Titel: Aanpassing van wetten in verband met de vervanging van de gulden door
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Plein 2
2511 CR DEN HAAG
Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 25 april 2001 WJB 2001-0409 MOnderwerp
Aanpassing van wetten in verband met de vervanging van de gulden door de euro (27472)
Hierbij bied ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, de nota naar aanleiding van het verslag inzake het bovengenoemde voorstel aan.
De Minister van Financiën,
27472 Aanpassing van wetten in verband met de vervanging van de gulden door
de euro. (Aanpassingswet euro)
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Inleiding
Wij hebben met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen
van de leden van de fracties van de PvdA, de VVD, het GPV en de RPF in het
verslag. We namen kennis van de opmerking van de leden van de fracties van
het GPV en de RPF dat het hier een voorstel betreft waar moeilijk bezwaren
tegen kunnen bestaan, omdat het nu eenmaal moet gebeuren. Dit laatste kunnen
wij slechts beamen. De euro doet immers op 1 januari 2002 zijn intrede als
nationale munt. De bedragen in onze wet- en regelgeving dienen op die datum
"klaar te liggen voor gebruik."
Wij zullen graag het nodige doen aan het wegnemen van het voorbehoud van de
aan het woord zijnde leden en hopen met deze nota een zo volledig mogelijk
antwoord te geven op de gestelde vragen en opmerkingen.
De nota van wijziging zal de kamer in mei bereiken, Wij hebben ervoor gekozen deze nota later toe te zenden dan deze nota naar aanleiding van het verslag. De reden is dat wij nog zoveel mogelijk actuele wijzigingen willen opnemen in het wetsvoorstel. Ook de bedragen van de boetemaxima en boetetarieven die op grond van het kabinetsbesluit van 9 maart jl. naar beneden zijn afgerond, zullen in de nota van wijziging worden opgenomen.
De voorbereiding van het wetsvoorstel
De leden van de fractie van de PvdA zouden graag een toelichting willen
hebben op het te volgen traject van de lagere regelgeving, zoals de algemene
maatregelen van bestuur en de ministeriële regelingen.
Zowel de amvb's als de ministeriële regelingen en beleidsregels hebben
inmiddels de fase van inventarisatie en omzetting van de guldenbedragen in
eurobedragen achter de rug. Bedragen in nieuwe of gewijzigde regelingen
worden vanzelfsprekend hieraan toegevoegd. De procedures van beide
regelingen lopen uiteen. De informatie en planning van beide procedures
treft u hieronder aan.
Algemene maatregelen van bestuur
Het voorstel tot aanpassing van de bedragen in de algemene maatregelen van
bestuur van alle departementen zal naar analogie van het wetsvoorstel in een
verzamel-amvb worden opgenomen. Het ligt in de bedoeling dit voorstel in de
zomer (juli/augustus), na bespreking in de ministerraad, aan de Raad van
State voor advies voor te leggen. In het nader rapport kunnen de meest
actuele gegevens dan nog worden meegenomen. De publicatie van de bedragen in
de algemene maatregelen van bestuur in het Staatsblad is voorzien voor het
najaar.
Algemene maatregelen van bestuur die niet via de verzamel-amvb worden
omgezet, bijvoorbeeld omdat zij jaarlijks geïndexeerd worden en de nieuwe
bedragen nog niet bekend zijn ten tijde van behandeling van de
verzamel-amvb, zullen door de departementen zelf tijdig worden omgezet.
Ministeriële regelingen
De bedragen in de ministeriële regelingen en de beleidsregels die de
ministeries hebben
geïnventariseerd en omgezet in eurobedragen, zullen per ministerie worden
gebundeld. In
de zomer zal een laatste check uitgevoerd worden op nieuwe en gewijzigde
bedragen. Publicatie van deze bedragen per ministerie zal naar verwachting
plaats vinden in oktober.
Ministeriële regelingen die later tot stand komen of gewijzigd worden zullen
uiteraard op een later tijdstip (voor 1 januari 2002) apart worden
gepubliceerd.
De leden van de fractie van de PvdA wilden weten of de regering een garantie
kan geven dat de juridische beroepsgroepen tijdig vóór 1 januari 2002 de
beschikking hebben over de nieuwe eurobedragen.
