IP/01/596
Brussels, 25 april 2001
Globale richtsnoeren 2001 voor het economisch beleid
De Europese Commissie heeft heden een aanbeveling betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) vastgesteld, die ter goedkeuring aan de Europese Raad van Göteborg zal worden voorgelegd. Deze richtsnoeren, die de kern van de coördinatie van het economisch beleid vormen, verschaffen het kader voor de vaststelling van de algemene beleidsdoelstellingen en beleidslijnen voor de lidstaten en de Unie. De GREB 2001 bevestigen de verleden jaar uitgestippelde strategie om de doelstellingen van de Top van Lissabon te bereiken, en werken deze verder uit in het licht van de resultaten van de Top van Stockholm van vorige maand. Het betreft een veelomvattende strategie: (1) op korte termijn instandhouding van de economische expansie in een context van minder gunstige mondiale voorwaarden door een op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid; (2) op middellange termijn versterking van het groeipotentieel van de EU-economie door de vastberaden en versnelde tenuitvoerlegging van economische hervormingen en de bevordering van ondernemerschap, innovatie en een kenniseconomie die een volledig en doeltreffend gebruik van de productiemiddelen stimuleren en de productiviteit verhogen, en (3) op langere termijn voorbereiding op het effect van de vergrijzing door middel van een drieledige strategie.
Volgens Pedro Solbes, EU-Commissaris voor Economische en Financiële
Zaken, "zijn de GREB veel belangrijker geworden sinds het begin van de
EMU. Zo zijn de richtsnoeren van dit jaar duidelijker gericht op de
eurozone en bevatten zij ambitieuze, controleerbare en nauwkeurig
omschreven doelstellingen. Dit weerspiegelt de noodzaak bij het
nationale economische beleid de eurozone-dimensie beter in aanmerking
te nemen en het proces van verjonging van de EU-economie door te
zetten. Hoewel de groeivooruitzichten de laatste maanden enigszins
zijn versomberd, zijn de grondslagen toch gezond en zorgt de endogene
groeidynamiek voor een zichzelf in stand houdende heilzame
ontwikkeling. Mits de met moeite bereikte stabiliteit wordt bewaard en
tijdig en met volharding hervormingen worden ingevoerd op een breed
front, verkeert de EU in een gunstige uitgangspositie om bestand te
zijn tegen de huidige mondiale vertraging van de groei en
tegelijkertijd de EU-economie verder te moderniseren, volledige
werkgelegenheid dichterbij te brengen en zich voor te bereiden op het
economische effect van de vergrijzing".
De aanbeveling van de Commissie is opgesteld overeenkomstig artikel
99, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Evenals bij vorige gelegenheden worden de algemene aanbevelingen voor
het economisch beleid, die voor alle lidstaten gelden, verder
uitgewerkt in richtsnoeren per land.
I. Voornaamste uitdagingen en beleidsvereisten
De onmiddellijke uitdaging is de instandhouding van de economische
expansie in de context van een minder gunstig extern klimaat. Het
behoud van de met moeite bereikte macro-economische stabiliteit en de
instandhouding ervan in de toekomst is van essentieel belang. Een
gezond begrotingsbeleid en aanhoudend gematigde loonontwikkelingen
zullen het bedrijfsleven en de consumenten vertrouwen geven en
tegelijkertijd meer ruimte scheppen voor een monetair beleid dat de op
binnenlandse factoren berustende groei in de eurozone ondersteunt. Een
sterkere euro in combinatie met meer op expansie gerichte binnenlandse
monetaire voorwaarden zou bijdragen tot een soepel verlopende
aanpassing van de mondiale onevenwichtigheden en tegelijkertijd de
binnenlandse vraag ondersteunen en de externe druk op de prijzen
verminderen.
Een forse economische groei kan op middellange termijn slechts worden
gehandhaafd indien men erin slaagt de snelheidsbeperking voor de groei
van de economie voortdurend te verhogen. Onder invloed van de
verbeterde marktwerking en de investeringen in nieuwe informatie- en
communicatietechnologieën is de potentiële productiestijging in de EU
de laatste jaren verbeterd. Deze is echter nog ontoereikend om een
groei van rond 3% over een langere periode te dragen.
In deze context is het van bijzonder belang dat de menselijke middelen
veel beter moeten worden gebruikt dan thans het geval is. Om een
toename van het aanbod van arbeid te bevorderen, moet ervoor worden
gezorgd dat het regelgevingskader de mensen aanmoedigt om tot de
arbeidsmarkt toe te treden of er te blijven, met name door een
hervorming van de belasting- en uitkeringsstelsels, en moet de
arbeidsmobiliteit worden verhoogd en levenslang leren worden
bevorderd. Activering van het arbeidsaanbod is een noodzakelijke, maar
onvoldoende voorwaarde. Dit moet worden gecombineerd met een
belangrijke en duurzame versnelling van de productiviteitsstijging.
