -0,7 -0,1 1,3 1,8 1,0 0,1 0,2 0,3 I
L 6,9 26,6 28,1 - - - - 21,3 21,4 22,0 L
NL 0,5 2,0 2,9 4,5 5,5 4,0 5,5 6,3 5,8 5,3 NL
A 0,1 -1,0 0,1 -1,1 -2,5 -2,0 -2,6 -2,9 -2,5 -2,5 A P 0,4 -6,6 -0,6 -3,1 -7,9 -7,4 -9,0 -10,2 -9,4 -9,3 P FIN -1,4 -2,0 -3,1 -1,2 6,4 5,6 5,5 7,7 8,1 8,1 FIN S 0,2 -1,7 -1,6 -0,3 3,6 3,8 3,9 3,2 3,2 3,0 S
UK 0,4 0,2 -2,8 -1,1 -0,9 0,0 -1,1 -1,7 -2,1 -2,2 UK EU-15 0,5 -0,5 0,0 -0,3 0,4 0,8 0,3 -0,2 -0,3 -0,3 EU-15 Euro- 0,7 -0,5 0,7 -0,2 0,6 1,0 0,5 0,1 -0,1 -0,1 Euro- zone zone
USA 0,5 -0,3 -2,3 -0,9 -3,0 -2,3 -3,4 -4,3 -4,2 -4,2 USA JAP 0,6 0,9 2,8 2,5 2,4 3,0 2,5 2,5 2,7 2,8 JAP Opmerkingen: - De aggregaten voor EU-15 en eurozone omvatten het verenigde Duitsland vanaf 1991 of 1992 naar gelang van het aggregaat.
- Zoals gebruikelijk zijn de prognoses onder meer gebaseerd op de technische hypothese van "geen beleidsverandering" Dit betekent dat specifieke beleidsmaatregelen, vooral op budgettair gebied, die nog niet bekend zijn gemaakt, niet in aanmerking zijn genomen.
De prognoses voor 2002 zijn derhalve in wezen een extrapolatie van de verwachte tendensen.

- Eurozone: EUR-11 (EU-15 exclusief DK, EL, S en UK) tot en met 2000, EUR-12 (EU-15 exclusief DK, S en UK) vanaf 2001.