Ons streven is er vanaf het begin van de euro-operatie op gericht geweest de
bedragen in wet- en regelgeving zo tijdig aan te passen dat ook de
verwerking van deze bedragen in bijvoorbeeld wetboeken en geautomatiseerde
systemen op een zodanig tijdstip vóór 1 januari 2002 heeft kunnen
plaatsvinden dat beroepsgroepen er vanaf de invoering van de euro mee kunnen
gaan werken.
Om die reden heeft het kabinet in een vroegtijdig stadium de Beleidsbrief1
opgesteld met daarin de uitzonderingen op de regel dat zoveel mogelijk
technisch omgerekend dient te worden. Deze brief is in februari 2000 aan de
Tweede Kamer ter besluitvorming voorgelegd.
De verschillende juridische beroepsgroepen kunnen nu al een beroep doen op
de departementen voor informatie over de euro-bedragen in wet- regelgeving.
Hierbij geldt uiteraard het voorbehoud dat deze bedragen niet definitief
zijn.
Medewerkers van het ministerie van Justitie hebben inmiddels contact
opgenomen met juridische uitgeverijen om zich te informeren over het
tijdstip waarop en de vorm waarin het beschikbare euromateriaal kan worden
geleverd. Het overleg hierover is nog gaande.
De leden van de fractie van de PvdA vroegen ons naar het verloop van de
voorlichting over de euro. Hun aandacht gaat daarbij vooral uit naar groepen
die moeilijk te bereiken zijn en/of taalmoeilijkheden hebben, gezien de
minder goede ervaringen die zich hebben voorgedaan bij de
belastingherziening.
Het hart van de geïntegreerde euro-voorlichtingscampagne van het Nationaal
Forum voor de introductie van de euro wordt gevormd door massamediale
activiteiten voor het brede publiek en ondernemers. Om te waarborgen dat de
kwetsbare en moeilijk bereikbare doelgroepen: oudere ouderen, mensen met een
handicap (visueel, auditief en verstandelijk), etnische minderheden,
asielzoekers en dak- en thuislozen goed worden bereikt door de campagne,
zoeken de corresponderende werkgroepen constant samenwerking met de
betrokken ministeries en belangenorganisaties die de doelgroepen
vertegenwoordigen.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport neemt deel aan de
VORA-werkgroep euro en aan de werkgroepen oudere ouderen en mensen met een
handicap van het Voorlichtersforum van het Nationaal Forum. Het ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is vertegenwoordigd in de
werkgroep etnische minderheden. De coördinatie van de voorlichting geschiedt
door het ministerie van Financiën.
In samenwerking met deze organisaties worden de algemene
campagneboodschappen voor het brede publiek op maat vertaald naar de
kwetsbare groepen. Eén van de uitgangspunten daarbij is dat gebruikers de
informatie steeds op dezelfde wijze en plaatsen aantreffen, waar zij
normaliter ook gewend zijn hun informatie te halen. Voorbeelden hiervan
zijn: brochures in braille voor blinden, een cd-rom in gebarentaal voor
doven en slechthorenden, bezoeken aan etnische festivals en ondernemers,
lezingen door een etnisch promotie-team en advertenties in de
daklozenkranten.
De voorlichting aan asielzoekers over allerhande zaken die het verblijf in
Nederland betreffen vindt groepsgewijs plaats in de Opvang- en
asielszoekerscentra. Elke asielzoeker krijgt een informatiemap, waarin naast
algemene informatie ook gewenningsinformatie over de euro is opgenomen. Het
Centraal Orgaan opvang asielzoekers verspreidt van 1 juli 2001 tot de
invoering van de euro een aparte factsheet die informatie geeft over de
overgang naar de euro.
Momenteel wordt door de Nederlandsche Bank de mogelijkheid onderzocht om op
meerdere beveiligde locaties vanaf september oefensessies voor kwetsbare
groepen met de euromunten en -biljetten te houden.
De leden van de fracties van GPV en RPF vroegen wat de gevolgen zijn voor de verdere fases in het proces wanneer wezenlijke wijzigingen zouden worden doorgevoerd in het wetsvoorstel, zou de regering dan in tijdsnood komen?