Dit impliceert een verdere verlegging van het zwaartepunt van het
economisch beleid naar goed functionerende, concurrentiële en
geïntegreerde product- en kapitaalmarkten en naar ondernemerschap en
innovatie.
Op langere termijn wordt de voornaamste uitdaging gevormd door de
voorbereiding op het effect van de vergrijzing. De vergrijzing zal
belangrijke implicaties hebben voor zowel de houdbaarheid van de
openbare financiën op lange termijn als het groeipotentieel van de
economie. Dit maakt een gezond macro-economisch beleid en
veelomvattende economische hervormingen des te noodzakelijker. Reeds
nu moet actie worden ondernomen, waarbij de door de huidige gunstige
macro-economische voorwaarden geboden kansen volledig moeten worden
benut. Hiertoe moeten de lidstaten een veelomvattende strategie
ontwikkelen.
II. Beleidsaanbevelingen
Om het hoofd te bieden aan deze uitdagingen, beveelt de Commissie een
beleidsstrategie aan met de volgende componenten:
1. Een op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid. Bij
een op prijsstabiliteit gericht monetair beleid moeten het
begrotingsbeleid en de loonontwikkelingen aan de volgende
vereisten voldoen:
* Tegen een achtergrond van een vertragende, maar in het algemeen
boven het potentieel blijvende groei moeten de lidstaten de
indrukwekkende budgettaire verbeteringen van de laatste jaren
verankeren en ernaar streven een onderliggende begrotingssituatie
te bereiken of te behouden waarin de begroting bijna in evenwicht
is of een overschot vertoont. Meer concreet moeten de lidstaten
overeenkomstig de verleden jaar aangegane verbintenis reeds in
2001 hun begroting bijna in evenwicht brengen of een overschot
bereiken zoals in het stabiliteits- en groeipact overeengekomen,
en bij de opstelling van hun begroting voor 2002 de noodzaak voor
ogen houden een procyclisch begrotingsbeleid te vermijden en voor
zover nodig hun begrotingssituatie nog verder te verbeteren dan de
minimumvereisten van het pact.
* Aanhoudend verantwoordelijk loongedrag is vereist van de sociale
partners. De nominale loonstijgingen moeten verenigbaar zijn met
prijsstabiliteit en werkschepping; dit houdt in dat naar behoren
rekening moet worden gehouden met de prijsstabiliteitsdoelstelling
van de ECB en er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat de
reële lonen niet sneller stijgen dan de productiviteit.
2. Verbetering van de kwaliteit en de houdbaarheid van de openbare
financiën. Door het wegnemen van de knelpunten voor de
productiviteitsstijging op lange termijn en de werkgelegenheid
kunnen de openbare financiën een belangrijke bijdrage leveren tot
de verhoging van de snelheidsbeperking voor de groei. In deze
context moet worden gezorgd voor een goed evenwicht en een
adequate afwisseling tussen de vermindering van de
overheidsschuld, de verlaging van de belastingen en de
financiering van de overheidsinvesteringen in belangrijke
sectoren. Met name wordt de lidstaten aanbevolen de belasting- en
uitkeringsstelsels te hervormen, de overheidsuitgaven meer te
richten op de accumulatie van fysiek en menselijk kapitaal,
mechanismen voor een betere beheersing van de uitgaven in te
voeren of te bevorderen, en de houdbaarheid op lange termijn van
de openbare financiën te verbeteren, inclusief een snelle
vermindering van de overheidsschuld, verdere hervormingen van de
pensioenstelsels, en pogingen om de deelneming aan het
arbeidsproces te bevorderen, vooral onder vrouwen en oudere
werknemers.
3. Actieve arbeidsmarktmaatregelen. De laatste jaren is de
werkgelegenheid aanzienlijk gestegen en de structurele
werkloosheid gedaald ten gevolge van gunstige economische
voorwaarden en de verbeterde werking van de arbeidsmarkten.
Niettemin blijft er veel ruimte voor verdere voortgang. De
lidstaten moeten tegen eind 2002 de doelstellingen van de
werkgelegenheidsrichtsnoeren bereiken. Zij moeten met name de
volgende maatregelen nemen: bevordering van de deelneming aan het
arbeidsproces, vooral onder vrouwen en oudere werknemers
(bijvoorbeeld door te streven naar gelijke kansen, te zorgen voor
betere en uitgebreidere kinderopvang, vervroegde
uittredingsregelingen te hervormen); hervorming van de belasting
en uitkeringsstelsels om werken de moeite waard te maken;
aanmoediging van loonvormingsprocessen die verschillen in
productiviteit en plaatselijke arbeidsmarktvoorwaarden beter in
aanmerking nemen; opheffing van de belemmeringen voor de
geografische mobiliteit van werknemers en voor de verandering van
werkkring; verzekering van de doeltreffendheid van actieve
arbeidsmarktmaatregelen; bevordering van een meer flexibele
werkorganisatie.