VOORJAARSPROGNOSES 2001
VOORNAAMSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1961 - 2002 (g) Financieringstekort (+) of -overschot (-) (in % van het BBP) (1) Scenario
1970 1974 1986 1991 1996 Raming Prognose ongewijzigd
- - - - - 1998 1999 beleid
1973 1985 1990 1995 2002 2000 2001 2002
B -3,4 -7,8 -7,0 -5,9 -0,9 -0,9 -0,7 0,0 0,6 0,7 B DK 4,1 -2,7 1,3 -2,4 1,7 1,1 3,1 2,5 3,2 2,9 DK D 0,2 -2,8 -1,5 -3,1 -1,6 -2,1 -1,4 1,5 -1,7 -1,2 D EL (2) 0,2 -4,9 -12,0 -11,5 -2,5 -3,1 -1,8 -0,9 0,0 0,6 EL E 0,4 -2,6 -4,1 -5,6 -1,7 -2,6 -1,2 -0,3 0,1 0,2 E F 0,7 -1,6 -1,8 -4,5 -2,0 -2,7 -1,6 -1,3 -0,6 -0,8 F IRL -3,9 -9,9 -5,3 -2,1 2,4 2,1 2,1 4,5 3,9 3,6 IRL I -5,4 -9,6 -10,8 -9,1 -2,4 -2,8 -1,8 -0,3 -1,3 -1,0 I L 2,5 1,8 - 2,0 3,8 3,2 4,7 5,3 4,0 3,0 L
NL -0,5 -3,4 -4,9 -3,5 0,2 -0,7 1,0 2,0 0,8 1,4 NL A 1,4 -2,3 -3,2 -3,8 -1,7 -2,2 -2,1 -1,1 -0,7 0,0 A P 2,0 -6,9 -4,4 -5,0 -2,2 -2,3 -2,1 -1,4 -1,5 -1,5 P FIN 4,5 3,7 4,0 -5,0 2,2 1,3 1,8 6,7 5,3 5,2 FIN S 4,3 -1,7 3,1 -7,6 1,5 1,9 1,8 4,0 3,9 3,4 S
UK 0,1 -3,6 -0,7 -5,7 0,2 0,4 1,3 4,3 1,0 0,9 UK EU-15 -0,3 -3,7 -3,3 -5,1 -1,1 -1,5 -0,6 1,2 -0,2 0,0 EU-15 Euro- -0,7 -3,9 -4,1 -4,9 -1,5 -2,1 -1,2 0,4 -0,7 -0,4 Euro- zone zone
USA -1,6 -3,3 -4,2 -4,5 0,6 0,3 1,0 2,0 1,9 1,8 USA JAP 0,8 -3,2 1,2 -0,6 -6,9 -10,0 -7,0 -8,6 -7,7 -7,7 JAP (1) Het financieringstekort of -overschot omvat in 2000 en 2001 eenmalige opbrengsten van UMTS-vergunningen. Zonder deze opbrengsten zou het financieringstekort of -overschot in percent van het BBP in 2000 gelijk zijn aan -1,0%, -0,4%, -1,5%, 1,3%, -1,5%, -1,7%, 1,9%,
-0,0% en -0,7% voor D, E, I, NL, A, P, UK, EU-15 en de eurozone. De overeenkomstige ratio's in 2001 zouden gelijk zijn aan 0,5%, 2,9%,
-1,1%, -0,3% en -0,8% voor B, DK, F, EU-15 en de eurozone. (2) met inbegrip van aanpassingen aan het ESR 95 uitgevoerd door Eurostat voor de periode 1996 - 1998.
(h) Bruto staatsschuld (in percent van het BBP) Scenario
Raming Prognose ongewijzigd
1980 1985 1990 1995 1997 1998 1999 beleid
2000 2001 2002
B 78,5 122,2 128,6 133,8 125,3 119,8 116,4 110,9 104,4 98,7 B DK (1) 36,4 69,8 57,7 69,3 61,4 55,8 52,6 47,3 43,4 39,6 DK D 31,7 41,7 43,5 57,1 60,9 60,7 61,1 60,2 58,6 57,6 D EL 27,7 59,8 89,0 108,7 108,3 105,5 104,6 103,9 99,9 98,0 EL E 17,0 42,7 44,0 64,0 66,7 64,7 63,4 60,6 58,1 55,8 E F 20,4 31,8 36,3 54,0 59,3 59,7 58,7 58,0 56,9 55,3 F IRL 72,3 105,3 97,5 84,4 65,1 55,0 50,1 39,1 33,3 26,7 IRL I 58,3 82,0 97,3 123,3 120,1 116,2 114,5 110,2 105,7 102,6 I L 9,2 9,5 4,5 5,6 6,0 6,4 6,0 5,3 5,1 4,9 L
NL 46,0 70,0 77,1 77,0 70,0 66,8 63,2 56,3 52,1 47,8 NL A 36,4 49,5 57,5 68,5 64,7 63,9 64,7 62,8 61,5 59,4 A P 35,4 67,5 63,6 64,1 59,1 55,3 55,0 53,8 52,8 52,4 P FIN 11,6 16,4 14,5 57,1 54,1 48,8 46,9 44,0 41,7 39,5 FIN S 39,6 61,6 42,1 76,6 73,0 71,8 65,2 55,6 53,4 49,1 S UK 55,0 54,3 35,2 52,1 51,1 48,1 45,7 42,9 38,3 35,4 UK EU-15 38,4 53,8 54,9 70,2 71,1 69,0 67,5 64,5 61,7 59,3 EU-15 Euro- 35,3 52,7 58,6 72,3 74,7 73,1 72,0 69,7 67,7 65,6 Euro- zone zone
(1) Deposito's bij centrale bank, bezit van niet-overheidspapier en schulden i.v.m.overheidsbedrijven beliepen in 2000 9,1 % van het BBP.
Opmerkingen: - De aggregaten voor EU-15 en eurozone omvatten het verenigde Duitsland vanaf 1991 of 1992 naar gelang van het aggregaat.
- Zoals gebruikelijk zijn de prognoses onder meer gebaseerd op de technische hypothese van "geen beleidsverandering" Dit betekent dat specifieke beleidsmaatregelen, vooral op budgettair gebied, die nog niet bekend zijn gemaakt, niet in aanmerking zijn genomen.
De prognoses voor 2002 zijn derhalve in wezen een extrapolatie van de verwachte tendensen.

- Eurozone: EUR-11 (EU-15 exclusief DK, EL, S en UK) tot en met 2000, EUR-12 (EU-15 exclusief DK, S en UK) vanaf 2001.