Wezenlijke wijzingen die nu nog doorgevoerd worden zouden zeer grote gevolgen kunnen hebben. Zoals blijkt uit de beantwoording van de vorige vraag, is de voorlichting reeds in volle gang. Uit verzoeken aan de verschillende ministeries is gebleken dat veel bedrijven en instellingen nu reeds behoefte hebben aan de bedragen zoals zij volgend jaar in euro gaan luiden. Wijzigingen in een laat stadium zouden kunnen betekenen dat een deel van de voorlichting opnieuw zou moeten plaatsvinden.
Eventuele wijzigingen zouden ook grote gevolgen kunnen hebben op het gebied
van de automatisering. Veel tijd en geld is reeds gestoken in het euro-klaar
maken van verschillende automatiseringssystemen. Wijziging van de bedragen
kan in sommige gevallen betekenen dat het proces weer opnieuw gestart moet
worden.
De kosten van de wijziging van de boetetarieven zijn nog niet doorberekend.
De Tweede Kamer zal in een later stadium hiervan op de hoogte worden
gesteld.
De afgevaardigden van het GPV en de RPF vroegen in hoeverre wij een
verantwoordelijkheid voelen voor een tijdige aanpassing van de regelgeving
van de medeoverheden en de daaraan gelieerde organisaties, voor zover die te
laat mochten zijn met hun aanpassingen.
Mede-overheden zijn uiteraard zelf verantwoordelijk voor de aanpassing van
de eigen regelgeving. Het kabinet acht zich, met name in de persoon van de
ministers van Financiën (coördinerend minister voor de euro-invoering), van
BZK en van SZW evenwel betrokken bij de soepele invoering van de euro bij
gemeenten. Het gaat daarbij vooral om een katalyserende en faciliterende
rol, die overigens in nauwe samenwerking met de VNG wordt ingevuld.
Voorbeelden van activiteiten waarbij ruim aandacht wordt besteed aan de
aanpassing van de regelgeving (inclusief tarieven) zijn de samen met
gemeenten opgestelde handreiking strategische uitgangspunten en de
recentelijk weer georganiseerde regionale eurogemeentedagen. De Vereniging
van Nederlandse Gemeenten heeft i.s.m. de rijksoverheid bovendien onlangs
een circulaire naar de leden gezonden waarin nadrukkelijk aandacht is
gevraagd voor de juridische aspecten van de invoering van de euro. Daarbij
is een model opgenomen voor een verzamelbesluit voor het aanpassen van de
desbetreffende lokale regelgeving. Bij de omzetting wordt hetzelfde
uitgangspunt gehanteerd als bij het Rijk, dat wil zeggen zo min mogelijk
financiële consequenties voor de burgers, wat wordt bereikt door zoveel
mogelijk technisch om te zetten.
Wij hebben er daarom alle vertrouwen in dat de medeoverheden op dit punt
zorgvuldig zullen handelen.
Mocht in een enkel geval toch niet tijdig aanpassing plaatsvinden, dan
moeten vanaf 2002 de nog in regelgeving en contracten voorkomende
guldenbedragen op grond van EU-verordening 1103/97 worden gelezen als
eurobedragen volgens de officiële omrekenregels. Die verordening is in
Nederland rechtstreeks van toepassing. Tijdige omzetting van regelgeving is
echter gewenst, om verwarring te voorkomen en duidelijk te kunnen
communiceren naar burgers en bedrijfsleven.
Algemene aanpak bij omzetting
De leden van de fracties van de RPF vroegen of verwacht kan worden dat over
een paar jaar de "ongelukkige" gebroken bedragen, alsnog worden afgerond tot
hele bedragen?
Het alsnog afronden van de "ongelukkige" gebroken bedragen ligt niet in de
lijn der verwachting. Het zou in strijd met de regels van de technische
omzetting zijn om bedragen binnen een paar jaar alsnog af te ronden met als
enige reden tot een rond bedrag te komen, dat beter hanteerbaar is. Het is
evenwel mogelijk dat in het kader van een toekomstige beleidsmatige
verhoging er tevens voor gekozen wordt het bedrag mooi af te ronden, indien
de regels van deze verhoging dit toestaan.
De GPV en RPF fracties vroegen wie of wat bepaalt op welke hoogte de
zogenaamde grens- en drempelbedragen worden afgerond en welke
afrondingsregels daarbij gehanteerd worden.