4. Efficiënt werkende product(goederen en diensten)markten. De
werking van de EU-productmarkten is belangrijk verbeterd, maar in
een aantal sectoren is een verdere inspanning vereist. De
lidstaten moeten de interne markt volledig implementeren (door de
achterstanden bij de omzetting van de wetgeving te reduceren tot
minder dan 1,5% tegen het voorjaar 2002, de technische
handelsbelemmeringen op te heffen en de overheidsopdrachten verder
open te stellen). Zij moeten ook de concurrentie versterken door
de liberalisering van de netwerkindustrieën te bespoedigen, de
capaciteit van de concurrentie- en de regelgevingsautoriteiten te
verhogen en het totale niveau van de overheidssteun te verlagen.
5. Bevordering van de efficiency en de integratie van de EU-markt
voor financiële diensten. De financiële regelgeving in de EU is
verder geharmoniseerd door een reeks acties in het kader van het
Actieplan voor Financiële Diensten (APFD). Door de
tenuitvoerlegging van het Actieplan voor Risicokapitaal (APRK)
dienen meer adequate financieringsmogelijkheden voor innoverende
kleine en middelgrote ondernemingen beschikbaar te komen.
Momenteel vordert de totstandbrenging van een echte interne markt
voor financiële diensten echter nog te traag. In dit opzicht moet
ervoor worden gezorgd dat nieuwe procedures voor de vaststelling
van wetgeving inzake effectenmarkten begin 2002 operationeel
worden en moet energieker worden gewerkt aan de volledige
tenuitvoerlegging van het APFD tegen uiterlijk 2005 en van het
APRK tegen uiterlijk 2003. Daarnaast moeten maatregelen worden
genomen om de sector- en grensoverschrijdende samenwerking tussen
toezichthoudende en andere betrokken autoriteiten verder te
verbeteren.
6. Bevordering van het ondernemerschap. Ondernemerschap is een
fundamentele voorafgaande voorwaarde om het potentieel van de EU
voor groei, concurrentiekracht en werkschepping op te voeren. De
bedrijven en de burgers hebben een regelgevings- en fiscaal kader
nodig dat duidelijk, eenvoudig en effectief is op een snel
veranderende internationale markt. Om het ondernemerschap te
bevorderen, moeten maatregelen worden genomen om een
ondernemersvriendelijker klimaat met minder administratieve lasten
en efficiëntere openbare diensten te creëren en het nemen van
risico's te bevorderen door de toegang tot financiering te
vergemakkelijken, vooral voor het MKB.
7. Bevordering van de kenniseconomie. De overgang van de Europese
Unie naar de kenniseconomie vordert, maar dient te worden
bespoedigd om de strategische doelstelling van Lissabon te halen.
Het is van groot belang dat de door de Europese Raad van Stockholm
gegeven richtsnoeren ter bespoediging van de economische
hervormingen binnen de overeengekomen periode werkelijkheid
worden. Om de overgang naar de kenniseconomie te vergemakkelijken,
moeten O&O en innovatie worden gestimuleerd, de toegang tot en het
gebruik van ICT worden bevorderd en onderwijs en opleiding
energieker worden aangepakt.
8. Duurzame ontwikkeling. De Europese Raad van Stockholm heeft
gevraagd de bevordering van duurzame ontwikkeling in de GREB op te
nemen. Duurzame ontwikkeling is een concept met vele facetten dat
verder gaat dan een zuiver economische evaluatie. Deze GREB zijn
gericht op de integratie van milieuaspecten in het economisch
beleid als middel om duurzame ontwikkeling te bevorderen. In deze
context is het noodzakelijk op de werking van de markt gebaseerde
beleidsmaatregelen (inclusief belastingheffing, het principe dat
de gebruiker en de vervuiler betalen, alsmede verhandelbare
emissierechten) in te voeren en te versterken, sectorale subsidies
en belastingvrijstellingen die schadelijk zijn voor het milieu, te
verlagen, en overeenstemming te bereiken over een Europees kader
voor de belastingheffing op energie.
Het dokument zal beschikbaar zijn op internet:
http://europa.eu.int/comm/economy_finance/document/econeur/beg/gope200
1_en.htm