In de beleidsbrief wordt aangegeven hoe met grens- en drempelbedragen wordt
omgegaan. Grens- en drempelbedragen zijn afgerond indien de
uitvoeringspraktijk dit vergt en burgers of bedrijven daarvan geen
financieel nadeel van enige omvang zouden kunnen ondervinden. Dit laatste
wordt onder andere bereikt door geen te betalen of te ontvangen bedragen af
te ronden. In de beleidsbrief staat tevens aangegeven dat er geen afronding
plaatsvindt indien de burgers daardoor aanspraken zouden kunnen verliezen.
Waar afronding heeft plaatsgevonden zal dit derhalve hebben geleid tot een
gelijkblijvende of vergrote kring van rechthebbenden. Een vergroting zal
echter in alle gevallen slechts marginaal zijn, dit mede met het oog op het
ook voor de overheid budgettair neutraal laten verlopen van de
omzettingsoperatie. Dit wordt bewerkstelligd door de afrondingsverschillen
zo klein mogelijk te houden.
De leden van de Partij van de Arbeid wilden graag informatie over een aantal
te indexeren bedragen. In de eerste plaats gaat het hen om de boetetarieven.
Wat de boetetarieven betreft, vindt dit jaar een indexering plaats van 3,5%. Een volgende indexering is voorzien voor 2004. Naar aanleiding van het besluit in de ministerraad van 9 maart jl. worden de aanpassingen van de boetetarieven aan de euro opnieuw vastgesteld. Zodra hierover
besluitvorming heeft plaatsgevonden, zal de Tweede Kamer worden
geïnformeerd.
De griffierechten in civiele en handelszaken zijn voor het laatst
geïndexeerd begin 1997. Een nieuwe aanpassing is voorzien voor dit jaar De
omzetting van deze bedragen zal, na indexering, technisch geschieden.
Indexering van de bedragen voor alimentatie gebeurt jaarlijks in november op
basis van het prijsindexcijfer; voor de rechtsbijstand eenmaal per half jaar
per 1 juli en 1 januari.
De leden van de VVD-fractie vroegen waarom in het wetsvoorstel in paragraaf
4.3 en in hoofdstuk 3 niet wordt gesproken over aanpassingen op het terrein
van speelautomaten.
In de beleidsbrief is een specifieke beleidsbeslissing voorgelegd op het
terrein van de speelautomaten. Bij speelautomaten mag de maximale inzet per
spel thans niet meer bedragen dan één kwartje. Voorgesteld is om in verband
met de invoering van de euro te kiezen voor een maximuminworp van 20
eurocent. De redenen voor deze keuze zijn in de beleidsbrief uiteengezet.
Deze beleidsbeslissing heeft gevolgen voor het Speelautomatenbesluit 2000,
dat is gebaseerd op de Wet op de Kansspelen. In de Wet op de Kansspelen is
echter niet de minimuminzet per spel opgenomen, maar uitsluitend de
mogelijkheid deze inzet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast
te stellen. De Wet op de Kansspelen behoeft in dit verband dus geen
aanpassing.
Door de leden van de VVD werden wij gewezen op een onjuistheid in de memorie
van toelichting. De door hen aangehaalde passage in paragraaf 4.3 dient als
volgt te worden gelezen: "Voorgesteld wordt om in afwijking van het onder b
gestelde in en overeenstemming met het in paragraaf 4.2 onder c gestelde,
maximum boetes na omzetting rekenkundig af te ronden op hele euro's".
De leden van de VVD-fractie zouden graag een toelichting ontvangen omtrent
het feit dat er in de wet niet meer terug wordt gekomen op de punten
fiscaliteit en eigen bijdrage terwijl deze wel in de beleidsbrief worden
genoemd. Zijn er nog andere punten die wel in de beleidsbrief genoemd worden
maar niet in de wet terugkomen?
In de beleidsbrief wordt getracht een overzicht te geven hoe de regering te
werk wil gaan bij de aanpassing van alle wet-en regelgeving en welke
beleidsbeslissingen daarbij zijn genomen. Het wetsvoorstel heeft slechts
betrekking op gulden-bedragen in de Nederlandse wetten in formele zin.
Aanpassing van de fiscale wet- en regelgeving aan de invoering van de euro
volgt, zoals is aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 7 april
19992, in een apart wetgevingstraject. Het desbetreffende wetsvoorstel zal
in september aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Daarmee kan dit
wetsvoorstel worden gecoördineerd met het Belastingplan 2002. Overigens
bevatten de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964
reeds in euro luidende bedragen.
Ook bedragen uit lagere regelgeving staan wel genoemd in de beleidsbrief,
maar zijn niet in het wetsvoorstel opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn: de
eigen bijdrage in de thuiszorg, de intramurale eigen bijdragen (worden
genoemd in bijdrage-besluit Zorg en bijdrage-regeling Zorg) en de tarieven
uit het speelautomatenbesluit. Deze zullen bij (verzamel-)AMvB of
ministeriële regeling gewijzigd worden. Ook de huursubsidie die expliciet in
de beleidsbrief wordt genoemd, is niet in het wetsvoorstel opgenomen. De
huursubsidiebedragen zullen op een ander tijdstip (1 juli 2002) worden
aangepast, volgens de hoofdregel uit de beleidsbrief (technisch omrekenen).
De leden van de fracties van RPF en GPV wilden van de regering weten waarom de aanpassing van de boetemaxima in euro plaatsvindt door de huidige bedragen te delen door twee, wat neerkomt op een verhoging van 10%. Waarom wordt er op het terrein van Sociale Zaken van de beslissing van boetebedragen afgeweken en wel weer consequent de hoofdregel toegepast?
In de beleidsbrief is uiteengezet wat de motivering is om de genoemde omzettingsberekening toe te passen op de boetemaxima. Inmiddels heeft op basis van het kabinetsbesluit van 9 maart jl. een herberekening van deze boetemaxima en de bedragen die hiervan afgeleid zijn, plaatsgevonden, waarbij de bedragen naar beneden afgerond zijn na technische aanpassing aan de euro. De aldus verkregen boetebedragen zullen in de nota van wijziging die de Kamer binnenkort kan verwachten, worden opgenomen. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had reeds haar boetebedragen technisch omgezet, deze bedragen behoeven niet veranderd te worden.
Ter informatie volgen hier de maximumbedragen in de verschillende
boetecategorieën van artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht. Ter
vergelijking zijn de bedragen opgenomen, zoals voorgesteld in de
Beleidsbrief.
Categorie Guldens in euro's cf %-verschil Nieuw %-verschil
beleidsbrief voorstel
Eerste 500 250 + 10 % 225 - 1%
Tweede 5 000 2 500 + 10 % 2 250 - 1 %
Derde 10 000 5 000 + 10 % 4 500 - 1 %
Vierde 25 000 12 500 + 10 % 11 250 - 1 %
Vijfde 100 000 50 000 + 10 % 45 000 - 1 %
Zesde 1 000 000 500 000 + 10 % 450 000 - 1 %
Zoals ook in de Beleidsbrief is uiteengezet, gaat het om maximumbedragen die
gemakkelijk te onthouden moeten zijn. De daadwerkelijk opgelegde boeten
liggen veelal (aanzienlijk) onder het maximum.
Budgettaire gevolgen en gevolgen voor de burger
De leden van de PvdA-fractie vroegen of er een inschatting te maken is van
de financiële effecten van de afgeronde bedragen voor zowel de overheid, het
bedrijfsleven als de burger. Ook de leden van de GPV en RPF fracties vroegen
naar de kosten voor het Rijk in verband met de afrondingen en naar de
eventuele gevolgen hiervan voor de rijksbegroting.
Voor de Rijksoverheid is het uitgangspunt dat de invoering van de euro een financieel neutraal effect zal hebben zowel voor burger en bedrijfsleven als voor de overheid. Bij de omzetting van bedragen wordt het uitgangspunt uit de beleidsbrief gehanteerd. In deze brief wordt in paragraaf B6 ingegaan op de financiële gevolgen van afronden. Hoofdregel is dat bedragen zoveel mogelijk technisch worden omgerekend van de gulden naar euro en dat er waar mogelijk niet ten nadele van de burger of bedrijfsleven zal worden omgerekend. Zeer beperkte financiële gevolgen kunnen optreden bij de omzetting van kleine bedragen waar om uitvoeringstechnische redenen afronding wordt voorgesteld op hele euro's of eurodubbeltjes. Vergelijkbare effecten kunnen optreden in die gevallen waarin bestaande wettelijke afrondingsregels zijn gehandhaafd. Deze gevolgen kunnen zowel positief als negatief zijn voor de burger en het bedrijfsleven.
Een waterdichte garantie dat in individuele gevallen geen nadeel wordt
ondervonden is evenwel niet te geven.
Dat de overheid de nakoming van haar beloften met betrekking tot gevolgen
voor de burger serieus neemt kan ook afgeleid worden uit de veranderingen
van de boete-maxima in het Wetboek van Strafrecht, waarbij, om alle schijn
van nadelige gevolgen voor de burger/wetsovertreder weg te nemen, de
regering besloten heeft de schijnbare verhoging niet door te laten gaan.
Wat betreft de financiële gevolgen voor de rijksoverheid kan gemeld worden
dat zowel bij de afronding op hele euro's, als bij de handhaving van
bestaande afrondingsregels de budgettaire effecten per regeling voor de
overheid zodanig zijn - meest in de orde van grootte van enige duizenden,
soms enige tienduizenden guldens- dat zij binnen de bestaande budgetten van
de departementen kunnen worden opgevangen, aanpassing van de Rijksbegroting
zal dan ook niet nodig zijn.
De leden van de PvdA fractie vroegen ons op termijn een inschatting te maken
van de effecten die een verhoging van de competentiegrens in civiele zaken
op de toeloop bij de kantonrechter kan hebben.
Het Wetenschappelijk onderzoek- en documentatiecentrum (WODC) onderzoekt de
gevolgen van de competentiegrensverschuiving die per 1 januari 1999
plaatsvond. Toen gingen handelszaken met een financieel belang tussen f. 5
000,- en f 10 000,- over van de rechtbank naar het kantongerecht. Op basis
van de huidige onderzoeksresultaten van het WODC kan worden afgeleid dat bij
de hogere competentiegrens van de kantonrechter na invoering van de euro er
zo'n 1400 zaken bij de rechtbank zullen verdwijnen die terecht komen bij de
kantonrechter. Op basis van de voorlopige resultaten van het lopende
onderzoek van het WODC kan bovendien rekening worden gehouden met een
aanzienlijke "aanzuigende werking" vanwege de lagere drempel bij de
kantonrechter. De inschatting van de onderzoekers is dat het aantal zaken
voor de kantonrechter zo'n 50 tot 100% hoger zal liggen dan de te verwachten
1400 zaken en uit zal komen tussen 2100 en 2800.
De leden van de VVD fractie vroegen of de regering kan toelichten of er al
zicht is op eventuele cumulatie van effecten en of de regering zou kunnen
toelichten welke maatregelen zij denkt te nemen indien er substantiële
koopkrachteffecten optreden.
De invoering van de euro binnen de Nederlandse wet- en regelgeving zal
(zoals reeds eerder vermeld) zoveel mogelijk budgettair neutraal verlopen,
met daarbij als hoofdregel dat de burger nauwelijks tot geen (financieel)
nadeel van de omzetting naar de euro mag ondervinden. Eventuele
(gecumuleerde) effecten op bijvoorbeeld de koopkracht zullen dan ook (indien
aanwezig) naar verwachting marginaal en positief voor de burger zijn. Met
het oog op de geringe omvang en het voordeel voor de burger van deze
eventuele effecten, heeft de regering het niet nodig geacht met betrekking
tot deze effecten maatregelen te treffen.
Opzet van het wetsvoorstel en memorie van toelichting
De PvdA-fractie heeft ons de vraag gesteld of het mogelijk is dat er nog bedragen worden afgerond die niet vermeld zijn in de beleidsbrief.
Wij gaan ervan uit dat dit slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan voorkomen. Bij alle ministeries heeft in het begin van de omzettingsoperatie een inventarisatie plaatsgevonden van de aan te passen bedragen in wetten, amvb's en ministeriële regelingen. Bij de omzettingen van de bedragen is uitgegaan van de door de ministeries van Financiën en Justitie opgestelde vuistregels. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de aanpassing van de guldenbedragen in eurobedragen in principe een technische is. Als er toch afrondingen moeten plaatsvinden, dan is een goede motivering nodig waarom de afronding plaatsvindt en waarom in de voorgestelde mate. Deze uitzonderingen op de regel van technische omzettingen zijn destijds bijeengebracht in de beleidsbrief die begin februari 2000 naar de Tweede Kamer is gestuurd en waarover de vaste Kamercommissie van Financiën en van Justitie met de ministers van Financiën en van Justitie op 29 juni 2000 een algemeen overleg hebben gevoerd. Mocht het zo zijn dat er toch nog bedragen zijn die afgerond moeten worden, bijvoorbeeld in nieuwe of te wijzigen wet- of regelgeving of omdat ze om de een of andere reden niet meegenomen zijn in de inventarisatieronde, dan zullen wij tijdig een aanvulling op de beleidsbrief aan de Tweede Kamer doen toekomen. De regels en uitzonderingen uit de beleidsbrief zullen uiteraard van toepassing blijven.
De leden van de PvdA-fractie hadden ook nog enkele vragen over het gebruik
van eurobedragen in nieuwe wetgeving en de vormgeving van de
begrotingsvoorbereiding 2002.
Op de vragen van de PvdA-fractie of nu al in nieuwe of gewijzigde wetgeving
bedragen in euro worden opgenomen, luidt het antwoord bevestigend. Het
ijkpunt voor de invoering van de euro ligt voor de overheid, en dus ook voor
bedragen in wet- en regelgeving, op 1 januari 2002. Dat betekent in theorie
dat bij inwerkingtreding van wetgeving na 1 januari 2002 alle bedragen in
euro's luiden en bedragen van wetgeving die daarvóór, in 2001, in werking is
getreden, in guldens. Dat kan betekenen dat wetgeving die in 2001 in werking
is getreden per 1 januari 2002 alweer moet worden aangepast. Wij zijn van
mening dat dit een omslachtige procedure is. Om te voorkomen dat er dubbel
werk wordt gedaan, heeft de Juridische Interdepartementale Werkgroep Euro
(JIWE) gekozen voor een praktische oplossing. Deze komt er in het kort op
neer dat bedragen in een nieuwe of nieuw op te stellen regeling in euro
worden vastgesteld. Voorwaarde daarbij is dat de regeling voor onbepaalde
tijd gaat gelden en dat deze na 1 januari 2001 in werking treedt. Bij of
krachtens de regeling worden tevens equivalente bedragen in guldens
vastgesteld tot 1 januari 2002.
Met betrekking tot de begrotingsvoorbereiding kan het volgende gemeld
worden:
Op Prinsjesdag 2001 zullen de departementale ontwerpbegrotingen 2002,
conform het communicatie-uitgangspunt zoals dat door de Ministerraad is
vastgesteld, geheel in euro worden ingediend. Er zullen dan geen
guldenbedragen meer in de begroting voorkomen (zie ook de brief van de
Minister van Financiën, d.d. 20 mei 1999, kamerstuk 26 200, nr. 37). De
begrotingen hebben immers betrekking op 2002.
De ambtelijke en bestuurlijke voorbereiding van de ontwerpbegroting 2002, de
Miljoenennota 2002 en de overige stukken vindt nog geheel in guldens plaats.
De belangrijkste reden hiervoor is dat de onderliggende
(begrotings)administraties tot eind 2001 alleen guldeninformatie bevatten.
Na besluitvorming over de begrotingen in de Ministerraad zullen de
departementale ontwerpbegrotingen worden omgezet van gulden naar euro. Deze
worden achtereenvolgens aangeboden aan de Raad van State en de
Staten-Generaal.
Eind december 2001 (of begin januari 2002) zullen alle
(begrotings)administraties binnen de rijksoverheid worden geconverteerd van
gulden naar euro.
Geldboetecategorieën wetboek van strafrecht
De leden van de GPV- en de RPF-fractie vroegen naar de argumenten voor
verhoging van de boetemaxima.
Wij verwijzen deze leden naar de aanpassingen die inmiddels hebben
plaatsgevonden naar aanleiding van het kabinetsbesluit van 9 maart jl. Een
en ander wordt uitgewerkt in de nota van wijziging op dit wetsvoorstel die
de Kamer binnenkort zal bereiken. Een gewijzigd voorstel voor de
boetecategorieën in het Wetboek van Strafrecht is eerder ook in deze nota
opgenomen.
Voorts signaleerden deze leden een onjuist bedrag in het hoofdstuk Justitie.
Dit bedrag is inderdaad niet juist weergegeven en zal bij nota van wijziging
worden gecorrigeerd.
De leden van de fracties van GPV en RPF vroegen of de minimumboete, in het
aanhangige voorstel nog op 5 euro, maar volgens het voorstel in de nota van
wijziging op 2 euro gesteld, niet in zijn geheel kan worden geschrapt.
Tevens vragen zij naar de omvang van de mogelijke financiële opbrengst van
de omzetting van de boetebedragen.
Het strookt niet met de systematiek van het Wetboek van Strafrecht om het
strafminimum af te schaffen. Er is voor gekozen om één algemeen strafminimum
te hebben en per delict bepaalde strafmaxima. De minimale geldboete is thans
5 gulden. Het voorstel is daarvan 2 euro te maken. De minimale
vrijheidsstraf is één dag. Het zou tegen de systematiek ingaan indien de
minimumstraf geheel zou komen te vervallen.
De opbrengst van de boetetarieven zal na bijstelling in de zin van het
kabinetsbesluit van 9 maart jl. in een later stadium aan de Tweede Kamer
worden voorgelegd
De leden van de VVD-fractie hebben ons een nadere motivering gevraagd voor
de stelling dat het beslag op celcapaciteit voor vervangende hechtenis zal
verminderen.
Deze vermindering was het gevolg van de afronding van de bedragen in artikel
24 c Wetboek van Strafrecht, zoals nu nog vermeld in het wetsvoorstel. In de
nota van wijziging die de Kamer binnenkort tegemoet kan zien, zijn deze
bedragen naar aanleiding van de bijstelling van de boetemaxima op grond van
het kabinetsbesluit van 9 maart jl. eveneens aangepast. Het beslag op
celcapaciteit zal derhalve niet verminderen.
Afronding
De leden van de VVD-fractie vroegen zich af of de aanpassing van de
afrondingseenheid gevolgen heeft voor het aantal ziekenfondsverzekerden.
Artikel 3a, derde lid, van de Ziekenfondswet, bepaalt nu ten aanzien van de
loon- en inkomensgrenzen dat deze worden afgerond op een veelvoud van f 100.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt voor om de
afronding met ingang van het jaar 2002 om zetten in EUR 50. Afronding op EUR
50 naar boven benadert de huidige regeling het meest. Het verschil tussen
een afronding op f 100 en een afronding op EUR 50 (x koers 2,20371 = f 110)
bedraagt f 10,-.
Voor wat betreft de loon- en inkomensgrens Ziekenfondswet geldt dat nu ook
al wordt afgerond, waardoor bepaalde personen net wel of net niet binnen het
systeem vallen. Dit is inherent aan dit systeem. In theorie is het mogelijk
dat iemand door het afrondingsverschil van f10,- net wel of net niet recht
heeft op ziekenfondsverzekering. Het gaat hierbij echter om dusdanig kleine
getallen dat effecten hiervan, zowel in aantallen verzekerden als kosten,
nauwelijks meetbaar zijn.
De systematiek bij het bepalen van de loon- en inkomensgrenzen in de
Ziekenfondswet voor het jaar 2002 is als volgt:
* Uitgangspunt is de onafgeronde loon- / inkomensgrens voor het jaar 2001
* Loon- / inkomensgrens wordt geïndexeerd voor het jaar 2002
* Dit geïndexeerde onafgeronde guldenbedrag wordt technisch omgezet naar
euro's
* Het technisch omgerekende euro-bedrag wordt afgerond op 50 euro naar
boven.
In de toelichting van de regeling zal de omzettingssystematiek worden
beschreven en tevens het guldenbedrag (euro loon- / inkomensgrens voor het
jaar 2002 technisch omgerekend naar een onafgerond gulden bedrag) worden
vermeld.
Conclusie kan zijn dat deze wijze van omzetting gunstig is voor de burger.
Er zullen geen mensen zijn die eerst binnen de grenzen van de wet vielen en
na omzetting daarbuiten.
De Minister van Financiën,